`Vandaag verlaten we Agrigento, we gaan weer terug naar Palermo`, zeiden we tegen Rumera, gastvrouw van B&B Kolymbreta. We kletsten nog een tijdje door, Rumera houdt wel van gezellig een beetje babbelen met haar gasten. Ze heeft drie kinderen, vertelde ze en de oudste twee, jongens van 18 en 22, zijn geselecteerd voor professioneel voetbal. De dochter van 16 zit nog op de middelbare school en wil arts worden. Of ze hier op Sicilie blijft na haar afstuderen… da’s maar de vraag, zegt ze. ‘Hoe dat zit met schooltijden’, vragen wij. Ze gaan hier ook op zaterdag naar school, zijn alleen op zondag vrij. Maar de basisschool gaat al om twee uur ‘s middags dicht. We vragen hoe het zit met de jonge studenten die we in de Vallei der Tempels en de Vallei-tuin en gisteren in de stad (zondag 27 maart) tegen kwamen, toen we door de straten slenterden. Ze waren zo eager, wilden zo graag met ons praten en ons rondleiden, allemaal waren ze van FAI, wat een organisatie blijkt van jonge mensen die zich bekommeren en actief inzetten voor behoud van het milieu. De dochter van Rumera was er ook bij, vertelt ze trots. Eens in de zoveel tijd organiseren ze evenementen onderling en nodigen elkaar uit, vertellen elkaar maar ook passerende bewoners en toeristen over de bezienswaardigheden in hun stad of dorp. We hadden ze zo lief, ontwapenend gevonden, vertellen wij. Zo nieuwsgierig naar hoe wij het hier vinden en wat we van het eten vinden, vast heel erg lekker, dachten ze zelf al. Wat wij hadden bevestigd uiteraard. En wat we in Nederland eten, hadden ze willen weten. Ze scheetig.
De zondag in Agrigento is overigens een heel stille, rustige dag. Echt de dag dat men ter kerke gaat en daarna wordt het maar stil; alles is dicht tot een uur of vijf, dan gaan de cafeetjes en restaurants pas weer open.
Voor ons was het een bijzondere zondag want mijn vader was jarig; hij werd 83. In een cafeetje installeerden we ons ‘s ochtends met koffie en gebakjes om daarna via beeld-bellen vader Jan en moeder Vera en zusje Lon te feliciteren. Gezellig een beetje bij te kletsen. Da’s toch wel super vandaag de dag, dat beeldbellen. De rest van de zondag kuierden we zo’n beetje door de stad, spraken dus met de studenten die namens de FAI actief waren en prikten ‘s avonds een vorkje in een restaurantje in de buurt.
Ook hier zijn de prijzen van de horeca trouwens flink gestegen. Het is ze gegund hoor, na ruim twee jaar weinig tot geen inkomsten, maar toch… het kan ook te gek; dan is het niet echt heel erg leuk als je voor veertig euro een paar broodjes belegd met vis en groente en een paar flesjes bier, nuttigt.
Nou ja, ik ga hier verder maar niet over mekkeren. Maar voor ons wel reden om ons volgend verblijf in Palermo anders te regelen: een appartementje met een keukentje zodat we lekker zelf kunnen koken. Veel gezonder ook, zelf koken en boodschapjes doen, lekker knus.
Maandagochtend rond tien uur zeggen we Rumera gedag, hangen onze rugzakken om en gaan naar het nabijgelegen treinstation. Kopen met enige moeite, we snappen - dino’s dat wij zijn - de kaartjesautomaat niet direct. Als we hulp zoeken bij het treinpersoneel, passeren we het inpandig politiebureau en schieten ons zo een paar agenten te hulp. Blij dat ze iets te doen hebben wellicht, maar super dat ze ons zo lief helpen.
Achter ons zitten nog de drie jongens van een jaartje of zestien die even ervoor ons juist om hulp hadden gevraagd en die wij echt totaal niet begrepen, ook omdat we niet goed konden communiceren met ze. Ze blijken in elk geval niet Italiaans ze zijn, maar wat dan wel… we kwamen er niet achter. Een van hen keek ons hulpbehoevend aan, fladderde met een briefje van vijf… ja, dachten wij, willen jullie voor of zo? We deden een stapje voor ze opzij, maar ze bleven staan kijken en stamelen …. we kwamen er niet uit.
