We staan nog steeds bij het stadje Bullas en op zaterdag 31 maart doen we - met zon, maar met een straffe wind - vanuit de camping een wandeling van een uur of drie. Eerst voert de wandeling ons tussen de bekende glooiende velden met bloeiende fruitbomen en wijngaarden. “Weer het bekende recept.” denken we al, als tot onze verassing het pad stijl omlaag gaat en een voor ons onverwachte kloof met wild stromende beek induikt. Uiteraard volgt een flinke stijging om de kloof weer uit te komen, waarna we onder loodrechte rotswanden staan. Ik heb het al eerder gezegd, maar het is volop lente: alle kleuren bloemen langs de kant van de weg en op de velden. Echt mooi! We lopen door dennenbossen parallel aan de rotswand en keren, na de kloof weer te hebben overgestoken, door de velden terug naar de camping. In deze rare week hebben we het er ’s avonds over dat we de dagen rond het overlijden van Floor nu toch intenser meemaken dan in de jaren hiervoor. Bijna logisch, omdat we in voorgaande jaren juist werkten rond 25 maart en 2 april: “Dat leidt lekker af.”. Hoe gek is die redenering eigenlijk: als je er niet aan denkt, heb je ook geen “last” van die “rotgevoelens” (dit is zeker geen veroordeling naar wie dan ook, want vooral ik heb me hier het eerste jaar na Floors overlijden schuldig aan gemaakt door keihard door te gaan). Nu hebben we letterlijk alle tijd om na te denken, de herinneringen terug te laten komen en vooral te voelen. Eigenlijk helemaal prima.
Zondag eerste Paasdag is een verassende dag in veel opzichten. Ten eerste lachen we ons de tranen over de wangen tijdens het ontbijt. Lidy krijgt namelijk elke maand een cadeautje van een aantal van haar collega’s en deze maand is dat het boek “Meester Mark rekent het goed”. Dit boek staat vol met grappige kinderlogica. Check de foto’s maar eens voor een paar voorbeelden.
Na het ontbijt springen we op de fiets en rijden over de andere helft van de vorige week gereden “Via Verde” naar de stad Mula. Na zo’n 25 kilometer door afwisselend heuvellandschap en via spoorbruggen en -tunnels komen we aan in Mula. Als we de stad binnenrijden komen we een luid trommelende jongen tegen. “Zeker net een processie optocht geweest.”, denken we allebei en fietsen door. Dichter bij het stadscentrum komend, zwelt het tromgeroffel steeds meer aan en tot onze grote verbazing lopen overal door de straten in het zwart geklede mensen - los van elkaar - enorm te trommelen op de “snare drum” die op hun buik hangt. Jong, oud, man, vrouw, groot en klein: iedereen slaat mee op de drums. We zien zelfs peuters in buggy’s met een kleine drummetje op schoot en trommelstokjes in hun knuisten. Het lawaai in de straten van Mula is oorverdovend. Iedereen loopt rond met zijn of haar drum, terwijl er fanatiek op geslagen wordt. Zo nu en dan komen drummers elkaar tegen en gaan dan een wedstrijdje aan wie het best en langst kan drummen. Na afloop geven ze elkaar de hand en gaan al hard roffelend weer verder. Iedereen geniet en het bier vloeit rijkelijk. Later kijk ik op internet en blijkt deze “Night of the Drums” elk jaar tijdens Pasen te zijn in Mula, vanaf middernacht tot vier uur ’s middags. De oorsprong (ergens in de 19de eeuw) is onbekend, maar het heeft niets te maken met Pasen. Na een uur te hebben genoten van dit bijzondere schouwspel en geen woord hebben kunnen wisselen met elkaar, laten we de drummers achter ons. We pakken onze fietsen en keren naar huis terug via dezelfde weg. Het is ondertussen “korte broeken weer”, dus de pijpen gaan van de broek. Eenmaal thuis worden we voor de derde keer verrast vandaag. We staan met de camper voor een klein meertje en laten er nou recht voor onze camper een stuk of tien waterschildpadden liggen te zonnen. We weten wel dat deze dieren in dit gebied voorkomen en we hebben er ook regelmatig naar uitgekeken. Maar dat ze uitgerekend vlak voor onze camper rondzwemmen en nu liggen te zonnen als echte badgasten: supergrappig!
