Vannacht is het behoorlijk tekeer gegaan, fikse regen en harde wind. Niet dat ik er iets van gemerkt hoor, want ik sliep. Als ik opsta en door de deur van het terras naar buiten kijk, zie ik een struik op het terras die er gisteren nog niet was; het blijkt onze yucca te zijn die omgevallen is. Alles is nat buiten, er is geen stukje van de straat meer droog en op de platte daken staan grote plassen. Ook onze bank en de kussen zijn zeiknat. Jan vroeg gisteren of hij ze binnen moest halen, ondanks het feit dat er geen regen werd voorspeld. ‘Laat dan maar liggen’, antwoordde ik, mijn fout dus. Thuis vertrouw ik ook nooit op die stomme weer app en hier laat me dan in een onbewaakt ogenblik misleiden. Dat was voorlopig de laatste keer.
Onderweg richting de haven zien we omgewaaide stoelen, vuilniszakken die uit hun bak zijn gewaaid, batterijen van de kerstverlichting die op straat liggen en iemands joggingbroek waar de wasknijpers nog aanzitten, kortom: het heeft wel een beetje gespookt vannacht.
Bij Katharina zit iedereen binnen en wij dus ook (zelfs Takis zit binnen en dat zegt wel wat). Na de koffie stappen we in de auto om naar Arkassa te gaan, daar is een multicache verstopt waar we graag naar willen kijken. Ik ben alweer de wegenkaart vergeten mee te nemen, maar gelukkig kent Jan de meeste wegen wel op het eiland. We worden nog eens getrakteerd op een regenboog, een kleine dit keer en dan komt Menetes in zicht. Aan het begin van het dorp staat een zuurstokroze huis met groene kozijnen en daarna volgen diverse lavendel blauwe en okergele huizen, het is een heel kleurrijk dorpje. Terwijl het lieflijke dorp aan onze ogen voorbij trekt, horen we ineens een enorm lawaai onder de auto uit komen. Jan rijdt nog een stukje naar voren, dan een stukje naar achteren, weer naar voren, maar het lawaai blijft. Hij stapt uit en haalt een lege watercontainer uit de wielkast rechts voor. Het waait namelijk nog steeds flink en af en toe wordt er was vuilnis over de weg geblazen.
We rijden nu tussen de bergen door die een barrière vormen tussen het oostelijk en het westelijk deel van het eiland. Aan beide kanten zien we de ruige bergen, waar toch weer wat groen opkomt af en toe. We krijgen zicht op de zee en voelen dat de wind hier nog krachtiger is. Voordat we onze weg vervolgen, nemen we eerst de afslag naar Aghios Mamas, een van oudste kapelletjes hier. Gewoon om even te kijken of alles nog in tact is. Het spierwitte koepelvormige kapelletje komt al in zicht en ook het betonpad dat omhoog slingert naar de weg en beschilderd is met witte bloemen. We stappen uit en lopen het pad af, het deurtje van het kapelletje is nog kleiner dan ik me kan herinneren. Ik zie nog zo voor me hoe Jan Kwakernaak de hele deuropening vulde toen hij hier gebukt naar binnen ging, maar nu vul ik ook bijna de hele deuropening. Is het deurtje nu kleiner geworden? Of ben ik misschien …? Oke, dat laten we even in het midden. Volgens mij stond er buiten het kapelletje altijd een groot doopvont, maar dat is er niet meer. Verder is Aghios Mamas nog net zo schattig als vroeger. Misschien heb je het al een keer gelezen in één van mijn eerdere blogs, maar weet je waarom die deurtjes vroeger zo klein waren? Inderdaad! Iedereen die binnenkwam moest dan gebukt naar binnen met zijn hoofd eerst. Wanneer het een vijand was kon je dan heel makkelijk zijn hoofd eraf hakken.
We vervolgen onze weg en slaan rechtsaf, het begint zachtjes te regenen, maar de zon schijnt ook voluit. Er is een heftige branding aan deze kant van het eiland en het is fantastisch om te zien hoe de enorme golven tegen de rotsen beuken.
We nemen de afslag naar Finiki, dan direct aan zee ligt. Het water spoelt hier over de kade en de grote golven slaan met gemak over de golfbrekers heen die de haven moeten afschermen. We worden welkom geheten door twee honden, een dikke, luie, zwarte en een schraaie, bruine, blaffende, die ik niet gerust kan stellen. Aan het eind van het straatje is de ‘boulevard’, waar restaurantjes zitten (in het hoogseizoen) en waar het strand zou moeten zijn. Het strand is nu verdwenen en als stille getuige staat er nog iets van een pergola midden in het water. Ik hoor een klagelijk gemiauw en zie kleine kittens die natte pootjes krijgen. Een iets oudere cyperse poes komt aanrennen en vraagt om aandacht, dus ik ben even druk met praten tegen iedereen, kopjes in ontvangst nemen en vachtjes aaien. Dan lopen we door, omhoog naar het kapelletje waar we laatst ook waren. De cyperse poes en één van de kittens lopen vrolijk met ons mee. Ze rennen langs je omhoog, schieten tussen je benen door en proberen aan alle kanten om je te laten struikelen. Af en toe wordt er één door Jan op de neus van zijn schoen genomen, maar het scheelt ze niets, ze wijken niet van onze zijde. Nu wordt het klauteren, want we moeten de berg op naar de rotspunt die boven het haventje uitsteekt. Met de poesjes in ons kielzog beginnen we aan de klim. De cyperse haakt op een gegeven moment af en miauwt heel hard, alsof hij ons wil vragen terug te keren. Sorry poes, we komen staks wel weer naar beneden. De kleine klautert of zijn leven ervan afhangt en soms draag ik hem een poosje uit eigen belang, om te zorgen dat ik mijn nek niet breek over dat kleine mormel. Het uitzicht is schitterend, want je hebt hier een prachtig, wijds uitzicht over de ruige zee.
De cache is behoorlijk lastig, want alle rotsen en stenen lijken op elkaar. Zonder spoiler foto waren we er helemaal niet uitgekomen. Met behulp van de foto vindt Jan de eerste aanwijzing: Z=777. Nu krijgen we een som waarbij we dan X en Y moeten uitrekenen en daarna moeten we die gegevens invullen in een coördinaat. Mijn opschrijfboekje en mijn pen liggen nog in de auto, samen met mijn telefoon. We zitten dus op de top van een rots, het waait hard, er loopt een kitten steeds over je schoot, over je armen of over je hoofd en je hebt maar één telefoon waar je op verschillende tabbladen dingen moet uitzoeken en invullen. Tegen de tijd dat we het coördinaat hebben ingevuld, waarschuwt Jan me dat het zo gaat regenen. We moeten dus naar beneden. Zodra we beginnen te lopen, begint het ook te regenen. Ik stop de kitten in mijn jas en rits hem helemaal dicht. Blijkbaar vindt ze dit prettig, want ik voel het lijfje ronken tegen mijn borstkas.
Beneden lever ik het poesje weer af bij haar of zijn broertjes en zusjes en we rennen naar de auto, omdat het inmiddels flink hard regent. We rijden terug naar huis en kunnen daar nog even genieten van een prachtige, grote regenboog.
We sluiten de dag af bij Ellinikon met artisjokken en lamsbout.
Geschreven door Hazenreizen