Ik kijk naar buiten en zie de hagelstenen langzaam de natte, kleiige aarde om onze camper met een witte laagje bedekken. Het gaat op zes januari om vijf uur ‘s middags even tekeer als een beest: donker, regen, donder, bliksem en hagel dus. Verderop gloort de blauwe lucht gelukkig alweer aan de horizon, want van mij mag het ophouden. Ik weet namelijk niet of het morgen gaat lukken om weg te rijden. Ik hoop van harte dat we verschoond blijven van nog een keer tot onze assen in de blubber staan. Nou ja, het leed is al geschied, we zien wel morgen! Het goeie nieuws is dat we vandaag - voor deze enorme bui - een prachtige wandeling hebben gemaakt hier in de buurt. De dag begint namelijk zonnig en fris. Eerst lopen we weer via de oude brug naar het onwaarschijnlijk mooie Bocairent en dalen van daaruit af naar de rotswand tegenover het dorp, waarin de “Covetes dels Moros” - zo’n 50 met elkaar in verbinding staande grotten uit de 10de eeuw - zijn uitgehouwen. Helaas kunnen we er niet in: het is Driekoningen en dus gesloten. Jammer, maar helaas. We pakken onze wandeling weer op en zijn dan heel snel de grotten vergeten, want wat een landschap! Een dor en ruig kalkstenen canyon gebied, begroeid met heide, distels en hier en daar een struik. Qua hoogte (gemiddeld zo’n 600 meter) heuvels, maar qua uitstraling ruige bergen. In de zomer is het hier denk ik niet te harden door de alles verzengende zon. Maar wij vinden het geweldig en genieten - al stijgend en dalend - met volle teugen. “Dit smaakt naar meer!” zeggen we tegen elkaar als we weer terug zijn. We besluiten om morgen verder het binnenland in te trekken. Hierna breekt het onweer los. Zoals gezegd zien we morgen wel of we uit de blubber kunnen komen. Dit mogelijke “probleem” is niets vergeleken met de vandaag ingesneeuwde automobilisten in het midden en noorden van Spanje.
Als ik wakker word de zevende januari adem ik wolkjes uit en zitten er ijsbloemen op de ramen. Het heeft flink gevroren vannacht. Brrrr, snel de kachel aan! Voordeel is wel dat de grond nu keihard is geworden en we dus niet in de blubber vast komen te zitten. Tenminste als we weg zijn voor de zon er op gaat schijnen, want het is kraakhelder. Dat lukt ons prima, nadat Lidy de campingeigenaar en gezin uit bed heeft gebeld met de koperen deurbel. Tja, moet je maar geen camping beginnen. We rijden eerst door brede, droge valleien omringd door rotsige heuvels naar de stad Elche. Hier bekijken we de Huerto del Cura, een botanische tuin met vooral veel soorten palmbomen. Die tuin is hier niet toevallig, want de stad Elche is bekend om z’n van oudsher - vanaf de eerste eeuw na Chr. - grote hoeveelheid palmbomen, vooral dadelpalmen. In de botanische tuin kijken we onze ogen uit: zoveel soorten, soms wel 200 jaar oude palmen en vanuit de hele wereld. Er is ook een cactustuin. Als liefhebber heb ik al wel heel wat gezien, maar huizenhoge cacti? Ik kan m’n ogen niet geloven! Onder de indruk rijden we verder door droge, glooiende dalen met veel amandel- en olijfbomen naar het gehuchtje El Berro in de bergen. De laatste kilometers hier naartoe is stevig stijgen, tot we bij de - op 600 meter hoogte gelegen - camping aankomen in het Parque Nacional Sierra Espuña. Morgen lekker wandelen.
