Vandaag zetten we onze trip verder en we willen er een actieve wandeldag van maken. Onze bestemming is het dorpje Rodalquilar, bekend voor zijn oude goudmijn.
We vertrekken om 10u45 voor een korte trip van ongeveer 35 km naar de Minas van Rodalquilar. Te voet is het zelfs nog korter nl. 14 km.
We kunnen onze koets parkeren op de parking van de botanische tuin. We nemen eerst nog een middagmaal om de nodige energie op te slaan voor de Cerro del Cinto, een rondwandeling van 11 km. Een mooi landschap dat als lokatie heeft gediend voor de opnames van verschillende westerns. The God the Bad and the Ugly is hier in de buurt opgenomen .
Het pad is soms moeilijk te volgen en we lopen ook een heel eind verkeerd richting de zee. Op de koop toe steekt er in de open vlakte een flinke koude wind op, wat Rietje niet leuk vindt. We keren op onze stappen terug en volgen een mooi pad waarbij we regelmatig een bergriviertje moeten oversteken tot grote vreugde van onze tsaren. De Nimrod wil erin gaan liggen en ik moet hem echt tegenhouden.
We lopen voorbij tientallen mijnschachten, waar overal waarschuwingsborden op gevaar wijzen. Het merendeel van de schachten staat vol water.
We maken de wandeling niet helemaal af maar met de omweg erbij hebben we toch ongeveer 10km afgelegd.
We verplaatsen onze koets 250 meter verder naar een andere parking, waar we vanavond vrij gaan staan.
Ik maak op mijn eentje nog een kleine wandeling naar de ruïnes van de Denver fabriek. Voor Rietje is het genoeg geweest. We eten een lekkere wokschotel en onze tsaren slapen al.
Nu nog wat info over de goudmijn.
Vanaf 1880 sloeg de goudkoorts hier toe, na de ontdekking van goud. Het goud werd niet gevonden in klompjes maar het was vermengd met andere metalen zoals lood en zilver. Het erts werd tot poeder vermaald en via een chemisch proces met kwik werd het goud eruit geëxtraheerd. Uit een ton erts was goud slechts goed voor 12 tot 25 gram. De mijnwerkers gebruikten hamers en handboren en droegen dan het erts naar boven. Het werd naar het strand vervoerd en verscheept naar de gieterij in Cartagena. Het lood goud mengsel werd van daar naar Antwerpen gestuurd waar het goud van het lood werd gescheiden.
Vanaf 1929 werden nieuwe technieken gebruikt zoals explosieven en een cyanide extractie proces met als resultaat 2 ton goud op 6 jaar tijd. Franco opende in 1956 een nieuwe smelterij, Denver. Er werkten toen 1000 mensen in de fabriek met een productie van 200.000 ton per jaar maar de mijn was in 1966 uitgeput en werd gesloten.
Je kan nu nog de ruïnes zien van Denver. Al het ijzer werd verkocht maar de betonnen constructie staat er nog en de afscheidingstoren en de vijf was tanks.
We hopen morgen het museum te kunnen bezoeken waar een schaalmodel staat van de mijnwerking in de jaren zestig.
Geschreven door Reizen.met.Rietencis