's Morgens vroeg vertrekken we met een busje naar de startplaats van de fameuze Tiger Leaping Gorge trek, een tweedaagse wandeling in de bergen. Vanuit Lijang is het toch een paar uurtjes rijden naar het vertrekpunt. Onderweg krijgen we uitleg van onze gids over de evolutie van de streek in de laatste jaren. De overheid wil de streek toeristisch ontsluiten en zet daartoe de grote middelen in. In Lijang heeft men een vliegveldje aangelegd, men bouwt alom nieuwe wegen en autostrades, en men verandert zelfs de naam van een provincie en stad! Het vroegere gewest Zhondian word nu Shangri-La, en ook de hoofdplaats wordt alzo genoemd. Ik herinner me de magische naam Shangri-La als symbool voor iets onbereikbaars, een utopische plaats ergens in de Himalaya, een soort aards paradijs op aarde. Ondertussen heb ik gelezen dat de Brit James Hilton die naam verzonnen heeft in een boek uit het jaar 1933, dat vertelt over vier Britten die een vliegtuigcrash overleven en belanden in een wondermooi klooster dat Shangri-La heet. De chinese overheid wil profiteren van die naambekendheid en heeft niet geaarzeld om die streek een nieuwe doopnaam te geven. Op wegwijzers ziet men, naast de onleesbare chinese tekens, Shangri-La, zoveel km te gaan. Om ons vertrekpunt te bereiken moeten we geruime tijd de richting Shangri-La aanhouden. Naast de gewone weg is men nu bezig een autostrade dwars door de bergen, met hoge bruggen en talrijke tunnels, aan te leggen.
Ons eerste wandeluurtje wordt wel ontsierd door die lelijke werken. Regelmatig moeten we opzij voor zware stinkende vrachtwagens die allerlei materiaal aanvoeren.
Vanaf de start is het klimmen geblazen, en na 1 uur klimmen stelt de gids reeds voor om iets te eten. Blijkbaar zijn er verderop geen mogelijkheden meer tot eten tot aan ons nachtverblijf. Johan beseft dat de klim zijn petje te boven gaat, en besluit wijselijk zich te laten voeren op een muilezeltaxi.
Zo klimmen we redelijk steil naar ons hoogste punt, vanaf daar is het vooral wandelen op de flanken van de bergen, niet meer zo steil als de eerste uren, en genieten van de mooie verrgezichten. Zelf ben ik in de wolken, want ik voel helemaal niet dat ik 6 maanden geleden een nieuwe heup heb gekregen. En die klim was toch een serieuze test, meer nog dan de grote-muurwandeling. Op de top vinden we Johan terug.
Het zicht wordt alsmaar mooier, de eerste tegenvallende kilometers met die lelijke werken zijn vergeten. Na een tocht van 8 uur, met hooguit een uurtje rust, bereiken we Halfway Guesthouse, verlangend naar een koele Tsingtao, het lokale bier van 3,1 gr. Op onze beschrijving stond Halfway house genoteerd als "een eenvoudige, maar prachtig gelegen accomodatie". We verwachtten ons aan een soort berghut, hopelijks voor elk koppel een kamer en misschien met douche mogelijkheid. Halfway House is veel meer, het is gewoon een treffelijk hotel, met douches, normaal toilet, propere lakens en handdoeken. Slechts de eetruimte was nogal primitief, maar het eten zelf treffelijk, en de pintjes heerlijk fris, en het eten typisch chinees, met overvloedige porties op een draaiblad. Wel hebben we ondertussen geleerd dat het bijna beleefd is een vuile boel achter te laten, eten zonder morsen is bijna niet mogelijk en servetjes zijn een zeldzaam iets. Eenmaal kregen we papieren zakdoekjes, die ook prompt verrekend werden.
Geschreven door Frans.annemie