Nu de agenten ons zo aardig helpen, noden we de jongens ook. Op afstand wenk ik ze om ook te komen, maar ze blijven strak op het bankje zitten de andere kant op kijken. De agenten echter hebben ze in het oog en lopen naar ze toe. Stellen vragen, de jongens kijken bijzonder ongemakkelijk. Dan komt er nog een paar agenten bij staan en ach wee, ze moeten mee naar het politiebureau, de drie kornuiten. Als wij lekker in het zonnetje op een bankje op een perron zitten te wachten op de trein naar Palermo, zien we ze na een tijdje voorbij komen. Drie agenten, elk met een jongen voor zich uit, hand op de schouder zodat ze ‘m niet zomaar kunnen smeren, hopla, de politie-auto in. En daar gaan ze.
‘Nou, wat een ellende’ zeggen wij tegen elkaar, ‘wat zou er met die gastjes zijn? Waar zouden ze vandaan komen? En hoe hadden ze het hier nu willen doen? Met vijf euro mee met de trein naar Palermo? En dan….? ‘
Terwijl wij wachten regelt Ruut en passant dat zijn internetverbinding op zijn phone op afstand wordt hersteld. Een medewerker van de provider blijkt al een tijdje terug een fout gemaakt te hebben waardoor hij de afgelopen tijd geen internet heeft. Lekker stom hoor. Hij had er thuis nooit erg in gehad (we zaten nu eenmaal veel thuis) maar hier werd het al snel erg frustrerend. Anyway, blij als een kind is hij dat hij nu ook lekker kan internetten onderweg.
Om kwart over twaalf stappen we op de trein, op naar Palermo! Een rit van bijna twee uur, deels langs het parcours van de VMF en we zijn benieuwd of we bekende plekjes gaan zien. Zeker de plek tussen Cammarata en Sutera, we verwachten dat we dat pad langsrijden want daar passeerden we een spoorlijn en het kan niet anders, dan dat het deze is en dat we daar weer voorbij komen. En ja hoor, we treinen eerst langs Sutera! Die puist in het landschap. ‘Ooooh’, zitten we vol weemoed te roepen achter de raampjes, ‘ ooooh, kijk nou toch eens, Sutera!! Tjeeeeetje, wat ligt het hoog! ‘ En dan zien we de grote, donkere berg waar altijd grote, donkere wolken om de top hangen, de berg waar Cammarata tegenaan geplakt ligt. Ook nu ziet het er daar zo koud en guur uit! ‘ Geen wonder dat het daar nu nog steeds ijskoud is! ‘ En ineens zien we het riviertje, wild meanderend, bruisend, links van de spoorlijn, waar we langsliepen op weg naar Sutera. Daar kwamen we toen het spoorlijntje ook tegen, dus dat is dezelfde lijn als waar we nu over rijden. Gespannen zitten we te kijken en ja hoor, ineens zien we ons wandelpad. De oversteekplaats! ;Kijk, daar staken we over, zie je dat? Daar moesten we de weg over, hopla, zo steil omhoog de bergen in. Wat was dat steil!!!! ‘. En zoefffff, daar laten we het achter ons. Weemoedig zitten we daar voor ons uit te kijken, met een hoofd vol herinneringen aan die prachtige wandeltocht.
Het voelt ook wel goed om met de trein deels langs de wandelroute weer terug te rijden. We zien ook Castronuovo nog, althans, de trein stopt er een eind buiten het dorp en daarna wijkt de treinroute verder af naar het Oosten. We laten het wandelparcours hiermee losser en losser…. Maar het voelt goed, als een soort afronding van de VMF, voor ons zo’n belangrijke, haast spirituele wandeltocht waar we maar met moeite afscheid van konden nemen. Nu rijden we weer terug naar waar we begonnen: Palermo.
We kozen ervoor om terug te gaan naar deze stad omdat hier vandaan de ferry naar Sardinië vertrekt. Omdat die pas op zondag gaat, eens per week, overwogen we oorspronkelijk om via andere plaatsjes terug te reizen naar Palermo, maar na lang wikken en wegen besloten we om dat toch niet te doen. Omdat het een hele onderneming is om naar die dorpjes te komen, je moet met de bus en om vandaaruit weer naar Palermo te komen… dat zou ons dagen kosten. Als het nu heel erg mooi weer was geweest, hadden we graag een paar van die dorpjes aan de kust bezocht, maar het is nog steeds erg fris en soms zelfs buiig. We besloten om naar deze fijne stad terug te keren, naar een fijn appartement waarin we lekker huiselijk een weekje zouden kunnen bivakkeren, zelf boodschappen kunnen doen en zelf kunnen koken.
