Ik sta extra vroeg op, dan kan ik in de ochtend kilometers maken en besluiten waar ik vandaag eindig.
Ik tik de route in op de navigatie, maar kom er na een paar kilometer achter dat ik de asfaltroute heb gekozen. Dat is niet de bedoeling. Ik denk dat ik op een bepaald punt op de kaart ben, wat niet het geval is, en raak de weg kwijt.
Ik vraag aan twee mannen bij een huis de weg. Het zijn net Laurel en Hardy. Qua postuur dan, want daar houdt het mee op. Humor hebben ze niet.
Ze wijzen me de weg naar Ravenna, maar daar mag je niet op fietsen, want het is de snelweg, zeggen ze erbij. Dat schiet niet op natuurlijk. Wel met de auto maar niet op een fiets.
Ze maken een gebaar, en zetten het bijbehorende gezicht erbij op: ‘bekijk het dan ook maar’.
Dat dacht al tijdens hun uitleg: ‘ik bekijk zelf wel hoe ik weer terug kom’, maar uit beleefdheid laat je ze dan toch wat uitleggen.
Kortom, 12 kilometer onderweg en ik ben weer bij het startpunt.
Ik kan nu wel de juiste route oppakken.
Ik kom in Classe, waar de basiliek nog gesloten is. Ik neem ertegenover een koffie en een broodje.
De route gaat eerst door een bos. Het is druk met wielrenners en mountainbikers.
Vervolgens beland ik, na ook eerst weer door een vlak landschap, met daarin bijzondere huisjes met netten, aan de kust.
Ik zie een streepje Adriatische zee. Dat is het. Verder allemaal bebouwing tussen fietspad en zee.
Ik wordt horendol van alle mensen. Het is zondag en iedereen wil naar het strand. Hele families met jengelende kinderen lopen er over het fiets annex voetpad. Ik heb wel drie keer iemand op mijn voorvork gehad.
Ook word ik door een Italiaanse automobilist bijna geschept (waarom zou je ook je richtingaanwijzer aan zetten?).
Ik heb haar in het Nederlands de huid vol gescholden en het internationale gebaar van afkeuring getoond, maar toen was ze al weer een paar straten verder.
Het was er zo druk dat het niet lukt een foto zonder mensen te nemen.
Het wegdek is niet best. Het fietspad ook niet. Door al het geschud moet ik deze morgen ergens onderweg mijn bidon verloren zijn, die ik extra onder mijn frame had hangen.
Ik ben dus weer blij dat ik het binnenland in kan. Het stuk langs de kust was tot nu toe het minst leuke deel.
Ik fiets dus verder richting Appenijnen.
In Fiumicino staat een kerkdeur open en ik ga naar binnen.
Binnen is een vrouw, onder goedkeurende blikken van mijnheer pastoor en de koster, een beeld aan het schoonmaken. Ze houdt het wel op een speciale manier vast vind ik.
Ik vraag wie dat is. San Luigi, als ik het goed verstaan heb. Geen idee wat zijn verdienste voor de mensheid is geweest, maar de mevrouw is wel blij met hem en poetst hem eens lekker op.
Ik vraag om een stempel. Men begrijpt niet wat ik bedoel en ook mijn stempelgebaar begrijpen ze niet. Ik laat de stempelkaart zien en deze wordt uitvoerig bestudeerd en besproken.
De vrouw gaat rustig door met poetsen.
Ik moet met de koster meelopen en in een kantoor naast de kerk krijg ik de stempel.
Na Santarcángelo di Romagna volg ik lange tijd een gravelpad. Wel mooi en geen mens tegen gekomen.
Om 13:30 ben ik bij Pont Veruchio. Ik neem weer cola, water en chips. Cola blijkt een goede brandstof met fietsen.
De warmte en vermoeidheid gaan hun tol eisen. Ik merk dat ik ook talen door elkaar ga halen.
“Si, I’ll take this ook”.
Vanaf hier is het weer serieus klimmen.
Verderop zit Jan op een terras bij een gesloten bar. Er is trouwens veel gesloten vandaag. We kletsen wat bij en we gaan apart weer verder.
Ik kom uit bij de camping bij Ponta Messa. Deze is wel goed maar ik vind hem prijzig (Hollander !). Er is ook een zwembad bij, maar daar ben ik niet aan toegekomen. Druk. Druk. Druk.
In de avond nog met Jan bij het restaurant gegeten. Dat was wel weer lekker en nodig na een paar dagen eten uit een zakje.
Geschreven door Op-fietse