Dag 56, Van Lugo van Ferreira
26 km, cumulatief 1425 km, nog 73 km te gaan
Vannacht is het onrustig in het hostel, tot laat komen nog overnachters binnen en het feestgedruis dringt nog lang door in de slaapzaal. Gezien de koffers bij bedden zijn hier ook niet-caminowandelaars, mogelijk feestgangers die dit als een goedkoop overnachtingsadres gebruiken. Voor het eerst hoefden we gisteren onze credential niet te laten zien bij het inchecken.
Vandaag is het de ‘Día de la Hispanidad’, een nationale feestdag in bijna alle Spaanstalige landen. Op 12 oktober 1492 zette Columbus voet aan land op Amerikaanse bodem, en de feestdag viert de historie van het grote Spaanse rijk. Voor de oorspronkelijke inheemse bevolking van Amerika is het meer een gedenkdag.
We lopen vandaag alleen door kleine gehuchten. Van feestactiviteiten merken wij niets.
Om 8 uur vertrekken we uit de hostel met Werner, Burkhard, Rebecca, Francesco, Max en Lopes. De straten worden schoongespoten. Hier en daar hangen nog wat lieden die de nacht hebben doorgehaald. Na enig zoeken en navragen bij een vrouw die haar hond uitlaat, vinden we een bar/restaurant waar we kunnen ontbijten. Om 9 uur gaan we lopen. Het is bewolkt en fris, maar minder dan gisteren. Lugo ligt op een heuvel dus lopen we eerst naar beneden, dan een flink eind omhoog, voldoende om de wolken binnen te lopen. In de loop van de ochtend weet de zon langzaam door de mist heen te breken. ‘s Middags schijnt de zon en wordt het nog redelijk warm.
De weg is lange tijd niet zo boeiend: vrij rechttoe rechtaan over en langs een brede, gelukkig niet drukke autoweg. Pas als de mist is opgetrokken, hebben we weer uitzichten over omliggende heuvels en landbouwgrond. De route golft rustig omlaag, maar vooral omhoog. In de loop van de middag moeten we nog een aantal keer flink klimmen en dalen, voordat we bij de albergue zijn.
Als het om afdalen gaat, ben ik nog steeds voorzichtig. Ik heb dit jaar nog last gehad van mijn knie, maar merkte in het begin wel dat die gevoelig was. Ik loop al enige tijd, sinds St.-Jean-Pied-de-Port, waar de bergen beginnen, consequent met twee stokken. Dat biedt zowel bij het klimmen als bij het dalen een goede ondersteuning. Maar ik merk dat ik de laatste weken steeds gemakkelijker afdaal. Blijkbaar zijn de spieren rond mijn knie zo sterk geworden dat ik niet meer voorzichtig hoef te zijn.
Onderweg is minder te eten (of open) dan verwacht. Uiteindelijk vinden we tegen twee uur een restaurantje met een heel eenvoudig doch lekker menu van vermicellisoep, stoofvlees met aardappelen en huisgemaakte pudding.
Ik ben er overigens achter gekomen dat het Nederlandse gebaar van ‘lekker, smullen’ (hand langs je wang zwaaien) in geen enkel ander land bekend is. Iedereen moet er hard om lachen en probeert het na te doen.
Omdat de lunch wat is uitgelopen, komen we (Lopes, Werner, Burkhard en ik) pas tegen vijf uur binnen in de albergue die gerund wordt door een Nederlands koppel, Ton en Ria.
We krijgen een lekkere vegetarische maaltijd voorgeschoteld. We stellen wel vast dat er alleen heren van tussen de 50 en 70 aan tafel zitten.
Geschreven door Frans.de.kruif