Helaas voor jullie was er deze week zo veel te vertellen dat ik niet genoeg had aan drie A4-tjes. Het zijn er vier geworden. Dus gauw van start!
Zaterdag de 19de mei rond half twaalf vind je me achter het stuur van onze Hymer op de A2, terwijl Crosby, Stills, Nash & Young door de auto schalt. Honderd meter voor me rijdt Lidy in de Seat over de vijfbaans snelweg richting Vinkeveen. Ik voel me behoorlijk down, want dit zijn de laatste kilometers van onze campertrip door Europa. Dat deel is over en dat stemt me verdrietig. Niemand hoeft medelijden te hebben met me, maar ik voel me nu eenmaal zo. Daarom heb ik de zoveel gedraaide CD van Crosby, Stills, Nash & Young in de CD speler geschoven en zing ik nu keihard “Suite: Judy Blue Eyes” mee: " I am yours, you are mine, you are what you are.
You make it hard". Even later rijden we de Nederhorst den Berg in en laten de camper alleen achter bij de stalling op de Middenweg. Ik stap bij Lidy in de Seat en kijk nog één keer om. Dat was het dan. Nu zijn we toch echt onderweg naar het tweede deel - het Canada deel - van onze reis en mijn weemoed verdwijnt langzaam. ’s Middags varen we een stukje mee met de prachtige boot van Eric en Nicole op de heldere Spiegelplas en zien Nicole daar finishen in haar boot tijdens een roeitoernooi. Dan door naar Huizen, waar we “stiekem” via de achterdeur bij onze goeie vrienden Yvonne en Emile het huis binnengaan. Zij wonen bij ons in de straat en we willen niet “gespot” worden. We zijn tenslotte nog op reis. Uitweiden over hoe gezellig het met onze vrienden is, hoe ontzettend lekker Emile kookt, hoe heerlijk een bed slaapt dat breder is dan 140 cm en hoe uitgebreid we daarna weer ontbijten doe ik hier niet, maar we hebben echt genoten. Geen tijd meer voor weemoed, dus.
Na dat heerlijke ontbijt op de zondagochtend van de 20ste mei zetten Yvonne en Emile ons af op station Naarden-Bussum en pakken we de trein naar Amsterdam Schiphol. We vliegen morgen, maar aangezien we vroeg op Schiphol moeten zijn, doen we "een nachtje hotel" in de buurt van het vliegveld. Na te hebben ingecheckt rijden we met het OV naar hartje Amsterdam, waar we bij het mooi gelegen eetcafé “Binnenvisser” worden verwelkomt door Dolf. Super leuk, want hij werkt hier sinds een tijdje en zo ook vandaag. Het is zonnig en we gaan op het terras zitten. En zo bekijken we eens hoe Dolf hier aan de slag is en af en toe even gezellig bij ons komt zitten. Wij nog denken dat we hier even een uurtje zijn en dan weer weg gaan, maar niets is minder waar. We worden verrast door de komst van een aantal bekenden: de beste vriend van Dolf - David - en zijn ouders en zus (die wij ook allemaal goed kennen). En even later komt Jeroen - nog een goeie vriend van David en Dolf - het terras op. Ze komen allemaal David uitzwaaien, die terug gaat naar zijn werk in Cambodja. Super gezellig en onder het genot van drankjes en hapjes praten we honderduit. Na een “Goeie reis!” vertrekt David met familie escorte naar Schiphol. Niet lang daarna gaan wij na een dikke knuffel van Dolf - terwijl een knalrode zon achter de horizon zakt - terug naar ons hotel. We drinken nog een rosétje en ploffen dan in ons twee meter brede bed. In tegenstelling tot het bed in de camper is dit bed zo groot dat het uitkijken is dat we elkaar niet kwijtraken.
