Na een stille en zeer rustige nacht op de grindplek, werd het rustige weggetje deze ochtend druk bereden door vrachtwagens die met zand af en aan reden. Het gebouwtje op het veld met een grasdak had het opschrift “Somlo Kapuja” en nadat we de vertaling hadden opgezocht, wisten we dat het ‘bezoekerscentrum’ betekende. Maar verder dan dat, konden we niet ontdekken, want het was nog gesloten. Jan had een buitenkraan ontdekt en vulde met een aantal gieters onze watertank.
Iets na negenen en met 13 graden vervolgden we onze route over de super slechte en nu best drukke E66 door een nauwelijks bewoond gebied met akkers, bossen en veel groen. Langs de weg stonden veel Sering-achtige bomen of uit de kluiten gewassen struiken.
Op een kruispunt bij Veszprém hingen de verkeerslichten en ook de borden aan (elektriciteit) draden boven de weg. Vervolgens kwamen we ineens op een prachtige goed geasfalteerde vierbaans weg, wat na het stuiteren en heen en weer slingeren door kuilen en gaten heel even een genot was om op te rijden. De temperatuur liep op naar 24 graden.
Ten noordoosten van het Balatonmeer stond bij Varpalota een complex van aluminium fabrieken die er heel oud en roestige uitzagen; waarschijnlijk na 1950 nooit meer vernieuwd.
We kwamen in de bewoonde wereld met verschillende grote winkelcentra en een enorme Auchan hypermarkt en reden de E63 op en lieten het stedelijk gebied weer achter ons. Aan beide zijden van de weg wat terreinen met fruitbomen en vooral heel veel akkers. Er stonden super grote sproei installaties op met soms wel meer dan tien bogen aan elkaar gekoppeld op de landbouwgronden.
Genummerde benamingen op wegwijzers deden ons heel erg denken aan de communistische tijden. In de plaats Solt aten we een boterham en deed Jan boodschappen bij de Lidl omdat we niet goed wisten of op Hemelvaartsdag winkels in Hongarije of misschien Servië gesloten waren.
Vanwege ons eerdere bezoek aan Boedapest van meerdere dagen in 2016, besloten we nu een stop in Szeged te maken en stelden de navigatie in.
De bermen langs de werkelijk vreselijke berijdbare weg waren erg kleurrijk met rode, witte, gele en paarse bloemetjes, maar de klaprozen, ook in de velden vielen het meest op en waren in grote getalen aanwezig.
De veelvoud aan verschillende boomsoorten was ook erg opvallend met alle schakeringen groen van licht, bijna wit, tot heel donker groen.
We kwamen aan in Szeged, de op twee na grootste stad van Hongarije en de weg door de stad naar de rivier Tisza was een aardig eind. Over de brug lag camping Partfürdö en de navigatie wilde ons met een draai onder de brug door laten rijden met echter een hoogte van slechts 2.50. Dus gedraaid en via een andere weg erheen gereden. We hadden geen Hongaars geld, maar het betalen van de camping kon met een bankkaart. We zochten een plek aan de rivier en Ria herkende het campingterrein en wist dat we hier al eens eerder waren. In ons camperboekje stond geschreven dat we in 2016 na dat drie daags bezoek aan Boedapest ok hier voor een nacht waren neergestreken op de toen net geopende camping. We zijn toen helemaal niet in de stad geweest!
Er was nu o.a. een thermen bad (zwavel) met 34 tot 36 graden, waar in 2016 alleen nog maar de blauwe buizen boven de grond uitstaken.
We maakten er nu meteen gebruik van en onder toezicht van een “life gard” genoten van het warme water; al was dit veel minder spectaculair als de thermenbaden met stralen, bubbels en stromingen bij Banovci.
Morgen gaan we met de fiets over de brug de stad in om een aantal bezienswaardigheden bezoeken. Daarover morgen meer.
Geschreven door LaikaRiaJan