Gisteren staken we de Donau over en reden naar Székesfehérvár, een historische stad tussen het Balatonmeer en het Velencemeer.
St Stefan, daar hebben we hem weer, bouwde hier een kroningskerk, waar hij en verschillende nakomelingen werden gekroond tot koning van Hongarije. Székesfehérvár was in die tijd ook de hoofdstad van het land, dat soms veel groter was dan het huidige Hongarije.
De ruïnes van de kroningsbasiliek zijn te zien. De Turken hadden tussen 1543 en 1688 de stad in handen en bij hun vertrek staken ze alles in brand.
In de huidige stad een aantal barokke kerken. De een wat beter onderhouden dan de ander. De mooiste was de Cisterciënzer, tussen 1745 en 1751 gebouwd door de Jezuïeten, die ook een klooster hadden hier. Monnik-handwerklieden maakten het houtsnijwerk in de kerk – altaren, banken en biechtstoelen.
In de sacristie zijn de kasten gesneden in rococo-stijl. Ze zijn gemaakt tussen 1764 en 1767 door een monnik van de orde van st Paul, János Hyngeller. Verschillende onderdelen van een kerk zijn in miniatuurvorm terug te zien.
Tegenover de kerk is Apotheek de Zwarte Adelaar (Fekete Sas). De inboedel van deze apotheek behoorde tot het Jezuïetenklooster. Toen de Jezuïetenorde werd opgeheven heeft een seculiere apotheker deze gekocht en in een pand tegenover het klooster opnieuw gebruikt. De meubels zijn gemaakt door dezelfde monnik-handwerklieden als het kerk- en kloostermeubilair.
De flessen, potten en smeltkroezen zijn ook nog uit de klooster-apotheek. De smeltkroezen zijn handbeschilderd. De oudste glazen flesjes dragen het Jezuïetenteken “IHS” (met een kruis boven de H).
Aan de andere kant van het oude centrum is een klokkentoren, waar om de twee uur een parade van historische (heiligverklaarde) koningen te zien is (in poppenvorm uiteraard).
Geschreven door Arendien-en-Paul