Maandag acht januari ben ik blij dat het weer ochtend is, want ik heb slecht geslapen. Het is de tweede nacht op rij en geen idee hoe dat komt. Na ontbijt, koffie en paracetamol voel ik me nauwelijks brak meer, op nog een spoortje hoofdpijn na. Dus stappen we - wandelschoenen aan en rugzak op - de camper uit. We gaan vandaag wandelen in de bergen van de Sierra Espuña. En wie zou dat niet willen, want de zon schijnt vanuit een diepblauwe hemel, de temperatuur is zo rond de 20 graden in de zon. Perfect wandelweer! We gaan eerst flink omhoog door een schraal gebied met oude terrassen vol amandelbomen, waarna we verder stijgen door dennen- en taxusbossen met heerlijk geurende rozemarijn. Soms zijn we de weg even kwijt, maar dat komt elke keer gelukkig weer goed. De uitzichten en doorkijkjes die we hebben op de ons omringende steile bergen zijn machtig mooi. Op de terugweg voert het pad ons lange tijd door een nu droge beekbedding en na nog een poosje ook een kudde moeflons te hebben bespiedt, komen we rond half vier weer terug in El Berro. Ondanks dat de zon schijnt, koelt het toch flink af, dus we gaan de camper in. Mijn koppijn is nog steeds niet weg en ik heb het koud. Hopelijk wordt ik niet ziek.
Na weer nachtvorst rijden we dinsdag negen januari - onder weer een heldere hemel - vroeg de camping af. Ik heb aardig goed geslapen met een seresta’tje. De hoofdpijn en de kou zijn weg, dus dat is mooi. We gaan eerst naar “Barranco de Gebas”, een stuwmeer op nog geen 15 kilometer afstand van ons. Het weggetje er naartoe is spectaculair. Eerst dalen we over een smal, steil weggetje met veel haarspeldbochten af om daarna via een slechte, ook smalle weg weer te stijgen naar het uitzichtpunt, ons doel (samengeknepen billen krijgen we niet meer van dit soort weggetjes, anders hadden we nu al héél gespierde billen). Het turquoise stuwmeer ligt in een onwaarschijnlijk, onaards landschap van grillig gevormde en witgele bergen voor ons. Echt schitterend! Vanuit dit stuwmeer lopen tientallen kanaaltjes om de landbouwgronden in de verre omtrek te irrigeren, want het is hier zomers zinderend heet zonder een spatje regen. Nadat we nog bij toeval getuige zijn van een brandoefening van een helikopter, laten we dit prachtige meer achter ons en gaan op weg naar het 150 kilometer zuidwestelijker gelegen plaatsje Maria. De weg voert ons eerst weer door wijdse dalen met droge landbouwgronden waarop we veel amandelbomen zien. Maar ook uitgestrekte velden artisjokken en bloemkolen, die fel en groen afsteken tegen de witte kalksteenaarde. Ook valt op dat nu steeds meer huizen wit gepleisterd zijn. De laatste 40 kilometer - ondertussen steeds bewolkter - gaan we de bergen in richting “Parque Naturel Sierra Maria-Los Vélez”: steeds hoger, ruiger en kouder. We zien besneeuwde toppen boven ons en een bevroren wegdek onder ons. Al met al een onherbergzaam landschap, maar wij vinden het prachtig. Als we aankomen op de op 1000 meter hoogte gelegen camping worden we ook begroet door een enorm varken, één van de huisdieren hier. Na een boterham wandelen we - handschoenen aan, muts op, sjaal om - nog een uurtje of twee vanuit de camping en hebben we prachtige uitzichten op de ruige, licht besneeuwde bergen in de omgeving. Onder de wijd uit elkaar staande dennen lijkt het wel of we door een kruidenrek lopen met al die geurende wilde dille, rozemarijn en tijm. Thuisgekomen gaat de kachel aan. We genieten van dit winterse gevoel. Zo rond de jaarwisseling had ik even een dipje en zag ik het tweede halfjaar wat somber in, maar sinds we het binnenland in zijn gegaan en met volle teugen genieten van de natuur, zie ik het weer helemaal zitten. Ondanks slecht slapen of hoofdpijn. Lidy had dat natuurlijk allang in de gaten, want na een paar stille dagen klets ik weer de oren van haar hoofd. Beter toch!
