Een pas met 1000 meter stijgen, 11 % dalen en 30 km lang, met uitzicht op een mooie kustlijn. Klinkt spectaculair. De weg zou in 2009 verbreed zijn. Eerst maar zien en dan geloven.
Zoals jullie vast gemerkt hebben, ergeren we ons aan buitenlandse bedrijven, die ten koste van de lokake bevolking snel geld willen verdienen en de gewone bevolking opzadelen met de nadelen. Zitten die te wachten op grote hotels, restaurants en dure winkels op plekken waar zij eeuwenlang in eenvoud gewoond en geleefd hebben? Waar hele stukken kust en strand voor hun onbereikbaar worden? Waar alle prijzen voor levensmiddelen stijgen, waar zij lawaai en afval voor terug krijgen? En waar de topbanen ook niet vergeven worden aan de lokale bevolking?
En vooral: waar de verdiensten direct wegstromen naar buitenlandse investeerders en de almachtige aandeelhouders (die niets anders doen dan hun toch al vette bankrekening bekijken en zien groeien)! Die ver weg zitten en de andere kant uitkijken.
De enige lokale mensen die daar waarschijnlijk ook beter van worden zijn de bestuurders die bij eenmalige verkoop van (bouw)grond of licenties voor de exploitatie van delfstoffen (en van hun ziel) zelf snel rijk worden en ook gauw uit beeld verdwijnen.
Het is natuurlijk prima een land te helpen ontwikkelen, maar dan toch niet meer op zo'n eenzijdig imperialistische manier als eerder of koloniale manier van nog eerder. We zouden toch leren van de geschiedenis? Help mensen hun land in balans ontwikkelen en opbouwen en laat ze niet alleen de lasten maar ook de lusten. Geef ze redelijke leningen in plaats van alles op te kopen. Dan is reizen mooi en levert het beide partijen iets goeds op.
Al weten wij zo als passanten natuurlijk nooit zeker of de financier en profiterende partij buitenlandse ondernemingen zijn, want er staan geen namen bij.
Overigens kunnen we onszelf ook afvragen wat wij als camperaars terug geven aan het land wat we bezoeken.....hmmm. Met ons vrij camperen schieten ze ook niet veel op. Gelukkig consumeren we wel en kopen ons eten en brandstof.
Voor ons vertrek vanochtend uit Oriku, na een duikje in zee en een kop thee, is het heiïg boven zee. En de pas in de verte ligt in de wolken. Omrijden is geen aantrekkelijke optie, dus dan maar wat minder uitzicht onderweg. Maar we hebben geluk, de zee beneden blijft iets mistig, maar op de pas zelf is het uitzicht inmiddels redelijk helder. Mooi. En de weg is breed en echt goed genoeg om veilig over de rijden.
Van bovenaf zien we enorme uitbreidingen bij de bekendste badplaatsen in het zuiden, zoals Gjilekë en Dhërmi, waarvan de stranden als de mooiste van Albanië worden geroemd. De omvang is zo groot dat we hopen dat hier een stedenbouwkundige aanpak achter zit, of waar de (lokake) overheid in ieder geval de regie over heeft.
Vlak voor Himarë vinden we een campinkje aan het strand, klein, 30 plaatsen misschien. We worden er uitnodigend ontvangen met een paar woorden Nederlands. En waar een campinkje staat, staan geen megalomane hotels van buitenlandse ketens tenslotte! Nog niet althans. En bij navraag blijken de uitbater en haar man gelukkig inderdaad Albanees. Maar of ze ook de eigenaar zijn, dat zijn we vergeten te vragen.
We vinden gelijk het plekje vooraan met zicht op zee. En komen meteen en opnieuw tot rust. Tussen de bloeiende roze Oleanderstruiken deze keer. De uitstraling en sfeer begint nu echt wat meer Grieks te worden. We zijn er bijna, we zijn daar bijna.
Geschreven door BartKhorsandoppad