Olijfolie πŸ«’

Griekenland, Kala Nera

Als ik mijn ogen open doe schijnt de zon, dat is een mooi begin van de dag. Opgewekt stap ik de badkamer in en draai de kraan van de douche open. Even wachten … nog even wachten … nog even wachten … helaas geen warm water vandaag. Ik denk dat de boiler kapot is, want in het hokje waar de boiler staat (tegenover onze kamer) is het koud, terwijl het anders net een sauna is daar.
Na het ontbijt rijden we naar de Pagiotis Familie voor een rondleiding door hun olijfoliebedrijf. In de mail die ik kreeg stond dat we het beste tussen 09:00 en 12:00 konden komen wanneer we het hele proces wilden zien, dus zijn we er om half tien. ‘We zijn nog niet zover, kunnen jullie om elf uur terug komen? Of anders om twaalf uur, dan kunnen jullie gelijk de olie proeven.’ Ik ben even verbaasd, maar dit is Griekenland en Grieken nemen het niet zo nauw met afspraken. Het voordeel is dan dat je jezelf ook niet hoeft te haasten, want ze nemen het jou ook niet kwalijk wanneer je een uur later komt. Toch ben ik een beetje narrig, want hoe vermaken we ons hier twee uur? Wanneer Jan dat ook nog zegt dat we toch niets kunnen zien van het proces, omdat alles geautomatiseerd is, is de lol er een beetje af voor mij. Ineens krijg ik een idee: zullen we bij het Haunted House gaan kijken?
We zijn deze vakantie al diverse keren langs het huis gekomen en het huis blijft me boeien. Achter het huis staat nog een verlaten gebouw dat er ook interessant uitziet, des te meer reden om eens een kijkje te nemen daar. Misschien heb ik al eerder vertelt over het Haunted House, maar voor het geval dat niet zo is, volgt hier de geschiedenis.
HET GRIEZELIGE VERHAAL ACHTER HET VERLATEN LANDHUIS VAN KONTOS IN PILION
Als je vanaf Kala Nera richting Volos rijdt, zie je in een flauwe bocht, aan de linkerkant van de weg, een opvallend huis met twee palmbomen ervoor. Het is een neoclassicistische villa in Italiaanse stijl, met in roze en gele pastelkleuren geschilderde buitenmuren. Drie verdiepingen telt het, en er zijn negen slaapkamers en twee badkamers op de tweede-, en vijf slaapkamers met een badkamer op de zolderverdieping. Op de begane grond vind je maar liefst twee eetkamers, elk aan weerszijden van de grote hal, waarin een prachtig gedraaide houten trap naar de bovenverdiepingen leidt. De woonkamer heeft een groot openslaand raam dat uitkijkt op een tuin vol bloemperken, romantische zitjes en een klaterende fontein. Nou ja... Zo zag het huis eruit rond 1900, toen de welgestelde familie Kontos er woonde. Van die grandeur is nu echter heel weinig over. Het huis verkeert namelijk al zo lang ik het ken in erbarmelijke staat: vervallen, verlaten en ontdaan van alle pracht die het ooit moet hebben uitgestraald.
In heel Pilion staat de villa in Ano Lechonia bekend als ‘Het Huis met de Vloek’. Te beginnen met de familie Kontos vonden er onder de bewoners van het huis namelijk steeds opnieuw plotselinge of onverklaarbare sterfgevallen plaats. Dat het hoofdkwartier van de Gestapo er tijdens de Tweede Wereldoorlog in gehuisvest werd, maakte het er natuurlijk ook niet veel beter op.