Maandagmiddag 28 maart komen we dus aan op het centraal station van Palermo en we lopen met recht zo af op ons appartement Gulios Caesare, middenin de drukte van de stad. Hier blijven we tot zondag-ochtend 3 april. Om 9 uur varen we hier weg, verlaten we Sicilie na een kleine maand en mensenlief, wat was het intens en prachtig. Op Sardinië gaan we weer wandelen: de Santa Barbara (mijnen route) gaan we lopen, of in elk geval een deel ervan, in totaal is deze wandeling namelijk 500 kilometer en da’s misschien wat lang voor ons. De eerste twee dagen blijven we in Cagliari, de hoofdstad, even wennen weer en wat dingetjes uitzoeken en regelen. Zo willen we onze toch wel hele grote zware rugzakken ergens opslaan. We hebben in Palermo kleinere rugzakjes gekocht. Die vullen we met het hoognodige, wat veel gewicht en omvang gaat schelen. Ook kochten we dunnere schoentjes voor onderweg, ter afwisseling met die zware bergstampers. En dunnere sokken. Er komt ander - beter en warmer - weer aan dus al die dikke lagen kleding zijn straks niet meer nodig.
Maar goed, over Palermo. Palermo is een wilde stad, zei Michelangelo ons, de gastheer van Villa Rahal, terwijl hij ons naar Agrigento bracht. Hij kon het weten want heeft hier vijf jaar gestudeerd en gewoond.
En dat wilde, dat herkennen wij wel. Wil in de zin van: ongepolijst, niet bepaald mondain, ondanks de vele prachtige antieke kerken en paleizen, de beeldschone pleinen en via’s. We schatten zo in dat het grootste deel van de inwoners (rond de 700.000) niet heel erg welvarend is. Zo oogt de populatie op straat niet, tenminste. HIer geen stadse modieuze poppetjes, geen sexy Italiaanse ladies op straat, maar een beetje onopvallende, functioneel geklede, praktische vrouwen.
Vrij weinig vrouwen zie je hier trouwens in het openbaar, veel meer mannen. Ja, in supermarkten en op de markt, daar zie je veel vrouwen. Maar in het andere deel van het openbare leven zoals cafe’s, barretjes, in de handel, buiten op straat: het merendeel is man. Heel vaak in groepjes staan ze met elkaar te kletsen; luidkeels meestal, altijd is er wel een zeer levendige interactie, altijd leuk om naar te kijken. Maar daar staan bijna nooit vrouwen of meiden tussen. Misschien vergisssen we ons hoor, maar het lijkt er op dat in Palermo voornamelijk de mannen buiten de deur actief zijn en de vrouwen nog veel thuis zijn. Dat zagen we trouwens ook zo in Agrigento.
Er wonen hier ook veel mensen van verschillende etnische afkomst. Net als in Agrigento wonen hier veel Afrikanen en veel ervan hebben zo te zien geen dak boven hun hoofd. In de buurt bivakkeert een groepje in een parkje vlakbij een paar kerken; ze zitten daar de hele dag met elkaar te kletsen. Onder de prachtige oude stadspoort staan hun bedden, een stuk of drie, vier naast elkaar, en geloof het of niet maar die bedden zijn stuk voor stuk keurig opgemaakt. Ernaast staan al hun bezittingen in tassen en zakken.
De straat hier om de hoek, ook zo opvallend, herbergt heel veel Chinese winkels. Zou het gemeentebestuur dat zo organiseren, vragen wij ons dan af. Sturen ze daar op, op de verdeling van ethische verschillen onder ondernemers?
En tja, Hollanders dat wij zijn, maar wij denken soms echt… waarom doen ze dat hier nou niet wat slimmer? Wat economischer? Exploiteren ze het toerisme niet wat meer?
Heb je hier een prachtige ligging pal aan zee, exploiteren ze dat helemaal niet. Niks geen boulevard waar je lekker over kunt flaneren vanaf het centrum naar dat te gekke volkswijkje vol vissers en viskramen en - restaurantjes. Maken ze een boulevard die al na 1 kleine kilometer stopt… Beland je weliswaar - eerst met gevaar voor eigen leven een drukke weg overstekend - in dat wijkje maar daar kun je als bezoeker helemaal niks. Ja, een beetje rondslenteren, zoals wij dat graag doen, maar hé, dat zijn wij.