Woensdag tien januari start ‘s nachts met regen. Gelukkig is het iets boven nul, want op sneeuw zitten we niet te wachten. Als we in de ochtend onze wandeling beginnen, is het droog met een straffe wind. Best koud, maar gelukkig verwarmd de zon ons af en toe door de open plekken in het wolkendek. We beklimmen via een breed pad de helling met dennenbossen. Regelmatig hebben we mooie doorkijkjes. Vooral achter ons, want voor ons zijn de bergkammen helaas onzichtbaar door de laaghangende wolken. Ondertussen nemen steeneiken het over van de dennen om ons heen en spotten we hoog boven ons een vale gier. Lekker laten cirkelen dat beest, want geen van ons beiden is van plan hier het loodje te leggen. Aangekomen bij uitzichtpunt “Mirador Puntal del Morral” genieten we van het prachtig panorama van de enorm uitgestrekte vallei voor ons. We eten daar onze meegenomen lunch op in het zonnetje - die steeds meer de overhand krijgt - en dalen dan gestaag af naar de provinciale weg. Dit gebied doet ons denken aan onze reis naar Canada van jaren geleden: kaarsrechte wegen, bossen en bergen om je heen en je komt - net als hier - nauwelijks een mens tegen. Het eerste levende wezen wat wij tegenkomen vandaag is als we na de wandeling de camping weer oplopen: het heerlijke dikke, roze scharrelvarken van de camping komt ons enthousiast tegemoet rennen en begroet ons met tevreden geknor. Echt een beest om op te vreten! Morgen nemen we afscheid van dit “varkentje”. Die gaan we niet snel vergeten.
De elfde januari laten we het dorpje Maria achter ons en zetten koers naar weer verder zuidwaarts. Er staat een harde wind. De palmbomen lijken daardoor als kwasten de hemel blauw te schilderen. Aanvankelijk is het uitzicht - zoals bijna gebruikelijk - als in een heerlijk toetje: citrusvruchten met noten. Hier tussenin zien we veel grote kippenboerderijen. Spanjaarden houden wel van een eitje. Ons eerste doel vandaag is de woestijn rond het dorp Tabernas. Als we in de buurt komen wordt het warmer en het landschap al schraler en desolater. We schuiven de cd van de Eagles in de cd speler en begeleidt door de klanken van “Desperado” en "Tequila Sunrise” rijden we de woestijn in. We parkeren bij het in de winter gesloten Western Themapark “Mini Hollywood”. Oorspronkelijk zijn hier westernfilms met klinkende namen opgenomen, zoals “A Fistful of Dollars”, “The Good, the Bad and the Ugly” en “Once Upon a Time in the West”. De filmset is daarna verkocht en nu is het dus een pretpark. Wij laten dit park links liggen en dalen steil af in de totaal verlaten canyons, waar we een wandeling maken langs en door de diep verborgen rivierbeddingen. Wat een spectaculair landschap! Inderdaad net of je in het Wilde Westen rondloopt, alleen hebben wij geen indiaan of cowboy (op mezelf na dan) gezien. Na deze mooie wandeling rijden we verder naar de aan de Spaanse zuidkust gelegen stad Almeria, waar we onze camping opzoeken voor de aanstaande twee dagen. Dit blijkt een enorme camping te zijn met vooral veel overwinteraars, die maandenlang hier staan. Nou ja, wij zijn ook overwinteraars, alleen verkassen wij steeds.
Vandaag - vrijdag 12 januari - werken we onze gisteravond gemaakte ToDo-list af: huishoudelijke klussen, oliepeil checken, Aegon bellen en nog meer van dat soort noodzakelijke dingen. Dan pakken we de fiets, want we gaan naar een groot winkelcentrum in de buurt. Lidy moet namelijk sowieso een nieuwe broek. Al fietsend zien we ook de enorme camping nu pas goed. Het is net een nieuwbouwwijkje met rijtjeswoningen en bijna alle plekken bezet. Geen spelende kinderen hier, maar jeu-de-boules spelende grijsaards. Dat overwinteren kunnen wij ons zeker voorstellen, maar voortdurend op één plek? Nee, dat lijkt ons (nu nog) helemaal niks. Bij het winkelcentrum aangekomen, blijkt dat Almeria net zo goed Almere kan zijn of andersom: we zien onder andere H&M, Primark, Zara, Bershka en Mango. Het voordeel is wel dat we weten waar wat te koop is. Lidy slaagt voor haar broek en natuurlijk komen we met meer thuis dan op het lijstje stond. Zo gaat dat. Op de terugweg nemen we het fietspad langs het strand. Deze voert ons ineens verassend door een moerasachtig plassengebiedje waar we vogels zien die wij nog nooit hebben gespot, zoals bijvoorbeeld de steltkluut. Echt grappig! Morgen ga ik hier weer naartoe, maar dan natuurlijk gewapend met een telelens. De foto’s zien jullie volgende week wel.
Tot dan!
Geschreven door DeTrip