Twee dochters en een zoon van de familie Kontos stierven vlak na elkaar aan tuberculose, een ziekte die eigenlijk alleen maar voorkwam onder het minder welgestelde deel van de bevolking. Om precies te zijn, Katina stierf in Volos op 9 april 1896, op 16-jarige leeftijd, en haar zus stierf hetzelfde jaar in Genève, Zwitserland, in het tuberculose-sanatorium op 15-jarige leeftijd.
Nu was Nikolai Kontos een zeer rijk man, een gepensioneerde consul met huizen in Rusland, Athene en Lausanne. Dat zijn kinderen aan een ‘armeluisziekte’ waren gestorven mocht niet bekend worden, omdat ze ander ten prooi zouden vallen aan sociale uitstluiting. Daarom verspreidde de familie het verhaal dat de kinderen tijdens het ontbijt dood waren gegaan aan het drinken van melk uit een karaf waarin een gekko (een soort hagedis) was gevallen, een versie die zonder meer voor waarheid werd aangenomen. Zo zeer zelfs, dat er door de ouders op de oude begraafplaats in Volos een marmeren grafmonument werd geplaatst: een gedekte ontbijttafel met daaromheen drie stoelen, waarin de namen van hun drie overleden kinderen zijn gegraveerd: Eleni, Katerina en Konstantinos.
Tijdens de Tweede Wereldoorlog werd het landhuis, net als veel andere elite villa's en herenhuizen in Griekenland, bezet door de nazi's die het gebruikten als hoofdkwartier waar Griekse krijgers werden ondervraagd en gemarteld. In feite waren er veel Grieken die werden gemarteld en geëxecuteerd in de kelder van de villa.

En hoewel het pand na de oorlog nog een aantal verschillende eigenaars en bestemmingen heeft gehad – het is zelfs een tijdje een hotel geweest – hield de legende van de vloek hardnekkig stand. Er werd gefluisterd dat het er spookte, dat er een kwade geest in het pand huisde, dat dood en verderf overgingen van eigenaar op eigenaar... De Vloek-legende is inmiddels zo algemeen geaccepteerd dat de gemeente van Ano Lechonia – de huidige eigenaar van het pand –begin deze eeuw heeft besloten het huis gewoon maar weg te laten rotten, hopend dat ‘het kwaad’ dan vanzelf verdwijnt. Want dát er inderdaad iets met dat huis aan de hand is... ja, daar is iedereen het na alle vreemde sterfgevallen in het huis zo langzamerhand wel over eens.

