Ik ben jullie nog een leemte Italie verschuldigd...onze eerste dagen, vanaf Como.
Van hieruit vertrekken we zuidwaarts, via Milaan, naar Pavia, waar we de eigenlijke Via Francigena zullen oppikken. Na een 8-tal km, langs hels drukke wegen, waar de voorbijgierende auto's en vrachtwagens je bijna van de baan rijden, besluiten we in het eerstvolgende stadje de trein te nemen naar Pavia. We zijn ons leven niet moe, en na de gereserveerdheid van de Zwitserse automobilisten, is het toch wel aanpassen aan de roekeloosheid van de Italiaanse chauffeurs. Bovendien had een vriendelijke jongeman ons in Como al gesuggereerd de trein te nemen, omdat de weg niet alleen gevaarlijk is, maar ook geen visueel genot.
Na een rit van ruim 2 uur,zoeken we in Pavia de camping op. We hebben er een aangename babbel met een fietsende Roemeen, die vanaf Trieste tot hier is gekomen. Aanleiding voor een aantal van zijn fietsreizen zijn wielerwedstrijden. Zo was hij al in Rijsel voor Paris-Roubaix en in Italie voor de Giro. Naast ons kampement een jonge, fietsende Duitser uit Keulen, op weg naar Venetie. Iedereen zijn eigen weg en motivatie.
In Pavia vinden we onze route thv de Adige, een rivier die we een tijdje zullen volgen, tot we de Po aan onze zijde vinden. Op verhoogde dijken die de vruchtbare Po-vlakte moeten vrijwaren van overstromingen, gaat het zuidwaarts tot in Orio Litta. Immense graanvelden, mais en populierenaanplantingen (voor de aanmaak van houtpellets?) begeleiden ons. We maken ook voor het eerst kennis met de Italiaanse temperaturen...Verhoogde dijken zorgen voor mooie perspectieven, maar die zijn ook boomloos en zonder schaduw. Bakken en braden dus.
Dank zij de Po, worden de laaggelegen akkers, via irrigatie voorzien van water.
We hebben met het bevloeiingssysteem op een directe manier, kennis gemaakt...Op ons traject moesten we plots halt houden voor een tractor die dwars op onze weg, en zonder chauffeur, draaiend stond om water op te pompen vanuit een beek naar een naastgelegen maisveld. Het water werd opgepompt via een grote, metalen buis, maar ter hoogte van de weg, werd het gestuwd doorheen een flexibele buis, die net voor het maisveld, open was. Nele wil met haar fiets aan de hand doorheen dat stuwende water stappen, maar wordt door de kracht ervan meegespoeld in het maisveld...samen met haar fiets. Ik kan nog net mijn eigen fiets terzijde gooien en Nele's fiets aan het achterwiel vastgrijpen...Haar koelbloedigheid (en een beetje van mijn kracht) haalden haar terug op het droge. Alle bagage drijfnat. Gelukkig hebben we hier zon en wind in overvloed en binnen een halfuurtje nadat alles is uitgespreid op de middenberm, kan het weer ingepakt (zie foto). Nele zelf is er, op wat schrammen na, met de schrik vanaf gekomen. Hebben we eventjes geluk gehad.
In Orio maken we voor het eerst kennis met waar we verder op onze reis bijna iedere nacht gebruik van zullen maken : de ostello, of slaapplaats voor wandelende of fietsende pelgrims. Bij aankomst is niemand aanwezig, maar een Australische dame, die samen stapt met een Amerikaan, verzorgt ons onthaal. We kunnen een bedje kiezen, er zijn douches in de kelder, een wasmachine en droogkast en een uitgeruste keuken! Dat alles voor wat je er zelf wil voor betalen. Je moet wel beschikken over een «credenziale» of pelgrimskaart, waarin op iedere slaapplaats een stempel wordt geslaan.
We doen ons wasje en plasje en gaan dan eten op een adres die we van de onthaalbroeder getipt kregen. Een heerlijke maaltijd aan pelgrimstarief : pasta met mosselen vooraf en gefrituurde vis en inktvis daarna. We betalen 40 euro voor 2 personen, wijn inbegrepen!
s'Anderendaags door een gelijkaardig landschap, de dijk volgend, tot in Piacenza. De dom en de Piazza Cavalli zijn hier onze aandachtspunten.
Omdat onze gids meldt dat het volgende stuk van de route vrij gevaarlijk is (heel drukke baan), volgen we zijn suggestie en nemen de trein tot in Pontenure. De fietsen moeten vooraan op de trein, ik blijf bij ze, en Nele waakt over de bagage een paar wagons achterop.