Als we op een bewolkte - maar niet koude - maandag twee april oppakken, breekt één van de scharnieren van een opbergluik onder de camper. Na het luik muurvast gezet te hebben met Duck tape (zorg dat je altijd een rol bij je hebt!) starten we en trekken zo’n 100 kilometer noordelijker via een desolaat gebied met schaars begroeide, ruige, roodgele heuvels. Ook in Spanje zijn veel winkels gesloten, maar net die ene bouwmarkt in dat ene plaatsje is wel open. Heel fijn, want ik koop alle benodigdheden voor de reparatie van het opbergluik, behalve de boormachine. Die vraag stel ik een uur later aan Helga, de erg vriendelijke Haagse bazin van de camping bij het dorpje Sax, als we net zijn aangekomen: “Natuhluk, gein praubleim! Gé maah un sèntjuh asie um naudug hep.” antwoord zij op z’n Haags. Hartstikke fijn, Helga!
Overdag gaat het vandaag met ons als vannacht: met mij valt het mee, maar met Lidy gaat het niet zo. Ik ga er nu niet zo over uitweiden als vorige week, maar allerlei emotionele herinneringen rond de begrafenis van Floor op twee april 2011 komen weer voorbij. Gelukkig zijn er in de jaren daarna op twee april ook mooie dingen gebeurd en die verzachten de pijn van deze dag iets: het presenteren van het boek van Floor en het vieren van haar leven in Toomler op twee april de eerste jaren na haar overlijden. En natuurlijk ook de lancering van de op Floor haar leven geïnspireerde workshop “Durf te Dromen”, die - zeer succesvol - door Lidy gegeven wordt. En hoewel ik nog niet mag zeggen hoe en wat: het gaat nog groter worden! Inspireerde Floor tijdens haar leven veel mensen, ook nu doet ze dat nog.
Lidy en ik slapen aardig goed en we voelen ons beide ook beter dan gisteren. Daarbij hangt er op dinsdagochtend drie april een vers broodje klaar aan onze deur. Wat een service van Heerlijke Haagse Helga! Deze dag kan niet meer kapot, denken we nog. We doen het rustig aan, genieten van de zon, trekken dan onze wandelschoenen aan en starten rond 11 uur met een tocht vanaf de camping die Helga aan ons heeft uitgelegd. Ook al is haar uitleg prima, we zijn toch blij dat we het offline wandelappje “maps.me” op de telefoon hebben. Deze loodst ons prima door het ruige rotsachtige gebied waar bergbeklimmers tegen de steile rotswanden hun skills oefenen. We wandelen tussen de bloeiende, kruidig geurende rozemarijnstruiken en zien - net als vorige week - al veel prachtige vlinders fladderen. Om een uurtje of half drie zijn we weer thuis en ga ik “even” dat scharnier repareren dat gisteren is gebroken. In eerste instantie gaat alles voorspoedig: ik zaag het kapotte deel weg, vervang het voor een nieuwe en leen de boormachine met boortjes van Helga. Ik wil nu alleen nog een boutje wegzagen met de ijzerzaag, voordat ik nieuwe gaatjes ga boren. En dan gebeurt het: na een paar keer heen en weer te hebben gezaagd, zet ik weer vol kracht voor een nieuwe zaagbeweging en verliest het net vernieuwde zaagblad met vlijmscherpe tandjes grip op het boutje. Op zich geen probleem, ware het niet dat ik achter het boutje net mijn wijs- en middelvinger heb staan. Het zaagblad schiet dus uit en graaft zich diep in het vlees tussen de zojuist genoemde vingers. “Godverdomme!!” is wat ik prompt eruit gooi en vervolgens kijk ik in een gapend bloedend gat van een