Oké, weer even terug naar vandaag. We hebben heerlijk rondgestruind om het huis, want het hek stond open en we konden door alle ramen kijken. Het moet werkelijk prachtig geweest zijn in zijn hoogtijdagen.
We lopen iets verder de weg af en slaan dan linksaf om het volgende huis te bezichtigen. We lopen door een opening in een muur om dichterbij te komen en ineens doet Jan twee stappen achteruit, omdat hij mannen hoort praten achter de muur. Voor mij de reden om juist twee stappen vóóruit te doen, want ik ben ongelooflijk nieuwsgierig. Twee mannen zitten op witte, plastic tuinstoelen en gebaren dat we dichterbij moeten komen. Tenminste, ze maken een gebaar dat bij ons betekent: wegwezen daar, maar hier betekent het: kom, kom. Het gebaar wordt versterkt door het roepen van: Élla, élla!, wat voor ons weer klinkt als: Héla! (Wegwezen dus). Ik zie naast de mannen een groot, rond stenen bouwwerk met een verroest, ijzeren maalwerk. ‘Olijfolie?’, vraag ik in mijn beste grieks. ‘Ne!’, want dan weer klinkt als ‘nee’, maar ‘ja’ betekent. De man vertelt op zijn beurt in zíjn beste grieks hoe het vroeger is gegaan hier. Met veel gebaren maken we eruit op dat de olijven in deze bak werden gestort en dat het maalwerk met de grote molenstenen de olijven tot moes maalde en de olie uit de opening liet lopen. Daar werd het dan opgevangen. Hij gebaart dat we via een oud trappetje iets omhoog moeten klimmen en wijst dan op de restanten van wat ooit een aquaduct moet zijn geweest. Het water kwam van de bergen in het aquaduct en werd hierheen gevoerd, door de kracht van het water werd de oude watermolen in werking gesteld.
Nu we weten wat dit is, wijst hij op een gleuf die hij aan het graven is. Het lijkt erop dat er iets gerestaureerd gaat worden hier. Nu gebaart hij weer, dit keer naar het grote gebouw dat we wilden gaan bekijken. Hij vindt dat we daar moeten kijken en foto’s maken, het is een mooi gebouw. We volgen zijn raad op en bewonderen de prachitge ruïne. Ik vertelde al eerder dat ik gek ben op oude stenen en oude ruïnes zijn mijn grote liefde, ze prikkelen mijn fantasie.
Terug bij de olijfoliepers vraagt de man of ik heb gezien dat er een jaartal in de muur is gegrift. Nee, dat heb ik niet gezien. Hij tekent een plattegrondje en legt uit waar ik de inscriptie kan vinden. Ook vertelt hij dat het oudste gebouw uit 1700 stamt en het nieuwe gedeelte uit 1860. We gaan nog eens op onderzoek uit en vinden op zijn aanwijzingen de steen met de inscriptie. We bedanken hem hartelijk en gaan op zoek naar ons volgende avontuur.
Inmiddels hebben we wel zin in koffie en we eroberen nog een keer of die tent bij het station open is. Ja! Hij is open. ‘Zondag gesloten?’, zeg ik in het grieks. Een taxichauffeur die ook aan de bar staat begint te lachen en begint in het Engels. De barkeeper kijkt verbaasd en vraagt me: ‘Hoe laat?’ Ik vertel hem dat de trein klaar stond, dus dat het een uur of tien moest zijn. Hij kijkt wat scchuldig en zegt dat pas open gaat als de trein weg is. ‘Waarom?’ vraag ik. ‘Omdat al die toeristen zonodig hier naar de toilet moeten en niks kopen.’ Het klinkt nors en ik schiet in de lach. De taxichauffeur lacht nog veel harder en zit beamend te knikken. ‘Dan wil ik graag frappee’, zeg ik. ‘Ne’, zegt hij en weer denk ik eventjes dat hij ‘nee’ zegt.
Wanneer Jan en ik genieten van een lekkere, koude frappee, ziet Jan iemand takken van olijfbomen uit zijn huis vegen. ‘Ik denk dat ze daar olijfolie aan het maken zijn’, zegt hij. ‘Dan ga ik even kijken!, reageer ik enthousiast. ‘Dat dacht ik al’, zegt Jan.
Ik loop naar het huis waar een oude man druk met een bezem in de weer is. ‘Olijfolie?’, vraag ik in het grieks. ‘Ne’, knikt de man. Of eigenlijk schudt hij zijn hoofd, maar daar begin ik aan te wennen. Hij vertelt dat hij maar weinig olijven heeft, terwijl ik nog eens een blik opzij werp naar een kratje of tien vol olijven. Wanneer ik weg wil lopen wenk hij me naar binnen. Hij trekt een groot, plastic vat tevoorschijn dat bijna vol zit met olie. ‘Van twee dagen’, legt hij uit. Voor hem is dit een klein beetje olie, maar voor mij is dit de voorraad voor de komende vijf jaar. ‘Proef maar’, zegt hij en hij gebaart dat ik mijn vinger in de olie moet steken. Ik vraag voor alle zekerheid of ik het goed begrepen heb voordat ik mijn vinger in de olie steek en een slag voor mijn hoofd krijg. Hij knikt/schudt goedkeurend. Ik steek mijn vinger flink ver in de olie en dan in mijn mond. ‘Polie kala!’ Deze olie is echt heel erg lekker, zelfs zo vanaf mijn vinger zonder sla, tomaten, peper en zout. Hij heeft ondertussen al een paar keer zijn zoon geroepen die beneden is en telkens krijgt hij hetzelfde antwoord: ik ben in de badkamer! De man vraagt nu of ik soms olie mee wil nemen en dat wil ik wel,maar ik heb niets om het in te doen en hij ook niet. Dan komt de zoon naar boven en legt uit hoe de olijvensorteermachine werkt en dat ze hun olijven naar de Peliotis Familie brengen om daar te laten persen. Ze bewaren ook olijven om zo te eten, maar die moeten eerst drie maanden in water met zout liggen. De olijvenoogst duurt in het totaal van september tot en met december en daarna hebben ze even rust. Ik bedank de heren hartelijk en vertel Jan dat we toch naar de Peliotis Familie terug moeten. Daar is hij het helemaal mee eens, dus vertrekken we weer richting de olijvenpers.
Wanneer we daar aankomen wordt net met een heftruck een grote krat olijven omgekeerd in een soort trog. Daarna gaan ze met een soort roltrap naar een ketel en dan is alles afgesloten en hoor jej aaleen maar allerlei geluidjes die wijzen op activiteit. Een jongen legt uit dat de olijven na de roltrap in een deel komen waar ze worden gesorteerd, zodat al het zand en de takjes van de olijven gescheiden wordn. Daarna worden ze gewassen en dan worden ze opgezogen door een reuze stofzuiger die ze in een ketel verzamelt. Hier blijven ze een paar uur, waarbij ze vermalen worden tot een soort pasta. Iedere familie die olijven brengt heeft een eigen ketel. Daarna wordt de puree in een andre ketel gezogen en wordt het gecentrifugeerd, zodat het water uit de olijven gescheiden wordt van de rest en daarna komt het nog weer in een ander apparaat waar het olijfolie wordt. We vinden het allemaal reuze interessant en kopen twee blikjes olijfolie. Met de ene olie kun je bakken, maar ook sla aanmaken, deze olie is gemaakt van enkel zwarte olijven. De andere olie is biologische olie, die voorzien is van een certificaat van echtheid, zodat je zeker weet dat het biologisch is. Wat een leerzame dag is dit geworden 😊.
’s Middag rijden we naar Afisos om daar te lunchen. We kiezen lukraak een restaurant, want het restaurant uit mijn gids is alleen in het weekend open. Het wordt ‘O Glaros’, wat volgens mij ‘De meeuw’ betekent. We moeten best lang wachten alhoewel er maar vier personen op het terras zitten, maar we hebben vakantie, dus niet zeuren. Daar komt de bazin uit de keuken met haar vieze, witte schort nog voor. Ze komt vertellen wat ze te eten heeft en we kiezen voor de paprika en tomaat gevuld met rijst en rozijnen en voor de lasagna met spinazie. Beide zijn vegetarische gerechten, zodat we vanavond bij Kostas weer vlees of vis kunnen eten. Er hebben zich inmiddels wel tien katten in verschillende kleuren, geslachten en leeftijden om ons heen verzameld. Om ze te ontmoedigen geef ik er één een klein stukje brood. Hij eet het met smaak op en miauwt om meer brood. Jan begint de andere poezen te voeren en na twee sneetjes brood lijkt de honger gestild.
Wanneer Jan naar binnen loopt om af te rekenen, ga ik op de kade zitten en voer een stukje brood aan de vissen. Er komen ook drie statige zeenaalden voorbij, keurig achter elkaar aan in een lange rij. Het zijn flinke exemplaren van wel een halve meter lang. Ineens hoor ik achter me de stem van Jan: ‘Hé wat is dat nou!’ Ik kijk om en zie hoe het kleinste katje er vandoor gaat met de rest van het brood. Het broodmandje ligt op de grond. Het stel dat aan een tafeltje verderop zit, zit te lachen. Die hebben het vast allemaal zien gebeuren. Nou, wanneer een katje zoveel honger heeft dat hij droog brood eet, is het hem van harte gegund 😊.
Vanavond eten we weer een gerecht dat niet op de kaart staat: aardappels en groente uit de oven. We nemen er een biftekki bij gevuld met kaas. Het is heel lekker, een goede keus vinden we zelf. Nu gauw naar bed, want morgen moeten we om zes uur opstaan.









Geschreven door

Geen reacties bij dit reisverslag

 

Over deze reis
Aantal reisverslagen:
GPS afstand deze dag:
GPS afstand totaal:
Aantal foto's:
Laatste verslag:
Reisduur:
Reisperiode:

Of schrijf je reisverhalen via de app

Met de Pindat App kun je offline reisverhalen schrijven en foto's toevoegen. Zodra je weer internet hebt kun je jouw verslagen uploaden. Ook via de app plaats je gratis onbeperkt foto's.



Klik op 1 van onderstaande knoppen om de app te installeren.