Vanmorgen eerst langs de hamam om te kijken wanneer die open is. We kunnen wel weer eens douche gebruiken. Er werd ons verteld dat de hamam alleen open was van donderdag tot en met zondag. Ik had al ergens gelezen dat in verband met het watertekort in Marokko de hamams een paar dagen per week moesten sluiten. Ons douchen wordt dus donderdag.
We rijden verder naar het dorp Oumesnat, gebouwd tegen de rotsen aan beide kanten van een rivierbedding. Wim en Wobbie hadden verteld dat er een museumpje (la Maison Tradionelle) is. De bewegwijzering erheen is goed. De laatste paar honderd meter moeten we lopend de rivierbedding doorsteken.
Het huis was oorspronkelijk een familiehuis, waar de grootouders van de man die ons rondleidde, woonden. In het verleden woonden er soms wel 4 generaties in het huis. Het is gebouwd van leem en dat vergt jaarlijks onderhoud, anders stort het in, zoals we kunnen zien bij het huis ernaast (ook van dezelfde familie). Bij de woonvertrekken zijn de plafonds opgebouwd uit balken van de arganboom, palmbladeren en daarop de leem. Bij de stal (onderin het huis) liggen er stenen op arganboomtakken en daarop de leem.
In de stal stond één koe, het grootste bezit van de familie. Zij kwam nooit buiten. De kudde geiten en/of schapen ging de bergen in om te eten, de koe werd gevoerd met gras en kruiden die de vrouwen dagelijks verzamelden.
Op de eerste etage is de keuken, met daaromheen een gang, waarin geslapen werd. Behalve de kinderen en de oma, die sliepen in een aparte kamer. Naast die kamer was de voorraadkamer, waarvan alleen oma (als oudste vrouw de baas in huis) de sleutel had. De zware spullen (vaten water etc) stonden in dat deel van de gang dat op de rots was gebouwd. Gekookt werd op houtvuurtjes.
Op de tweede etage was de ingang voor gasten en de ontvangstruimte. Bij festiviteiten werden hier eerst de mannen ontvangen en daarna de vrouwen. De mannen wisselden nieuwtjes uit, maar reciteerden ook gezamenlijk uit de Koran. Onze gids demonstreerde hoe dat klonk. Voor de gasten was er een apart “theeservies”: luxe theepotjes, mooie dozen voor suiker, thee en absint (als kruid en alleen voor de thee van de mannen). Voor familiegebruik zijn er simpele theepotjes en minder mooie glazen. Wij krijgen thee met absint.
Ernaast kom je op het dakterras, waar zomers wordt geslapen. Er staat ook een restant van een weefgetouw. Vloer- en wandkleden werden geweven voor eigen gebruik of als gift als een dochter ging trouwen.
Vrouwen in deze regio lopen vaak met een mand op hun rug. Een draagband daarvoor loopt over het voorhoofd. In het museum hangen twee verschillende manden: eentje voor dagelijks gebruik en eentje die wordt gebruikt bij festiviteiten, als er cadeautjes moeten worden meegenomen.
Terug bij Tafraout is de leeuwenkop goed te herkennen.
We eten op een terras. Wij zijn de laatste klanten voor het middageten.
‘s Avonds lopen we vast over de soukh. Woensdag is de echte soukhdag, maar dinsdagavond komen er vooral vrouwen om boodschappen te doen en elkaar te ontmoeten.
Geschreven door Arendien-en-Paul