centimeter of vier tussen mijn vingers. Gelukkig is Lidy al negen maanden bij me, dus roep ik haar, waarop zij met pleisters aan komt draven. Weet zij veel hoe erg het is. Ik ga zitten en vraag Lidy om toiletpapier. om het bloeden te stelpen. Terwijl ik dat krijg, breekt het zweet me uit en wordt het zwart voor m’n ogen. Ik duw mijn - naar ik later hoor bleekgroene - hoofd tussen m’n knieën, wat iets verbetering geeft. Dit herhaalt zich een paar keer, waarbij ik ondertussen de functie van m’n vingers test: ik ben als de dood dat er pezen of zenuwen geraakt zijn. Pfff, gelukkig doet alles het normaal. Lidy waarschuwt ondertussen Helga, die eraan komt scheuren, mij en Lidy in haar auto laadt - “Gaat-ie Hans? Asje frisse luch naudag hep doetjenut raam maah veâhdahs opûh.” - en wegblaast naar de eerste hulp post in het dorp. Afijn, een half uurtje later ben ik weer op de terugweg met vijf hechtingen tussen m’n ongevoelige vingers, hand in het verband (“wel droog houden als je gaat douchen!”), een tetanusprik in m’n bovenarm, een Spaans verzekeringspasje in m’n portemonnee en een zorgzame Lidy en Helga achter en naast me. “Over twee dagen weer terugkomen voor controle.” is ons duidelijk gemaakt door de aardige Spaanse arts. We waren toch al niet van plan weg te gaan, dus dat komt voor elkaar. Een paar uren later verbindt Lidy mijn hand opnieuw. Ondanks twee plastic zakken en veel Ducktape is het verband drijfnat geworden. Dat gaan we morgen anders doen, broeder Hans!
Woensdag de derde april doen we het rustig aan. Vooral omdat ik m’n hand rust moet geven. Ik heb eigenlijk geen pijn met een paar keer per dag paracetamol en lieve zuster Lidy doet alle voor m’n hand belastende klussen. We worden ook afgeleid door de campingkip Kobus, die het erg gezellig vindt bij ons en voortdurend rond onze camper scharrelt. Verder genieten we van de zon, doen wat bankzaken en regelen een paar zaken voor de laatste maand van onze reis. Ik kan nog niet aan de grote klok hangen hoe en waar die laatste maand zal zijn, maar we hebben een spetterend eind van ons jaar reizen in gedachten. Het wordt in ieder geval anders dan gepland.
Op de donderdag doen we het ’s ochtends rustig aan, tenminste: ik doe rustig aan en Lidy doet alle klussen waar je twee handen voor nodig hebt en dat zijn er best veel. Tegen twaalven gaan de wandelschoenen toch weer aan en doen we vanuit de camping een tocht naar een topje waar we de laatste dagen vanuit de camper op uitkijken. Na een vrij vlak begin door de olijfgaarden gaan we stijl omhoog door de dennenbossen en hebben prachtige vergezichten. Zo’n half uur voor de top eten we onze gesmeerde stokbroodjes op en gaan daarna weer terug. Vroeger moest en zou ik dan die top nog op, want anders had ik mijn doel niet behaald en werd ik saggerijnig. Dat hoeft van mij niet meer. Ik geniet van het samen wandelen, de natuur, de zon, de stilte en de inspanning. Dus gaan we terug en ben ik ruim op tijd terug voor mijn bezoek aan de dokter van de eerste hulp post. De wond moet gecheckt worden. Heerlijke Haagse Helga zet ons bij de eerste hulp af en pikt ons later weer op. Wat een schat! Niks aan de hand met mijn wond, dus ik krijg een nieuw verband en over twee dagen terugkomen graag. Dat is dan de laatste keer, want daarna trekken we verder.
