Zo, dat is even afzien, om 6 uur opstaan in de vakantie. Zeker omdat ik nogal een onrustige nacht had, bang om me te verslapen ondanks dat ik de wekker had gezet. Het voordeel is dat het heel rustig is op de weg, maar het is ook heel erg donker.
Om 7 uur arriveren we in de haven van Volos. Na alle opties tegen elkaar te hebben afgewogen (bus, taxi of auto) zijn we toch met onze auto hierheen gereden en parkeren gewoon bij de haven. We gaan met onze koffie op het voordek zitten en zien hoe de zon langzaam opkomt en de hemel oranje kleurt. Nog een uur voor de afvaart, dus het is heerlijk rustig hier. Af en toe vliegt er een meeuw voorbij, maar dat is alles.
Het verzoek om binnen mondmaskers te dragen wordt door het merendeel van de reizigers genegeerd, dus blijven wij lekker buiten in de frisse lucht. Ik hang over de railing om te kijken hoe het anker gehesen wordt op de verdieping onder mij en schrik me wezenloos van de scheepstoeter die sein geeft dat we vertrekken.
We zitten nu pal in de wind en klimmen nog een etage hoger tot we op het bovendek zitten. Daar zit je iets beschut en zie je meer. Het weer lijkt redelijk goed, maar toch lijkt het alsof alleen onze boot steeds in de schaduw van de wolken zit. Af en toe laat de zon zich zien, maar we hoeven niet bang te zijn dat we verbranden. Ineens zie ik dolfijnen door de golven duiken in van die halve maantjes. Ze zijn niet zo dichtbij als de vorige keer, maar toch dicht genoeg bij de boot dat ik ze goed kan zien.
Ik leg aan Jan uit dat Skopelos drie havens heeft, Glossa in het noorden, Skopelos in het zuidoosten en nog een haventje dat alleen gebruikt wordt bij slecht weer: Agnontas in het zuiden. De laatste is een soort uitwijkmogelijkheid, wanneer een schip niet in één van de twee andere havens terecht kan vanwege harde wind of zo.
Onze eerste stop is Skiathos. We gaan snel naar het dek hieronder om te kijken hoe iedereen het schip verlaat en hoe de grote vrachtwagens de boot op rijden. Het is altijd een fantastisch schouwspel dat heel chaotisch lijkt te verlopen en ineens is iedereen weg en is het alsof er niets gebeurd is. Skiathos lijkt heel toeristisch met heel veel hotels en ik ben blij dat we toch voor Skopelos hebben gekozen.
Onze twee stop is Glossa. Het is een wat kleinere haven, maar ook hier kijken we weer naar het in- en uitschepen. Ik heb deze haven niet gekozen, omdat het wat minder toeristisch is en er dus ook minder mogelijkheden zijn om in oktober nog een scooter te kunnen huren. We verlaten de beschutten haven van Glossa en varen tegen onze verwachting in onderlangs het eiland in plaats van bovenlangs. Nog voordat we om de zuidpunt heen zijn, lijkt het schip recht op de kust af te varen. We meren inderdaad aan bij een heel klein haventje: Agnontas. Ik wist helemaal niet dat we hier ook een stop hadden. We hangen weer over de railing om te kijken hoe iedereen het schip verlaat. Het verbaast ons dat zoveel mensen het schip verlaten en dat er zoveel taxi’s op de kade staan. Jan krijgt een vreemd gevoel en zegt dat ik beter even kan vragen of de volgende haven inderdaad Skopelos is. Ik vraag het aan een meneer die al de hele tijd naast ons staat. Hij draagt een zwarte broek en een keurig wit overhemd. Hij draait zich naar me toe een ik zie aan zijn naambordje dat hij bij de bemanning hoort. ‘Wilt u naar Skopelos? Dan moet u hier uitstappen.’ ‘Hier? Maar dit is toch niet Skopelos?’ Het weer is blijkbaar zo slecht dat ze niet in Skopelos kunnen aanmeren. Jan en ik haasten ons naar beneden en vragen het voor alle zekerheid nog eens. Inderdaad, de volgende haven is Alonissos. ‘Hoe komen we dan in Skopelos?’, vraag ik. ‘Met de taxi’, is het simpele antwoord, ‘een rit van dertig minuten’. ‘En wie betaalt dat?’, is mijn oer-Hollandse vraag. ‘U’, is het korte antwoord. Ik ben even uit het veld geslagen, daar maken ze zich wel heel makkelijk van af. Ik wil al weglopen als Jan vraagt hoe je nu kunt weten of je op de terugweg hier moet opstappen of ik Skopelos. Goeie vraag! Ik speel hem direct door. Het blijkt dat we een berichtje krijgen wanneer de vertrekhaven wijzigt, maar we kunnen voor alle zekerheid altijd even bellen.
We leggen ons bij het feit neer dat we gedumpt zijn in een verlaten oord en kijken om ons heen voor een taxi. Niet één taxi meer te zien! ‘Waar zijn al die andere mensen zo snel gebleven?’, vraagt Jan. ‘Er zaten toch ook van die bejaarde Engelsen op de boot, hoe weten die nou dat ze hier moeten uitstappen?’ Ik weet het antwoord ook niet en we lopen langzaam omhoog, de kade af. Aan het eind van de kade staat een groepje bejaarde Engelsen met een reut koffers. Ze vragen onmiddellijk of we iets weten over een taxi, maar wij weten niks. Het groepje staat bij een bushalte en ik zie op het busschema dat de bus naar Skopelos om 15:00 uur vertrekt. Het is nu bijna half één. De Engelsen hebben inmiddels een taxi besteld en vragen of ze voor ons ook een taxi moeten bestellen. ‘Nee’, zeg ik, ‘wij gaan wel met de bus.’ We hebben tenslotte vakantie en we hebben alle tijd. ‘Die komt pas om vier uur!’, zegt de ene man. ‘Nee, om drie uur’, antwoord ik. Kan die man niet lezen?
