Deze week hebben we eigenlijk te veel foto’s. Sorry daarvoor, maar het was dan ook een gruwelijk mooie week. Ik ga vertellen waarom.
Zaterdag de 17de februari vertrekken we uit Fez en zetten koers naar Chefchaouen, de witte stad in het noorden. We hebben nog steeds geen besluit genomen over of we in Marokko blijven of al over gaan naar Spanje. Het nachtje slapen heeft niets opgeleverd en het wordt er gedurende de dag niet makkelijker op, want wat genieten we van de afwisselende natuur om ons heen tijdens de autorit dwars door het Rifgebergte. Eerst stijgen we langzaam tussen de vele olijfgaarden naar echte bergen en worden we uiteindelijk getrakteerd op surrealistische vergezichten over het Sidi Chahed stuwmeer met z’n contrasterende kleuren. Als we uitgekeken zijn hierop, rijden we door en passeren een vruchtbaar, licht glooiend plateau dat veel wegheeft van een over de golvende vormen van een vrouwenlichaam gedrapeerde lappendeken. Tijdens het rijden valt ons de oranje, witte en gele bloemenpracht in het landschap op. De lente is duidelijk in aantocht hier. Hoe dichter we bij Chefchaouen komen, des te ruiger worden de bergen om ons heen en des te nauwer de dalen. Voortdurend stoppen we tijdens onze rit. Dan weer om gewoon te kijken, dan weer om foto’s te maken. Wat mooi is het hier en wat een verademing na al die steden! En dan - na een laatste bocht - zien we Chefchaouen liggen op de flank van de berg tegenover ons. Na nog wat lastige bochten draaien we de camping op en kijken terug op een prachtige dag.
Lidy hoest nog steeds veel en heeft daardoor matig geslapen, maar ondanks dat dalen we zondag 18 februari rond elf uur af naar het centrum van Chefchaouen. Vanmorgen eerst een tijdje met oude bekenden gesproken die we in Noord Spanje ook hebben ontmoet. Zij gaan - na twee maanden Marokko - nu weer richting Spanje en zijn super enthousiast over vooral de Sahara. De besluitvaardigheid van ons wordt hierdoor niet echt bevorderd, zal ik maar zeggen. Tijdens het afdalen naar Chefchaouen hebben we het er over: toch weer naar de Sahara in het zuiden gaan? Aan de ene kant onlogisch, want we komen uit het zuiden. Maar goed, we zijn er nu relatief dichtbij en die kans komt niet snel weer terug. Wikken en wegen dus. We besluiten het allemaal even te laten zakken en Chefchaouen eerst te gaan ontdekken. We doorkruisen onder een heerlijk zonnetje de medina - en natuurlijk weer de soek - van deze stad, die - in plaats van de witte stad - beter de blauwe stad genoemd kan worden: de kleine pleintjes en nauwe, steile straatjes zijn in alle denkbare tinten blauw gekalkt, wat prachtige doorkijkjes oplevert. Ook hier weer veel souvenirwinkeltjes, maar er wordt gelukkig niet zo aan ons getrokken hier. We komen weer bij een supertoeristisch watervalletje, keren terug door de soek, kletsen wat met een Marokkaan die een paar jaar in Nederland heeft gewoond en drinken een versgeperste sinaasappelsapje. We pakken een taxi terug naar de camping, waar we verder praten over wat we nu gaan doen. We worden heen en weer geslingerd, tot ik het weerbericht bekijk van Noord-Marokko, Zuid-Spanje en het zuiden van Marokko bij de Sahara. Aangezien het alleen bij de Sahara mooi weer wordt en droog blijft, is de kogel snel door de kerk: we gaan weer naar het zuiden!
