Dag 43: Nueva naar La Isla
32 km, cumulatief 1101 km
Gisterenavond vertelde de receptiedame van het hotel dat de bar ertegenover om half acht open was, om te ontbijten. Dus staan Maria en ik om half acht bepakt buiten, maar alles is gesloten. De straatveger die aan het werk is, bevestigt dat. Dus zit er niets anders op dan op pad te gaan en snel een volgend dorpje met een bar te vinden. Het is nog donker en net buiten het dorp gaat de route over een onverhard pad door het bos. Voor het eerst gebruik ik mijn hoofdlampje (dat ik normaal alleen ‘s nachts gebruik om de weg naar de WC en terug te vinden) om zicht te houden op het pad. In het oosten komt het licht van de zon onder de horizon langzaam tevoorschijn.
Maar in de volgende dorpjes is er geen ontbijtfaciliteit te vinden. Dus ik eet al lopend een appel, een mueslireep en noten, die ik nog op voorraad heb. Om half elf en twaalf kilometer verder over graspaden, bospaden en kleine asfaltweggetjes door een lieflijk landschap, komen we in de grotere plaats Ribadesella, waar we - samen met de Franse Yannick - eindelijk kunnen brunchen met bocadillos.
Daarna besluit ik om alleen verder te lopen.
Het pad gaat soms vlak langs, soms iets verder, hoog boven de kust. Het begint te motregenen. De bergen aan mijn linkerzijde zijn in de mist en wolken verdwenen. Weer loop ik van de ene baai, rots en/of strand naar de volgende, over rotspaden en zandpaden.
Op een bepaald moment blijk ik van de route af te zijn, maar het blijkt niet zo moeilijk om via een ander pad weer op de juiste route te komen. Alleen is het bospad extreem modderig. Ik kan me maar net staande houden, zonder natte voeten.
De zee - of beter gezegd: de oceaan - is in een slecht humeur vandaag. Hij gromt en briest. De golven komen van ver, de een na de ander, bouwen zich op, vormen een kam, vallen in een mooie ronde vorm naar voren en een witte, kolkende en schuimende watermassa stort zich met veel kabaal op het strand of spat uiteen op de rotsen. Hoewel ik gisteren dacht verzadigd te zijn van de zee, kan ik er vandaag telkens minutenlang naar kijken.
Het strand is eenzaam. Tegen deze zee is geen mens bestand. Slechts in één baai zijn een aantal surfers actief, aan de zijde waar de zee relatief rustig is. Ik maak een praatje als een van hen uit het water komt. ‘Het is niet gemakkelijk vandaag’, is zijn eenvoudige conclusie.
Ik heb voor vanavond gereserveerd in een albergue in Vega. Ik twijfel of ik niet verder wil, maar als ik daar om half twee langs kom - het ziet er schattig uit - meldt een bordje dat het om half vier open gaat. Twee uur wachten in de miezerregen zie ik niet zitten, dus ik loop tien kilometer verder naar de albergue in La Isla en bel later met Vega - in het Spaans - dat ik de reservering cancel.
Bijna in La Isla kom ik Yvonne tegen, de Zaandamse politie-agente die ik voor Bilbao al een keer heb ontmoet. Het is leuk om elkaar weer te zien. Terwijl wij de avonturen van sinds die tijd uitwisselen, lopen we naar de albergue. We slapen er met twaalf pelgrims, waarvan de meeste Spaans. Ook Maria verblijft daar Het is sober en spartaans. Voor het eerst moet ik in het bovenbed van een stapelbad slapen.
Met Yvonne eet ik een menu in een eenvoudig restaurantje verderop, dat - zo waar - al om zeven uur open is: een ovenschotel van pasta, sardientjes en een ’ensalade mixte’. We hebben het even goed samen. Ik kan haar Zaandamse nuchterheid (en dialect) waarderen.
Nog even iets over de natuur: Ik zie de afgelopen dagen regelmatig vogels, maar kan ze zonder kijker vaak niet determineren. Wat me opvalt is dat met name zwarte kraaien en zilvermeeuwen een duidelijk ander ‘dialect’ hebben als in Nederland. Regionale zangverschillen zijn bekend bij vogels, maar ik twijfel zelfs of ik geen andere meeuwen- of kraaiensoort zie, zo verschillend is hun geluid als in Nederland. Bij de buizerds die ik hoor mauwen, kan ik dat verschil in dialect niet horen.
Het is intussen bijna oktober. Het valt me ook op dat er nog zoveel bloeit, zowel in de tuinen, de velden, als in de natuur.
Geschreven door Frans.de.kruif