Het is inmiddels alweer ruim een jaar geleden dat mijn dochters vroegen waarom ik in gódsnaam (ja, dat woord wordt in ons gezin nog gewoon gebruikt) ineens blokfluit aan het spelen was. Het was op zich niet zo’n gekke vraag, want ik had na mijn 11e nog maar één keer blokfluit gespeeld, als begeleiding van een liedje van één van mijn eigen kindermusicals.
“Dat is alvast voor mijn pelgrimage!"
Ze gierden van het lachen, maar ik was bloedserieus. Kijk, het mooiste instrument van de mens is natuurlijk de eigen stem. En zingen kun je overal, misschien niet als je met bepakking heuvelop gaat, maar om onderweg de moed erin te houden is zingen toch een beproefd recept. En ik bén natuurlijk ook best wel een beetje een zanger, al zing ik wel het liefst met anderen samen.
Maar toch, als ik die blokfluitjaren meereken, ben ik ook al meer dan 40 jaar een blazer. En ik heb weliswaar periodes gehad dat mijn hobo nogal zielig lag te verwaarlozen in z’n koffertje, maar vier maanden niet spelen, dat is me geloof ik toch nog nooit overkomen. Dat-ie niet meekan is natuurlijk zo klaar als een klontje, maar zo’n blokfluit? Die weegt slechts zo’n 89 gram (een plastic exemplaar vast nog minder, maar dat tast mijn beroepseer toch echt teveel aan). En hoe leuk is het als je op een druilerige (of misschien wel zonnige) dag ineens tijdens het eten van een stuk brood kunt denken: ik ga gewoon even muziek maken? En dat je dan op die plek, waar niemand je kan horen, een droevig deuntje kunt fluiten?
Die bijzin staat er niet voor niets, want daar zit natuurlijk het pijnlijke van dit verhaal: ik kán dus eigenlijk helemaal geen blokfluit meer spelen; het is hooguit leuk voor mezelf, maar niet als anderen daarvan moeten mee”genieten”. Vandaar dat ik al een jaar geleden dat ding weer tevoorschijn haalde uit een bureaula. Want stel dat er net een andere wandelaar voorbij komt, dan wil ik natuurlijk niet helemaal voor schut staan.
Geschreven door Hanneke.op.pelgrimage