Op 21 mei 2018 stappen we om half negen bij Schiphol “Departures” uit de shuttlebus. Lidy moet het ontgelden vandaag, maar daar moet ze nog achter komen. Rond half tien staan we - ingecheckt en de koffers achter ons gelaten op de band - bij de douane. Er is iets niet oké in Lidy haar rugzak. De röntgenapparatuur ziet een te grote tube, alleen kunnen ze die maar niet vinden. “Is het niet die zonnebrandcrème?” vraag ik Lidy. “Nee, die zit echt in de koffer. Geen idee wat het is.” Het is druk en de douanier - nog steeds niets gevonden - overlegt met haar leidinggevende. Die wuift met haar hand, wat zoveel betekend als: “Laat ze maar doorlopen.” Wij weg. Lidy snapt er niets van, tot ze even later een tube haargel tevoorschijn haalt. “O ja, die heb ik er nog op het laatst even ingedaan.” Oké, dat is het begin van een paar zenuwslopende situaties. Na het bekende rondslenteren bij de taxfree shops (wie dat bedacht heeft moet zich schamen, want in die shops is niks goedkoper dan normaal) en een kop koffie gaat het vliegen beginnen. We vliegen met Lufthansa (hoe toepasselijk toch!) en hebben één overstap in München. Dus na dik een uur stappen we de hal van München Airport binnen. Hier worden we direct aangesproken door Gertrud: een opdringerig, agressief pratend, grijzend, klein en nors kijkend vrouwtje, gekleed in luchthavenuniform, die chauffeuse is van het elektrische vier-persoons karretje waar ze naast staat. Met een zwaar Duits accent vraagt zij ons in het Engels kortaf naar welke gate we toe moeten. “L11.” Zeggen wij, enigszins overdonderd, waarop zij ons inlaadt (“Du gehst vorne rein und du hinten!”) en keihard door de gangen van München Airport scheurt. “Deze service is toch voor lichamelijk beperkte passagiers of oude mensen die van gate A naar gate B moeten?” bedenk ik me nog. Maar goed, ze heeft zeker weinig werk ofzo of wij zien er toch echt stokoud uit. Op een onderhoudende vraag van Lidy of ze dit werk de hele week doet, wordt ons met gezucht en gesteun duidelijk gemaakt dat ze 6 keer 9 uur werkt per week. Het gesprek wordt beëindigt, want we zijn waar we wezen moeten. We stappen uit, waarop ze ons nog wat korte aanwijzingen geeft hoe we verder bij onze Gate moeten komen. In ons beste Duits zeggen we al glimlachend “Danke vielmals.” en keren haar de rug toe. Achter ons horen we een teleurgesteld en bitter “Bitte sehr!” en terwijl we verder lopen horen we dit nog twee keer, alleen steeds harder en kwader. Ons wordt nu duidelijk dat Gertrud een fooi verwacht, maar na een maand in Marokko zijn we behoorlijk gehard in dit soort praktijken en lopen door, terwijl Gertrud ons vervloekt. “Auf Wiedersehen Schatz! Je wilde ons zelf zo nodig in je karretje.”.
Na anderhalf uur hangen, slenteren, wachten en ”ons” vliegtuig door de ramen zien, is het dan eindelijk zo ver: we kunnen boarden. Of toch nog niet. Er is een computerstoring, waardoor de normaalgesproken automatische visumcheck handmatig gedaan moet worden. En hier begint het zweten voor Lidy en voor mij op deze toch al lange dag, want wat blijkt: een bijna gepensioneerde Lufthansa mevrouw die Lidy haar paspoort checkt, vindt dat haar paspoort (geldig tot half december 2018) niet lang genoeg geldig is. Het visum is gewoon goedgekeurd door de Canadese autoriteiten, maar deze dame vertrouwt het niet. Paniekerig loopt ze al mompelend verontrust heen en weer. Wij worden ook steeds onrustiger en nerveuzer door haar. Zeker na haar opmerking dat als het paspoort in Canada niet oké wordt bevonden, Lidy terug wordt gestuurd en ook nog een boete krijgt van een paar duizend dollar. Wij beginnen lichtelijk te zweten. Ze gaat het navragen bij haar leidinggevende. Het zweten neemt nu toe gedurende de paar minuten die volgen. We zien dat de vraag gesteld wordt en letten nu vol spanning op de reactie van de leidinggevende: als hij maar niet bedenkelijk z’n hoofd gaat schudden! Het lijkt positief, maar ja ….. Eindelijk komt het verlossende woord van de bijna gepensioneerde Lufthansa mevrouw: Lidy haar paspoort is oké: “Kein Problem, glücklich.” Pfffff …. Wat een opluchting. Even later - ons zweet is net opgedroogd - breekt het zweet ons weer uit als de E-ticket van Lidy niet geaccepteerd wordt bij het elektronisch scannen. Na weer een minuut spanning geeft dezelfde leidinggevende als net te kennen dat het een foutje is van het systeem en dat Lidy door mag lopen richting vliegtuig. Prima leidinggevende, zo eentje wil ik ook wel. Lacherig van de zenuwen en elkaar een high five gevend - alsof we de douane zijn gepasseerd met een lading drugs in onze handbagage - lopen we de slurf door en gaan de airbus van Lufthansa in: “Canada, here we come!”