Op een stralende maandag 19 februari staan we vroeg op en gaan we dus zuidwaarts. Het eerste stuk rijden we weer dezelfde weg door het Rifgebergte. Net als een film die je achterstevoren afdraait, vallen ons nu totaal andere dingen op en vinden we het nog steeds prachtig. Vlak voor de stad Meknes krijg ik voor de tweede keer in Marokko een boete voor te snel rijden. Shit, die gasten staan ook echt overal met hun laserguns. En maar vriendelijk doen tegen me (zeker een Nederlandse training gehad) en ik maar vriendelijk doen tegen hen (geen training voor nodig, anders zijn de rapen gaar). In Meknes doen we boodschappen bij een Carrefour waar je zomaar ook een wijnafdeling hebt. Inslaan dus! Hierna rijden we verder, waarbij we van de ene in de andere verbazing vallen, zo afwisselend wordt de tocht nu. Eerst naar en door de Midden Atlas. We stijgen naar een bergplateau, waar we een schitterend uitzicht hebben over rivieren die door groene valleien slingeren. Dan rijden we ineens tussen de sneeuw door, zien we weer de ons bekende makaak apen en ook opvallend veel trieste zwerfhonden, vaak in hele roedels. Na een tijdje maakt dit landschap plaats voor een dor en ruig, roodbruin, vulkanisch gebied: onmetelijk met stenen bezaaide vlaktes omringd door bergen met hier en daar rijen rotsen op de hellingen die eruitzien als stompjes verrotte tanden. Na een afschuwelijk smerige koffie- en theepauze in een dorpje, stijgen we verder naar zo’n 1600 meter en passeren we weer een uitgestrekt glooiend bergplateau met heel veel sneeuw. De borden langs de kant van de weg zijn nog net zichtbaar, zo hoog ligt het. Na een uur met sneeuw om ons heen, veranderd het landschap weer en rijden we een desolaat, zanderig en stoffig bekken in met uitzicht op de uitgestrekte, imposante en besneeuwde bergketens van de Hoge Atlas, waar we morgen overheen gaan. Bijna 400 kilometer verder en negen uur later draaien we voor de stad Midelt een camping op. Na deze mooie en afwisselende dag heeft nog geen haar op ons hoofd spijt van het besluit zuidwaarts te trekken.
Na een nachtje rond het vriespunt en (volgens Lidy) extreme snurkpartijen van mij, zijn we 20 februari rond negen uur al weer op pad. Mistlichten aan, want het is hartstikke mistig. Gelukkig brandt de zon dit vrij snel weg en krijgen we weer zicht op de Hoge Atlas, die we vandaag gaan oversteken. Net als gisteren wordt het een fascinerende rit. Nadat we het kale, roodbruine bekken achter ons laten, kruipen we al slingerend zo’n 300 meter omhoog over de besneeuwde hellingen. Ik ben er nooit geweest, maar ik krijg associaties met de Himalaya: onmetelijk uitgestrekte bergketens, één tweebaansweg, en op die weg veel oude taxi’s - vaak donker rook spugende Mercedes 250D - en van die rijk versierde en overdreven hoog beladen Mitsubishi of Isuzu vrachtauto’s. Als we deze eerste bergketen hebben gehad, komen we weer in een uitgestrekt en verlaten bekken op zo’n 1800 meter hoogte: droog, roodgeel getinte aarde, stoffig en stenig. We wanen ons op de maan. Als we goed kijken ontdekken we toch leven: her en der plukken gelig gras en de pollen “mossig” spul. Dat het leven hier hard en rauw is, blijkt wel uit het uitgedroogde en kaalgevreten kadaver wat ik iets verder op de vlakte vindt. We blijven lange tijd op deze hoogte rijden. Het blijft desolaat met af en toe een dorpje, waarbij we ons afvragen waar de mensen hier in hemelsnaam van kunnen leven. En het wordt warmer en warmer. We doorkruisen nog twee maal canyonachtige bergketens. We rijden tussen puinhellingen door die bezaaid zijn met huizenhoge rotsblokken en volgen de brede loop van een wijd slingerende rivier. Uiteindelijk dalen we in totaal zo’n 800 meter af naar een enorm turquoise stuwmeer, dat fel afsteekt tegen het roodbruine gesteente. We denken weer op een uitgestrekt droog plateau te zijn gekomen als ik opeens rechts van me een groene kloof zie. Wat is dat dan?! We stoppen aan de rand van de kloof en zien voor het eerst in ons leven een oase: een groene, met palmbomen begroeide slingerende loop van de rivier, die de kloof in duizenden jaren heeft uitgesleten. Schitterend om te zien! En in die kloof - tussen de palmbomen - is ook onze eindbestemming van vandaag: de camping. Ondertussen is het zo warm dat de korte broeken aan gaan. Na ons kamp te hebben opgeslagen, gaan we een stukje wandelen door de oase. We lopen van gehuchtje naar gehuchtje, waar dadels langs de weg liggen te drogen en balkende pakezels ons vertellen hoe rot hun leven toch is. Alles is primitief en armoedig. We worden regelmatig aangesproken door kinderen: gewoon om “Bonjour!” te roepen of om te bedelen om een “Bonbon?”. We zijn een bezienswaardigheid. Ook wel eens grappig als je al dik een halfjaar overal als toerist wordt bekeken.
