Vandaag is de laatste dinsdag dat we in Karpathos zijn, de tijd ging snel en we proberen deze week nog nuttig in te vullen. Dat betekent dat we eerst gaan koffie drinken π. Takis zit buiten op het bankje en ziet ons aankomen, hij roept alvast naar Kathy dat ze koffie voor ons moet maken. ‘Waar is je man?’, zegt ze verbaasd. Ik kijk achter me een lege straat in. ‘Daarnet liep hij nog achter me’, antwoord ik net zo verbaasd. Takis en Minas vinden het grappig en beduiden dat ik lekker moet gaan zitten, maar Kathy heeft iets voor me en ik moet even mee naar binnen komen. Ze was vanmorgen bij de bakker voor die koekjes met sesamzaad en toen zag ze Koulouri en dat heeft ze voor ons meegenomen. Koulouri is een broodring die normaal gesproken met Pasen wordt gegeten, maar nu lag het er ook. Kathy legt uit dat ik de ring door moet snijden en alleen met boter hoef te besmeren. Ik ben benieuwd.
De mannen buiten roepen me en zeggen dat Jan me zoekt. Ik kan me niet voorstellen dat dat zo is, want hij gaat er vast vanuit dat ik hier ben. Jan staat naar de veerboot te kijken die net aangekomen is en voegt zich even later bij me. Kathy brengt ons koffie (van Takis natuurlijk) en vertelt dat het morgen naamdag is van Sint Nicolaas (Agios Nicolaos). Er is dan iets te doen in het kapelletje op de rots en daarna komt iedereen naar de haven voor het vervolg van de ceremonie. We moeten beslist gaan kijken, want het belooft heel leuk te worden. We worden morgen tussen 10:30 en 11:00 verwacht π.
Als we na de koffie richting de haven lopen, komt Dino net de straat in. ‘Poe iene ta Palamidi?’, vraag ik heel stoer in het Grieks. Hij wijst naar zijn auto en zegt iets. Ik maak het internationale gebaar voor betalen, door met mijn duim en wijsvinger over elkaar te wrijven. Nu loopt hij met ons terug naar de auto en maakt de kofferbak open. ‘Mikro’, geef ik aan, een kleine dus. We krijgen een mooie vis in een blauwe plastic zak en hij gooit de kofferbak weer dicht. ‘Hoeveel is dat?’, vraagt Jan, maar Dino wil er niets van weten en wuift ons commentaar weg. Daar moeten we nog iets op bedenken binnenkort.
Thuis eten we de broodjes van Kathy, die een beetje lijken op brioche. Het is lekker, vooral met een heel klein beetje kersenjam. Na het ontbijt kijken we op Pindat en vergelijken de routes met de wegenkaart die voor ons ligt. We schrijven wat suggesties op van dingen die we nog kunnen gaan bekijken of routes die we kunnen rijden. Genoeg ideeën voor de komende week.
Het zonnetje schijnt lekker als we richting Aperi rijden en Jan heeft zelfs zijn korte broek aan. We rijden een andere weg, zodat we bovenin Aperi uitkomen en vanaf daar lopen we een rondje door het bovenste gedeelte van het dorp. We bezoeken een kapelletje en lopen door de kleine straatjes tussen de huizen door. Daarna rijden we naar beneden en parkeren naast de kerk. De deur is niet op slot en stilletjes lopen we naar binnen. Deze kerk is bijzonder mooi gedecoreerd en twee jaar geleden waren ze bezig met het schilderen van de ikonen. Dat gebeurt met de hand en het is echt een monnikenwerk. Nu is het schilderwerk af en het is heel mooi geworden. De papas is inmiddels in de kerk verschenen en ik voel me genoodzaakt om uit te leggen wat we in zijn kerk doen. Ik vertel het hele verhaal in het Engels en hij knikt af en toe. Wanneer ik eindelijk mijn mond hou zegt hij ‘Sorry, geen Engels.’ Ik zeg dus maar: ‘blepo’ wat zoveel betekent als ‘ik kijk’ en dat vindt hij prima.
Na de bezichtiging lopen we omhoog richting het dorp, langs een kafenion. De deur is niet afgesloten, dus ik loop naar binnen maar dan zie ik iemand die heel druk bezig is om met een schuurmachine alle stoeltjes op te schuren. Die koffie kan nog wel even wachten.
We lopen verder langs een schitterend pand. Vroeger was dit een taverne, maar nu staan de stoeltjes op elkaar gestapeld in een hoek van het terras en het serviesgoed ligt in dozen naast de deur, het meeste is kapot. Jammer dat het zo verwaarloosd is, want het is echt een prachtige locatie. Na de ex-taverne gaan we een trappetje af naar een kapelletje. Jan kijkt even binnen en ik vermaak me met het achterterras van de taverne. Als ik weer boven bij de weg ben, komt Jan naar me toe en zegt dat het kapelletje op slot zit. De deur die hij open deed was van een soort ‘bezemkast’. ‘De sleutel hing er wel en die paste ook, maar de deur ging niet van het slot.’ Ik stel voor om ook even te kijken en reageert met ‘Dat verwachte ik wel’. Hij kent me duidelijk langer dan vandaag. Ik pak de sleutel die Jan aanwijst en steek hem in het slot. Ik draai hem een slag naar rechts, maar er gebeurt niets. Daarna draai ik hem twee slagen naar links en nu gaat de deur open. Ik vind het altijd leuk als het niet vanzelf gaat, een soort real life escape spel.
