Guilhelmi, de hoofdpersoon uit de Roomse pelgrim, die in 1674 naar Rome pelgrimeerde, sliep onderweg bijna uitsluitend in herbergen. Hij beschrijft elke dag waar hij logeerde, wat hij at en dronk (eenmaal Oostenrijk voorbij verandert het bier in wijn) en wat hij daarvoor moest betalen (waarbij er vele munteenheden voorbij komen waar ik nog nooit van gehoord had). Eénmaal klopt hij aan bij een huis, waar hij en zijn gezelschap om eten en onderdak vragen. Uitsluitend door er goed geld voor te betalen, worden ze binnengelaten, waarna ze alle keukenkastjes opentrekken om te concluderen dat er niets te eten is, behalve meel en olie, waarop ze de bewoner sommeren om pannenkoeken te bakken. Ze moeten slapen in een schuur vol slangen en ander ongedierte, en hebben het zo koud dat ze midden in de nacht de hele omheining van de tuin opstoken om warm te blijven. Fijne logé’s!
Lopen met je eigen onderkomen op je rug is voor mij juist het ultieme gevoel van vrijheid. Een tent kun je bijna overal wel ergens opzetten, is er geen camping, dan is er vast wel een aardige boer met een hoekje in de wei, of een beekje met een grasveldje ernaast.
En liep ik 23 jaar geleden op Corsica nog met een tent van drieënhalve kilo op mijn rug (of nou ja, ik droeg misschien maar de helft van de tent, of wie weet droeg mijn vriend de héle tent en ik alleen mijn eigen slaapzak.....) tegenwoordig heb je een ruime tweepersoonskoepeltent (dat wil zeggen: ruim voor één persoon, groot genoeg voor twee personen als je elkaar erg aardig vindt) van slechts 1,4 kilo.
Mét dus.
Die tent is nu van mij.
Geschreven door Hanneke.op.pelgrimage