De 21ste februari doen we rustig aan. In het zonnetje gaan we verder naar het zuiden en laten de oase achter ons. De rode kloven waar we doorheen rijden worden steeds wijder tot we weer op een stoffige en onmetelijke vlakte komen. We lopen over de markt van Erfoud, het eerste stadje wat we tegenkomen, en gaan dan richting het dorp Merzouga, onze einddoel vadaag. De vlakte waar we overheen rijden is een aaneenschakeling van niets en nog eens niets. Tenminste, dat denken we, want als we ergens in het stof gaan eten, komen er plots twee jongetjes van ver aanlopen, die - ik dacht het al - bij ons gaan bedelen. Twee mandarijnen en een fles water later vetrekken we, waarna langzaam de oranje duinen van de Sahara steeds duidelijker verschijnen aan de horizon. Zo nu en dan verschijnt er het verkeersbord “Pas op, overstekende kamelen!” en we zien ze even later ook langs de weg staan en liggen. Een paar kilometer verder rijden we de camping van Ali op, die aan de rand van het woestijnduinen van Erg Chebbi is gelegen. Kijkend uit ons raam hebben we een prachtig uitzicht over de zandduinen van de Sahara. Heel bijzonder! In de middag maken we vanuit onze “achtertuin” een middagwandelingetje over de kammen van de woestijnduinen en verklaar ik Lidy nog eens de liefde. Als de zon onder gaat, genieten we van het mooie spel van zonlicht en duinen. Reizen is echt de moeite waard!
Wanneer je in een zandbak staat, moet je er ook in gaan spelen! Dat is dan ook wat we doen op de stralende en warme 22ste februari. Eerst ga ik sandboarden en Lidy gaat er foto’s van maken. Voor wie het niet weet: ik snowboard al meer dan 20 jaar. Dus om met een board de zandduinen af te scheuren lijkt me supervet! Boardje gehuurd en om 10 uur ’s ochtends op pad. We worden trouwens sinds gisteren voortdurend vergezelt door een nieuwe adoptiehond: we noemen haar Sahaartje. En ze is héél lief, vindt vooral Lidy. Onder aan de steilste duin maakt Lidy het zich - vol spanning en samen met Sahaartje - gemakkelijk en klim ik - board op m’n rug - via de kam het duin op. En dat is me toch zwáár! Hoe hoger ik kom, des te steiler het wordt en bij elke stap die ik neem, zak ik door het zand weer driekwart stap naar beneden. Pfffff ….. Na drie kwartier flink zweten, een droge mond alsof ik een shot atropine heb gehad en 30 rustpauzes om telkens het geklop in m’n hoofd tot bedaren te brengen, zit ik dan eindelijk op het topje van de duin. Dan - na te zijn uit gehijgd - het moment waar het om gaat: boardje onder, bindingen vastzetten, ik check nog een keer de afdaling, zet m’n board recht naar beneden en: GO!! Mijn hoge verwachtingen komen helaas niet uit. Ik wordt zo hard afgeremd, dat ik al na en paar seconden onderuit ga en zand hap. De tweede poging gaat lekkerder, maar het gevoel haalt het niet bij het echte snowboarden. Na 30 seconden is deze eerste poging ten einde. Ik loop terug naar Lidy, die een paar mooie foto’s heeft geschoten. Gisteren had ik nog stoer tegen Lidy gezegd dat ik wel vier afdalingen zou gaan maken vandaag. Maar ik vind het mooi zo. Het was lachen om een keer te proberen, maar eerlijk gezegd viel het nogal tegen. Maar wie niet waagt, ….. ’s Middags doen we het rustig aan, waarna we ons om half zes melden bij de kamelendrijver naast de camping: we gaan op een kameel de Sahara een stukje in om de zonsondergang te ervaren. We hobbelen op de kamelen zo’n drie kwartier tot we bij een mooie duin zijn gekomen, die we - samen met onze kamelendrijver - verder te voet beklimmen. We kunnen ver om ons heen kijken, zo zien we Algerije maar zo’n 15 kilometer naar het zuiden liggen. De zon zakt langzaam weg, de schaduwen worden langer en langer, de duinen kleuren oranje en het langzaam verschuivende zonlicht heeft een bijna hypnotiserend effect op ons. Na dit prachtige schouwspel sjokken we weer terug op onze kamelen en worden - onder een flonkerende sterrenhemel - voor onze camperdeur afgezet, waar Sahaartje ons begroet.