We rijden verder, langs het klooster dat nog steeds of alweer dicht zit en daarna slaan we rechtsaf en rijden langs het museum. Het is een smal weggetje met veel bochten en zodra we in het dorp zijn wordt het een geplaveide weg. Ik verwacht telkens dat er ineens wat treden in de weg zitten, maar dat valt mee. We parkeren de auto nu in voor het centrum van Pyles en lopen daar een rondje. Aan het eind van ons rondje, als we bijna bij de auto zijn, zie ik minstens twee mannen ergens boven ons op een terrasje zitten. ‘Misschien is het wel een kafenion?’, zeg ik tegen Jan. Ik loop de trap op om het te vragen, terwijl Jan afwacht of ik niet gewoon bij iemand de huiskamer binnenloop. Het blijkt inderdaad een kafenion en we zijn van harte welkom. De mevrouw spreekt goed Engels en vraagt ons waar we vandaan komen en waar we verblijven en zo. De meneer laat zien hoe goed zijn hond is afgericht, hij springt op zijn been als hij er op tikt, hij gaat zitten, liggen en eet zijn koekje pas op als het mag. En dat alles alleen met gebaren en zacht gepraat. Na de voorstelling doen we een rondje museum, het is gesloten maar we kunnen wel in een schuurtje kijken en door de tuin lopen. We lopen door tot de windmolen en daarna gaan we weer terug naar de auto. Het is inmiddels een aangename 23 graden met weinig wind.
Nu komen we langs het Karpathos Art Centre, waar een bord ‘Free Enter’ bij staat. Er staat een grote, metalen ton in de ingang, maar die kan ik makkelijk aan de kant schuiven. Het is een huis met een grote tuin, waar van allerlei kunst te zien is. Dat varieert van beschilderde gipsbetonblokken tot beschilderde schijfcactussen en bloempotten. Het geheel ziet er behoorlijk verwaarloosd uit, maar we herinneren ons dat het blauwe graf in Pagadia van een kunstenaar van Karpathos Art Centre was, dus wellicht is dat de reden. Het huis is van binnen nog geheel ingericht en heeft een prachtig uitzicht over het dal. Jammer dat het zo in verval raakt.
We rijden verder naar Stes en volgen het bord Kentro, wat Centrum betekent. Het is een leuk weggetje met aan weerszijden een muurtje van gestapelde keien, dat wit geschilderd is. In het dorp is de asfaltweg ook beschilderd en we zien overal wijngaarden. Behalve de deur van de kerk is er weinig te zien en daarom rijden we door richting Kallenes of zo. We komen bij restanten van windmolens en rijden over een keurig asfaltweggetje tussen pijnbomen door. Op dit weggetje kom je liever geen tegenligger tegen, maar dat gebeurt nu ook niet. Wanneer je tussen de bomen door kijkt zie je een hele ris bijenkasten staat in allerlei vrolijke kleuren. Ineens is er een lelijk gat in de weg en daarna is de weg even wat slechter, alsof het geld op was en ze de verbetering van de infrastructuur moesten staken. Het stuk weg door Volada is wel druk en daar moeten we regelmatig aan de kant, zelfs voor een grote touringcar. Het is inmiddels wat bewolkt geworden en de temperatuur is gezakt naar 19 graden, maar het is nog steeds droog. We krijgen wel trek, dus koersen we richting ons appartement voor de lunch. Daarna is het tijd om te ontspannen, want dat is ook belangrijk in de vakantie.
De middag brengen we rustig door met een boek. Ik veeg nog even het trappenhuis uit, tot ik er achter kom dat ik alles naar beneden veeg en dat er na onze entree nog veel meer trappen naar beneden gaan. Die ga ik niet allemaal vegen, dus ik bied hierbij vast mijn excuus aan aan degene die hier beneden de trap moet schoonhouden.
’s Avonds staat operatie Palamida gepland. Ik ga enthousiast aan de slag, maar ik ben niet helemaal zeker of ik de vis wel goed schoon heb en daarom ga ik op zoek naar Hilde. Ik vraag haar of ze even naar mijn vis wil kijken en ik zie aan haar blik dat ze niet tevreden is. ‘Het is een tonijn’, zegt ze, ‘en die kun je beter goed schoonmaken.’ Ze neemt mijn mes van me over en snijdt behendig de kop en de staart eraf en begint dat de tonijn te fileren. ‘Dit moet er ook af’, zegt ze terwijl ze de donkere stukken vlees weg snijdt. Binnen korte tijd heb ik vier keurige filets liggen. ‘Wacht even’, zegt ze en dan is ze verdwenen. Ze komt terug met een klein flaconnetje sojasaus, een bakje sesamolie en een kruidenmengsel van sesam, peper en zout. Daar moet ik de tonijn mee insmeren en dan kort bakken in de pan. Ik bedank haar uitvoerig en ga aan de slag.
De tonijn met sojasaus en sesam combineert prima met de volkorenpasta die ik gepland had en zo hebben we weer een prima maaltijd.
Geschreven door Hazenreizen