We wachten niet langer en lopen naar de enige taverne die open lijkt te zijn: Pavlos Fishtavern. Het terras is mooi ruim met vrolijke blauwe stoeltjes en direct aan het water. We bestellen een salade, gigantes (grote witte bonen) en kleine visjes. Het is hier lekker rustig en we zitten in het zonnetje, dus het zal mijn tijd wel duren. ‘Komt de bus inderdaad om drie uur?’, vraag ik voor alle zekerheid aan de ober. ‘Maybe, maybe not’, antwoordt hij terwijl hij zijn schouders ophaalt. Tja, we kunnen altijd om drie uur nog een taxi bellen als er geen bus is. Vlak na ons komen er twee meisjes het terras op en binnen tien minuten stroomt het terras vol. Behalve een paar Grieken, Engelsen en een Duits echtpaar, komen er ook wat katten bij ons op het terras zitten. Het is een fraai koppel, één zonder staart, één met een gescheurd oor, een schele en een downie. We zijn blij met het gezelschap, want wij zijn geen fans van visjes met graat en al opeten. De katten krijgen dus alle graatjes en staartjes. Eén klimt er bij op schoot en maakt het zich gemakkelijk. Af en toe bijt hij zachtjes in mijn kin en kneedt hij met zijn nageltjes in mijn been, maar verder is hij wel heel erg lief en knuffelig.
Om even over half drie staan we bij de bushalte. Ik heb het warm gekregen en trek mijn legging uit die ik onder mijn onesie aan heb. Mijn hemd trek ik ook gelijk uit, er is toch niemand te zien hier. Al zou ik hier in mijn blote kont rond dansen, dan kreeg ik nog geen bijkijks. Nou ja, misschien van alle katten dan. Om tien voor drie komt er een meneer langs die hier thuis lijkt te horen. ‘Klopt het dat de bus om drie uur komt?’, vraag ik hem. ‘Maybe’, is het antwoord, maar toch kijkt hij even voor me op het schema en beaamt dat het erop lijkt dat er een bus moet komen om drie uur.
Het is een paar minuten over drie als de bus stopt. Twee kaartjes kosten €3,20, daar kun je niet voor gaan lopen :). We zijn nog geen kwartier verder als we worden afgezet in de haven van Skopelos. Nu nog op zoek naar ons hotel. Gelukkig heeft Jan Google Maps als vriend en is het hotel snel gevonden. Het ligt in een leuk, klein, geplaveid straatje en heeft een klein, afgesloten terrasje voor de deur. De deur is echter dicht. Ik probeer de bel, maar dat werkt niet. Dan zie ik de grote klopper en klop een paar keer op de deur. Er klinkt wat gestommel en dan gaat de deur open, een kleine, stevige vrouw heet ons welkom en neemt ons mee naar haar ‘kantoor’. Het staat stampvol rotzooi en je kunt er je kont niet keren. Daar nemen we de sleutel in ontvangst en gaan naar onze kamer op de eerste verdieping. Er is niks mis mee, maar het is ook niet heel speciaal.
We drentelen nu een tijd door het dorp en de haven, maar alles lijkt uitgestorven. Zelfs een leuke koffietent kunnen we niet vinden. Dan lopen we naar de andere kant van de haven en dan een trap op naar een kerkje. Om de hoek is nog een kerkje en even later nog één. Allemaal oude kerkjes van 1600 – 1700. Als we heel veel heen en weer hebben gelopen in de kleine straatjes en trappetjes proberen we een kop koffie te krijgen bij een soort traiteur. Ze zijn eigenlijk gesloten, maar toch maakt ze voor een koffie met een plak cake erbij.
Terug op onze kamer checkt Jan de recensies van ons hotel en ontdekt dat ze een dakterras zouden moeten hebben. We gaan op onderzoek uit en het resultaat is verbluffend! Wat een fantastisch uitzicht! We blijven hier even lekker zitten met onze warme kleren aan en kerstverlichting om de computer zodat ik ondertussen mijn verslag kan schrijven.
Vanavond hebben we gegeten bij Rodi, een soort Oranjerie maar dan Grieks π. Het heeft een schattige binnentuin en ligt aan een heel klein geplaveid straatje. We krijgen eerst geroosterd knoflookbrood en olijven en dan een Salade Rodi. Rodi betekent granaatappel en in het midden van de binnentuin staat een prachtige granaatappelboom. De salade is een kool-wortel salade met appel, rozijnen, kip en natuurlijk granaatappelpitjes. Daarna krijgen we varkensvlees met citrussaus en gekarameliseerde appel met zoete aardappelpuree. Het smaakt allemaal heerlijk en de fles rode ‘huiswijn’ is ook erg lekker. We nemen geen dessert, want ondanks het feit dat dit slechts 2 gerechten zijn, zitten we vol genoeg. We zijn wel heel benieuwd naar een aantal andere gerechten op hun kaart, dus misschien eten we hier morgenavond weer.
Nu nog even nagenieten op het dakterras en dan naar bed.
Geschreven door Hazenreizen