Op vrijdag 23 februari zeggen we Ali en Sahaartje vaarwel (die er niet om maalt dat we weggaan, want ze heeft alweer andere campingvrienden), en vertrekken zoals we gekomen zijn: over de onmetelijke vlakte. Ondanks dat het ongelofelijk rustig is op de weg, zie ik tot mijn schrik plots een enorme rijdende stofwolk naast mij verschijnen, terwijl ik met onze camper wat veel op de andere weghelft rij. Het zal toch niet dat ik hem per ongeluk van de weg heb gereden, omdat ik hem niet zag inhalen? Maar ja hoor, toch wel! Even later scheurt hij me voorbij en gaat er - helemaal terecht - een middelvinger omhoog uit het zijraampje. Gelukkig blijft het bij deze vinger. De zojuist genoemde onmetelijke hoogvlakte (op zo’n 1000 meter hoogte) blijft eigenlijk de hele rit om ons heen. Zo nu en dan veranderd deze onherbergzame vlakte van kleur: rood, zwart, wit en geel met altijd veel stenen. Soms verschijnen er zwarte rotspartijen of echte puinheuvels, maar de vlakte blijft (we houden ons vandaag zeg maar erg op de vlakte). Onderweg doen we in een stadje boodschappen, waarbij er weer eens - totaal onverwacht - tot vervelens toe aan ons wordt getrokken om maar iets te kopen. Wegwezen hier! Dat gevoel is snel weer weg, want het is ook vandaag weer stralend blauw en ondanks dat de temperaturen niet boven de 25 graden komen, zindert het aan de horizon en zien we regelmatig kleine zandtornado’s. Rechts van ons zien we ver weg de besneeuwde topjes van de Hoge Atlas en links van ons in de verte een heuvelrij waarvan ik de naam niet kan uitspreken. Midden op de vlakte gaan we in het zonnetje eten. Als we aan het inpakken zijn, komt er - net als een paar dagen geleden - weer iemand aan (waar die gasten toch vandaan komen?) die bij ons wil gaan bedelen. Nu kan ik je vertellen dat we meerdere keren per dag te maken krijgen met opdringerig bedelende volwassenen en kinderen, die geen genoegen kunnen nemen met een beleefd “Non, merci!”. Dit geeft ons telkens een erg ongemakkelijk gevoel. Dus hebben we hier na onze lunch ook even helemaal geen zin in, dus zo’n 50 meter voor hij bij ons is, vertrekken wij. Dit klinkt hard en heel egoïstisch (en dat is het ook misschien), maar - ondanks dat we hier en daar best wel wat weggeven - kunnen we niet iedereen helpen. Terug naar de rit van vandaag: zo nu en dan doorkruisen we een oase met primitieve dorpjes op de vlakte. Echt afwisselend is onze rit van vandaag zeker niet. Dan draaien we naar het noorden en komen steeds dichter bij ons doel van vandaag: de Todrha-kloof in de uitlopers van de Hoge Atlas. Hier dalen we eerst af naar het stadje Tinerhir in een oase met opvallend veel rijstvelden. We stijgen nog even en gaan zo’n vijf kilometer voor de kloof op een camping staan die prachtig gelegen is, maar waardeloze douches heeft en ook de beloofde Wi-Fi werkt voor geen meter. Dat wordt dus maar één nacht hier.
Aangezien het weer de aanstaande weken in Zuid-Marokko aanzienlijk beter wordt dan in Noord- Marokko en Zuid-Spanje trekken wij hier nog wel even rond. Wij vermaken ons nog prima! Tot volgende week weer.
Geschreven door DeTrip