We hebben allebei voor het eerst echt goed geslapen deze week, dus vrijdag de zesde pril begint goed. Ondanks de bewolking is het een lekker temperatuurtje. Fietsen is nog net even te link met m’n hand, dus gaan we weer wandelen. Mogelijkheden genoeg hier, maar vandaag gaan we naar het hoogste punt van de meest herkenbare berg in de wijde omgeving: de Sierra del Cid, die eruit ziet als een zadel. We starten eerst de camper om bij de start van deze tocht te komen. Aan de voet van de berg rijden we een smal asfaltweggetje op als we ingehaald worden door een kleine rode Fiat Panda, die vervolgens voor ons stil gaat staan. Lidy en ik kijken elkaar aan: wat is er aan de hand? Ik draai mijn raam naar beneden, als er een bij de kleine rode Fiat Panda passende kleine, roodhoofdige Spanjaard uitstapt en mijn kant op komt. Er wordt een voor mij onbegrijpelijke zin in het Spaans geformuleerd, die duidelijk wel eindigt met een vraagteken. Ik kijk hem niet begrijpend aan en vraag of hij misschien Engels spreekt, waarop hij zegt: “Where you go?” De manier waarop hij dit zegt, heeft alles weg van een Nederlandse politieagent die op enigszins cynische toon aan je vraagt: “En waar gaat dat naartoe, meneertje!?” De reflexmatige agressie en tegendraadsheid die deze vraag altijd oproept bij mij, begint zich te roeren. Ondanks dat blijf ik gelukkig kalm en zeg: “We are going to hike the mountain.”. Ongelovig kijkt hij ons aan, wijst naar de zadelvormige berg en vraagt: “That mountain?”. Na mijn bevestigende antwoord kijkt hij me even aan en zegt dan: “Follow me.”. Even ben ik met stomheid geslagen en dan valt het kwartje: die man is gewoon vriendelijk! Het komt alleen rot z’n keel uit. We rijden zo’n vijf minuten achter hem aan, waarna hij stopt, uitstapt en met zijn hand recht voor zich uit gebarend zegt: “Go straight.” “Grazias!!” roep ik hem toe en zo stoppen we een paar minuten later bij het startpunt van onze wandeling. Het is een mooie tocht: we stijgen zo’n 500 meter via smalle, stenige paden langs steile hellingen en onder loodrechte rotswanden. We zweten er lustig op los en staan regelmatig even stil om te genieten van het uitzicht. Onze conditie is er flink op vooruit gegaan. Zo heeft Lidy veel minder moeite met bergje-op-wandelen dan in het begin van de reis. Hoe hoger we komen hoe meer de dennenbomen verdwijnen en steeneiken de overhand krijgen. Als we voldaan op het hoogste zadelpuntje van de berg aankomen, giert de wind hard over de top. Wat een prachtige vergezichten om ons heen. Op de terugweg is het extra goed uitkijken op de paden met de veel kleine steentjes. Een glijpartij loert om het hoekje hier. Gelukkig komen we heelhuids aan bij de camper en keren dan via de supermarkt en de Asia Hypermarket terug naar de camping. Jammer genoeg hebben we weer geen speelkaarten schudmachine voor het spel Skip-Bo gevonden. We spelen dit spelletje best vaak de laatste tijd. Lidy schudt de kaarten altijd en hoewel ik veel van haar hou, liggen de kaarten mij te vaak en te veel op volgorde (en verlies ik ook meestal). We blijven zoeken.
Morgen zijn we precies negen maanden onderweg en hebben we er nog eens drie voor de boeg. Langzaam trekken we noordwaarts. Dat denken we tenminste. Of dat echt zo zal gaan, lezen jullie natuurlijk weer volgende week hier. Tot dan.
Geschreven door DeTrip