. Na voor mij twee films, een uurtje Candy Crush, twee kleffe maaltijden en drie keer rek- en strekbewegingen in het middenpad landen we in Vancouver. Lidy heeft ondertussen een veel gezelliger vlucht en praat veel met een Amerikaan die veel reistips voor ons heeft. Als we het vliegtuig uitlopen is het half vijf lokale tijd (half twee Nederlandse tijd) en viel het eigenlijk best mee hoelang de vlucht duurde. Na de douane staan we met al onze benen op Canadese grond. We zijn er! Nog een half uur later starten we onze Chevrolet en beginnen aan een rit door het mooie en groene Vancouver. Door het centrum met z’n wolkenkrabbers, dan de groene buitenwijken met uitzicht op de Rocky Mountains, waarna we via de imposante "Lions Gate Bridge" in North Vancouver komen. Hier pakken we "Highway 99" en laten de stad achter ons. We gaan ongeveer 70 kilometer noordwaarts over deze snelweg en krijgen een voorproefje van het indrukwekkende landschap van de Rockies: hoge en ruige rotsformaties, besneeuwde bergtoppen, onafzienbare hellingen met dennen en prachtige uitzichten op “The Howe Sound” (de lange fjord net boven Vancouver). Best nog wel energiek komen we aan in het stadje Squamish, waar we de aankomende dag blijven. Na de supermarkt en natuurlijk de liquor store rijden we naar het huis van Karen en Payam, ons Airbnb adres voor de aanstaande twee nachten. En wat voor adres: een gigantisch huis met uitzicht op de besneeuwde toppen van de Rockies. Echt fantastisch! Superleuke mensen en we kunnen overal gebruik van maken. Wat wil je nog meer. Nadat we wat hebben gegeten en een whisky’tje hebben gedronken ploffen we rond tien uur ’s avonds in bed. Na 24 wakker te zijn geweest, vallen we als blokken in slaap.
Twaalf uur later worden we weer wakker. Het is 23 mei: uitgerust en klaar voor onze eerste hele dag hier in Canada. We gaan wandelen in de bergen rond Squamish en het is perfect weer: zonnig en een graadje of 24. We hebben een wandeling op het oog, maar hebben advies gevraagd aan Payam en Karen. Volgens hen kan je beter de wandeling doen naar de gondel, omdat je dan daarmee terug kan naar beneden en dat stuk dus niet meer hoeft te lopen. Eigenlijk vinden we “met de gondel terug gaan” iets voor Canadese watjes, maar oké, we doen het. Het is namelijk de eerste dag hier en dus een acclimatisatie-dag. Hier vergissen we ons danig in, zoals in de loop van de dag zal blijken. Onderweg met de auto naar het startpunt valt ons - net als gisteren, maar nu veel wakkerder en bewuster - op dat alles groot is, neem bijvoorbeeld de huizen, de (vracht)auto’s, de goederentreinen, de campers, en de bergen. We parkeren onze auto bij de vlakbij gelegen “Shannon Falls”. En nadat we deze donderende, ruige en ook grote watervallen hebben gezien, starten we de wandeling. Het begint met een aantal steile trappen, die dan overgaan in een soort natuurlijke trappen in de rotsen. Dan wordt het even iets vlakker en makkelijker, waarna we weer steil omhoog gaan. We klimmen en klauteren door gigantische oude en chaotische dennenbossen over het smalle paadje naar boven: tussen rotsformaties door, vasthoudend aan dikke losse boomwortels gaat het hoger en hoger. Dan komen we na een uur stijgen een bordje tegen dat we 2,5 kilometer van de 7,5 hebben gehad. Lidy kijkt bedenkelijk, want ze ziet de bui al hangen wat betreft extra pijnlijke heupen morgen. Toch is er eigenlijk geen weg terug meer, want dat wat we hebben gestegen is tijdens het afdalen levensgevaarlijk. We gaan dus