Vandaag hadden we een museum, waar je kon zien hoe een visser-boer op de Lofoten tussen 1860 en 1930 leefde, op het programma staan. Toen we er aankwamen, bleek dat museum op zaterdag gesloten. We konden wel rondlopen tussen de gebouwen en door de ramen gluren. Het hele “complex” bestond uit een woonhuis, schuur, botenhuis, smidse en een gebouwtje dat ze kade noemden. Bij hoog water zou het water eronder staan.
In de woonkamer hingen foto’s aan de muur. Paul heeft eenzelfde leren lijst met een foto van zijn overgrootouders.
De overheersende kleur van traditionele gebouwen is rood, Geel/bruin als goede tweede. In Sennesvik, het dorp van het museum, waren er ook gebouwen blauw geverfd. Het was het eerste dat ons opviel toen we van de bergen naar beneden kwamen. In de baaien langs de zuidkust van Vestvågøa rotseilandjes.
We overnachten op een parkeerplaatsje aan een zijweg van de E10. Stel je trouwens bij E10 geen Europese weg voor zoals in Nederland. Het is een gewone tweebaansweg, vaak zelfs zonder middenstreep. De provinciale wegen zijn nog smaller. Daar moet je soms de berm in om elkaar te passeren. Lokale wegen zijn “singletrackroads” met passeerplaatsen. Tot nu toe zijn de doorgaande wegen meestal wel verhard.
Geschreven door Arendien-en-Paul