De dag begint als een ideale campingdag: ik wandel naar de Jumbo die vlakbij de camping ligt en haal daar warme croissant , een meergranenbroodje en fruitsalade. De koeien staan vredig naar buiten te staren vanuit de stal die naast het paadje naar het washok staat. De magere boerderijkat loopt spiedend rond op zoek naar een lekker hapje.
Alles is klam maar er is behalve veel onheilspellende wolken ook een aarzelend zonnetje. De temperatuur is aangenaam en er staat weinig wind. Tegen half tien - voor Tetman is dat al op het randje! - gaan we op pad, verder zuidwaarts.
Eerst opnieuw door de vallei van de Mark, een schilderachtig natuurgebied met een fraai fietspad langs het meanderende riviertje. Het fietst zo aangenaam dat we per ongeluk het dorpje Galder met St Jacobskapel voorbij fietsen.
Het Zuid-Nederlandse landschap maakt plaats voor het Belgische platteland. Ook zonder de grenspaal is dit zeer merkbaar. Opeens toch het buitenlandgevoel. Het zorgvuldig ingevulde plf-document (persoons locatie formulier) blijft rustig opgeslagen in onze mobiele telefoon. Corona lijkt hier gelukkig ver weg.
Na het idyllische dal van de Mark nu de aardbeienroute door een verlaten Belgisch landschap. Het enige idyllische is nu de naam van het traject: lange rechte wegen langs uitgestorven boerderijen en gehuchten. Dreigende luchten alom, maar wij fietsen nog droog. Links en rechts landerijen met aardbeien, of mais, of bieten of aardappelen. Vlak voor Rijkevorsel begin het te plenzen. We schuilen onder een afdak en belanden even later onder een als parapluie dienden parasol op een terras. Een treurig dorpsplein doorsneden door een druk bereden autoweg. Hoewel het nog lang geen twaalf uur is, zit men rokend al volop aan het bier. Het heeft iets treurigs hier. Met onze keurig beladen fietsen voelen we ons ietwat misplaatst. Maar men gedoogt goedmoedig die malle Hollanders. In een limburgse broodjeszaak haal ik twee rijkelijk gevulde sandwiches voor de lunch. Dan verder, want het lijkt iets op te drogen. Helaas barst de stortbui los als we de buitenwijken van Rijkevorsel bereiken. De 19e eeuwse molen wordt dus niet op de foto gezet. We fietsen door in de regen en doorkruisen Malle en Oost Malle. Tetman krijgt er dorst van en zal vanavond des te meer genieten van zijn Westmalle.
De weg begint wat meer te kronkelen en de route wordt weer wat schilderachtiger. Wat bos, wat akkerland en een mooie kronkelende weg daar doorheen. Net als we trek beginnen te krijgen is er een overdekte picknickbank waar we onze sandwich kunnen eten. En schuilen voor de nu plenzende regen.
Wanneer het weer opklaart gaan we door. De temperatuur is aangenaam en het fietst lekker. Na Zoersel volgt Zandhoven en het Pulderbos en dan steken we het Albertkanaal en de snelweg naar Antwerpen over.
Dan een prachtig stuk langs de kleine Nete, zo prachtig bezongen door Felix Timmermans in de roman Pallieter. Bebloemde bermen en een fraaie kronkelende dijk. Helaas barst er nu een enorme regenbui los met druppels die als hagelstenen op ons hoofd keilen, blij dat we een fietshelm dragen! De bomen langs het dijkje staan enkele meters lager dus bieden geen soelaas. Doorfietsen en nat worden is de enige oplossing. Aan het einde van de dijk omhoog naar een spoorbrug en dan fietsen we Lier in. Het lijkt droog te worden en Lier willen we niet missen, dus slaan we linksaf naar de prachtige Grote Markt. Wat een aangename verrassing. De zon breekt door en het plein is prachtig. We strijken neer voor gemberthee en West Malle. Aan het plein het sierlijke stadhuis met de gotische Belfort uit 1369, prachtige koopmanshuizen, de Sint Jacobs(!)kapel en de Vleeshal.
Midden op het plein een akelige historische steen: hier werd de laatste heks van Lier verbrand!
Met de fiets aan de hand lopen we verder het stadje in. We zien de schitterende Zimmertoren met het beroemde uurwerk met dertien klokken. We lopen langs het beeld met de schapenkoppen en lezen de historie: “ in de 14e eeuw wilde Hertog Jan II de Lierenaren belonen voor hun strijd tegen de Mechelaren. Ze mochten kiezen tussen een universiteit of een veemarkt. De Lierenaren kozen de veemarkt waarop de hertog verzuchtte: “stelletje schapekoppen!”
Ten slotte is er het begijnhof: een complete wijk waarvan de vroegste panden al dateren van voor de middeleeuwen. In de 17e eeuw werden hier veel vrouwen gehuisvest die werkten in de textielindustrie. Het complex is nu uitgeroepen tot Europees Cultureel Erfgoed en wordt gerestaureerd. De huizen hebben geen nummer maar dragen de naam van een heilige.
Na deze culturele onderdompeling weer op de fiets en door een eigentijds troosteloos industriegebied naar onze b en b die wel een poëtische naam heeft: In de Soetemin. De fietsen mogen gestald in een trailer op de parkeerplaats en wij genieten van een heerlijke douche. Naast het b en b is een Grieks restaurant, waar we op aangename wijze ons avondmaal gebruiken,
Geschreven door TAP.op.de.fiets