verder en eigenlijk wordt het de volgende kilometers alleen maar steiler en heftiger qua stijging en klimmen. Met behulp van onder andere kettingen en touwen worden we - al zwetend als pakkendragers - de berg op geleid. Ondanks het heftige stijgen genieten we van prachtige vergezichten, de torenhoge dennenbossen en de mooie rotsformaties om ons heen. Regelmatig vullen we onze waterflessen bij uit de wild stromende beken, want onze vochthuishouding moet wel in balans blijven met dat zweten van ons. Bij het bordje “Five kilometer” gaan er twee routes naar boven: ééntje “Difficult, with the use of ropes and chains” en ééntje “Easy, when you are tired”. We zijn moe, dus we kiezen voor de laatste optie en zo staan we dan eindelijk - na bijna vierenhalf uur - uitgeput boven bij de gondel. Na een highfive lopen we met vermoeide voeten en een natte rug het restaurant door (heerlijke blikjes koud sap!) en kijken onze ogen uit op het uitzichtpunt: we hebben helder zicht tot ver over het glinsterende water van “The Howe Sound” en hebben een 360 graden uitzicht op de bergen om ons heen. Ver beneden ons zien we de kitesurfers - meegevoerd door de thermische wind - vanuit de landtongen over het water scheren. Het is prachtig en het was de klim zeker waard! Als we - genietend van ons sapje - een folder met de verschillende wandelingen bekijken, blijkt dat wij vandaag dik 900 meter hebben gestegen. We waren al trots, maar zijn dat nu des te meer. Ik denk dat Lidy nog nooit zo’n grote stijging heeft volbracht, maar eerlijk gezegd denk ik ook dat dit de laatste keer is. Wij gaan heerlijk terug met de gondel en zullen een Canadees nooit meer een watje noemen.
De 24ste mei worden we wakker met veel minder spierpijn dan verwacht. Zelfs Lidy haar heupen protesteren maar een klein beetje na de inspanning van gisteren. Wat een vrouw! Na een hartelijk afscheid van Karen (Payam is al vertrokken) laten we dit prachtig gelegen stadje achter ons. Onze turbo Chevi - automaat – zoeft over "Highway 99" en we vergapen ons aan de mooie vergezichten op de Rockies onderweg. Tussen de bergen gaat het verder, langs meren en over rivieren. Onze eerste stop is bij de “Brandywine Falls”, een waterval met een hoofdletter W. Eentje die zo een tekenfilm in kan. Onder de indruk rijden we naar onze koffiestop: het mondaine stadje Whistler met z’n vele hotels en dure shops, waar een deel van de Olympics in 2010 werd gehouden. Het is ondertussen al dik in de twintig graden en we gaan verder noordwaarts en rijden onze eindbestemming van vandaag - het dorp Pemberton - voorbij. We stijgen flink en stoppen als we bij het op twaalfhonderd meter hoogte gelegen “Lower Joffre Lake” zijn, waar eigenlijk best nog veel sneeuw ligt. Hier gaan we wandelen (hoe kan het ook anders!). Eerst naar het schitterende meer. We staan met open mond te kijken, want het uitzicht is als een Wallpaper voor je computer: besneeuwde bergen ingelijst door met dennen begroeide hellingen achter een spiegelend meer. Je blijft kijken. Als we ons losrukken van dit moois en verder gaan, blijkt dat het pad steeds meer overdekt raakt met sneeuw. We besluiten terug te gaan. We willen geen herhaling van gisteren en we hebben al weer zoveel moois gezien vandaag! Dus terug naar de auto, wandelschoenen uit en terug naar Pemberton. Ik krijg de schrik van m’n leven als ik een stilstaande “Schoolbus” met “flashlights” passeer. Al het verkeer op beide rijbanen moet dan stoppen en dat had ik niet goed begrepen. Iedereen die staat te wachten, is bloedlink op mij en tien keer “Sorry!” helpt niet. Ik kan het ze niet kwalijk nemen, want deze actie was behoorlijk dom van mij. Schuldbewust rij ik door naar het hete Pemberton (het is ondertussen 32 graden) en nemen onze intrek in de Airbnb van Paul. Weer alleen een kamer, alleen kunnen we de keuken nu niet gebruiken. Ondanks heerlijk buiten zitten met een koud Budweiser biertje is het behelpen bij deze Airbnb. En er zijn nogal wat regels bij Paul thuis ("doe je schoenen uit", "wees stil", "maak het bad schoon" enzovoort). Gelukkig is het maar één nachtje.