Na het uitstappen en het herbepakken van onze fietsen, stellen we vast dat we 2 zakken op de trein hebben laten staan, die inmiddels is vertrokken...: de tent en mijn kledij, teken- en toiletgerief. Omdat in het onbemande station geen telefoonnr bereikbaar is, zoeken we de carabinieri op. De man kan ons niet verder helpen en beveelt ons aan terug te keren naar Piacenza, langs de te mijden route. In het station aldaar krijgen we gehoor bij een zeer vriendelijk, behulpzaam en Engels sprekende beambte, die de conducteur van onze trein opbelt. We moeten wachten op zijn reactie, maar een paar uur later horen we dat hij niets heeft gevonden...De beambte suggereert morgenochtend nog eens terug te keren en dan ook aangifte te doen bij de spoorwegpolitie. We blijven dus in de stad en ik ga vestimentaire inkopen doen, want behalve de fietskledij die ik aanheb, heb ik niets meer. Gelukkig heb je hier ook niet veel nodig : een short, enkele t-shirts, wat ondergoed, een tandenborstel, scheerzeep en gilettemesjes, want ook mijn scheerapparaat zal nu waarschijnlijk een Italiaan dienstig zijn...Voor het eerst in mijn «baardig» bestaan, zal ik me dus «nat» scheren...je bent nooit te oud om iets nieuws te leren.
s'Anderendaags terug naar het station om te horen dat niets is teruggevonden. Door het feit dat we geen tent meer hebben, worden een aantal andere bezittingen overbodig. Onze slaapzak, slaapmat en hoofdkussen sturen we met de post terug naar huis. Dat scheelt gewicht en bespaart dus straks op de inspanningen die moeten worden geleverd bij de volgende beklimmingen.
En die komen er in grote getale aan...het zwaarste aan de Italiaanse hellingen is de korte opeenvolging ervan, bovendien zijn ze vaak heel steil en er is natuurlijk de hitte die energie slorpt. Voor een van de eerstvolgende beklimmingen hebben we geluk, althans met het weer, want het is grijs, en vrij fris door de hoogte. We picnic-en in de buurt van een Romaans kerkje (Bardone) en spijts de energie die we hebben opgedaan, moeten we tijdens het vervolg van de klim een paar keer met de fiets in de hand naar boven.
In Berceto, waar we hebben overnacht, gaat het nog hoger de Passo della Cisa op (1041m). Bovenaan prijkt een neogotische kapel, op zich niet betekenisvol, maar ze bezit eenvoudig en mooi brandglas. Bekoren doet ze vooral wielerliefhebbers, omdat er een truitje hangt van Vittorio Adorni...
Vanaf hier gaat het opnieuw bergaf met ons tot in Pontremoli, een aangenaam, authentiek stadje, dat momenteel nog vergeten is door het toerisme.
In Aulla overnachten we in de abdij van San Caprasio. Er wacht ons (samen met een Frans wandelend echtpaar en een Italiaanse stapper) een collectief onthaal met water, Cola, Fanta, koekjes en koffie na...echt deugddoend om na een dag ploeteren, zo te worden ontvangen.
Aulla zelf betekent niet veel. Tevergeefs zochten we naar iets dat onze aandacht kon verdienen. Een trattoria, aanbevolen door het onthaal, verdiende die wel : een pasta voor en kip na en dat aan «pelgrimstarief».
Vroeg op, want de beklimming (eens te meer) die ons te wachten staat, blijkt zwaar en die willen we in de koelte (nou ja, 25 gr s'morgens om 6u is niet wat je noemt fris) doen. Gelukkig loopt onze weg door beboste hellingen. We genieten van de verrassende pano's en de rustieke dorpen onderweg. Jammer genoeg prijkt op heel wat panden «Vendesi» ,of te koop...Ook hier lopen de dorpen leeg en blijven enkel bejaarden achter...
In Fosdinovo nemen we wat meer tijd om met onze fietsen door het middeleeuwse stadje, trap op, trap af te hossen. Bovenaan torent een imposante burcht, maar een bezoek zal voor een volgende pelgrimage zijn.
Van hieraf gaat het in een grote vaart naar beneden, naar de kust van de Thyreense zee. Tot onze verrassing, zien we, na een heuvelrug, plots de zee in al zijn glorie schitteren in de verte. Een bijzondere ervaring, na zoveel dicht groen en stoffig land.
Hiermee sluit ik aan op wat ik eerder ivm Pietrasanta heb doorgestuurd.
Geschreven door Niet.alle.wegen.leiden.naar