We laten het huis van Paul en al z’n regeltjes alweer vroeg achter ons op de 24ste mei. Voor we zo’n 300 kilometer gaan rijden, gaan we de vlakbij gelegen “Nairn Falls” bekijken. Deze zal ik niet snel vergeten. En niet alleen vanwege het donderende watergeweld wat we te zien krijgen. We moeten zo’n anderhalve kilometer lopen om er te komen. We wandelen evenwijdig aan de steile helling op het pad en zien zo’n 30 meter onder ons de woest kolkende beek stromen. Je kunt je nauwelijks verstaanbaar maken. Als je hier in valt is het direct klaar met je. Ik loop op een bepaald moment voorop, als ik ineens Lidy haar handen al graaiend over m’n benen voel gaan. Ik kijk achterom en tot mijn grote schrik ligt Lidy plat op haar buik op het pad: gestruikeld en voorover getuimeld. Ik help haar overeind: gelukkig heeft ze niets ernstigs. Wel een pijnlijke schouder, maar dat is te overzien. Uitpuffend van de schrik schieten we allebei vol: Lidy van wat er gebeurd is en ik van wat er had kunnen gebeuren. Even iets anders vallen en het was over en uit geweest. Pffffffff, gelukkig niet. We gaan verder en bewonderen de imposante “Nairn Falls”. Terug bij de auto en bekomen van de schrik gaan we aan onze rit van vandaag beginnen. En wat voor rit! Ik vind “stunning” en “breathtaking” meestal van die overdreven woorden, maar voor deze route zijn ze helemaal op z'n plaats. Wat een weidse en grootse natuur! We vergapen ons aan de onafgebroken dennenbossen, besneeuwde bergen, schitterende kloven, wilde rivieren en prachtige meren waar we langs en doorheen rijden. Het is onvergelijkbaar met welk land dan ook in Europa. Alleen Noorwegen komt in de buurt van dit natuurgeweld. Wij voelen ons in ieder geval erg nietig en zijn er stil van. Tegen de tijd dat we bij de stad Kamloops - onze eindbestemming - komen, wordt het landschap wat minder hoog en opvallend veel droger: kale bergen met schrale plantengroei op de hellingen. Dit ondanks de brede rivieren in de dalen. Er heerst hier een landklimaat met koude winters en hete zomers. Zo is het vandaag ook al 32 graden en zijn we blij met de airco in onze auto. Uiteindelijk stoppen we op een zinderende parkeerplaats voor het "Ranchland Inn Hotel" in Kamloops en nemen onze intrek in een prima hotelkamer met keukentje. Hier houden we het wel twee nachten uit!
Rond half tien ’s ochtends van de 25ste mei trek ik de handrem aan op de parkeerplaats van het “Kenna Cartwright Park” en stappen we uit onze Chevi. Allebei voelen we ons fit. Lidy ook, ondanks dat zij de afgelopen nacht niet zo best heeft geslapen. Door een pijnlijke schouder en heup kan ze niet op haar zij liggen. Hopelijk gaat het hier snel beter mee. Het wordt weer warm vandaag, dus vandaar dat we nu eerst gaan wandelen. Het gaat op en neer over de droge berghellingen met hier en daar een dennenboom. Het lijkt hier best veel op het droge Spanje van een maand geleden. We spotten de eerste “Bald Eagles” (prachtige arenden) hoog cirkelend in de lucht, kijken ver over het dal uit en zien veel verschillende vlinders. Het is een mooie, relaxte wandeling en na een uur of tweeënhalf staan we weer naast onze auto. Het is ondertussen zo’n 26 graden en we gaan als het goed is zwemmen. Helaas is het niet goed, want de rivier in het stadspark is nog te koud en het buitenbad in de stad is nog dicht. Na onszelf getrakteerd te hebben op een grote pul heerlijk ijskoud ananassap op een terrasje en een bezoek aan de liquor store en de sushi bar gaan we tegen het eind van de middag weer richting hotel. Dat wordt smullen straks.
Vanuit een prachtig Canada zeggen wij: "We'll see you next week, my friends!"
Geschreven door DeTrip