Komen we trouwens weer iets prachtigs tegen. Een paar jongens op straat, een van hen heeft een hele muziekinstallatie op zijn fiets gebouwd, volume mega-hard. ‘ Maak even een foto’, gebaart de jongen. Wat ik natuurlijk graag doe, ik ga hem zelfs filmen en terwijl ik dat doe, verdwijnt zijn stoere gezichtsuitdrukking en weet hij van verlegenheid niet waar hij moet kijken. En, als uit een film, boven ons hoofd hangen de bewoners over hun balkons hoofdschuddend naar die gastjes te kijken.
En oh ja, zo bijzonder. Toen we hier begin maart waren logeerden we aan de Via Maqueda. In het oude centrum. Nu zitten we dus bij het station, wat daar heel dicht bij ligt. Begin maart was het hier nog heel rustig. Komen we nu op de Via Maqueda… is het in die drie weken tijd veranderd in een grote toeristenkermis. Talloze groepen toeristen - een soort schaapskuddes lijken het - met een gids ervoor die van alles staat te vertellen bij die kerk en die kerk en op dat pleintje. Wat een metamorfose.
En nee, niks voor ons, opgaan in die toeristen-meute, dat willen wij helemaal niet. We onttrekken ons daar zo snel mogelijk weer aan, aan die sferen. Schieten snel weer andere straatjes in. Zoals de straatjes achter ons appartement. Zo gaaf. Daar zijn we weer onder de bewoners die daar hun boodschappen doen. Gaan we lekker truttig ook naar supermarkt Conad, en hebben we al snel een favoriet bakkertje waar we elke dag verse broodjes halen. En drinken we koffie bij van die cafeetjes waar ‘t dus altijd vol zit met van die mannetjes die het altijd maar druk hebben met elkaar; en maar ouwenelen. En laten we ons verleiden, net als de bewoners hier, om een broodje ijs te eten. Echt, niet normaal, maar we zagen dat al een paar keer en riepen stomverbaasd uit: ‘huh, eten ze nu een kadetje met ijs??!!’ En het is er ook altijd beren-druk, bij die tent. We zitten blijkbaar bij een van de meest gewilde ijstenten van Palermo waar ze allemaal even stoppen - gewoon even dubbelpakeren dus, hé - om een ‘ ijsje’ te halen. Onbeschaamd grote scheppen ijs krijg je hier en ze lopen er allemaal zo heerlijk onbeschaamd van te vreten. Zalig om te zien. Dus… gisteren hebben ook wij een broodje ijs besteld en onbeschaamd lekker op zitten vreten.
Het verkeer hier… nee, ik moet even zeuren hoor. Iedereen die vaker naar Italië gaat (wij kwamen tot voor kort alleen op Sardinie) maar iedereen die hier vaker kwam, weet vast wel wat een bizar gedrag de Italianen vertonen in het verkeer. Pure C H A O S !!
En dat de stoplichten voor wandelaars althans als ze er al zijn, dat die het hier haast nooit doen. En als ze het wel doen, dus je staat bij een zebrapad en het is groen, dan betekent dat echt niet dat de automobilisten voor je gaan stoppen. Ze komen gewoon keihard op je af rijden en stoppen pas op het allerlaatste moment. Maakt dus eigenlijk niet uit of je oversteekt bij een zebrapad met groen licht of zonder stoplichten. We weten nu hoe het moet. Armpje door, als twee oudjes, blik op ‘!no passaran!’ En gaan met die banaan. Ik houd mijn ene arm omhoog en kijk streng naar de automobilisten en als ze stoppen, krijgen ze een minzaam glimlachje. Ruut onderwijl trekt mij naar de overkant, want als hij dat niet doet, stop ik van schrik voor elke aanstormende auto.
En zebrapaden, hé, die zijn hier vooral om op te parkeren. Altijd staat er wel een auto op. Hilarisch.
En dan dat getoeter! Echt, ik zou er als ik hier zou wonen, hypernerveus van worden. Als je even moet wachten met je auto, dan gaat echt iedereen achter je toeteren. Opschieten jij!
We zagen hier een oudere dame in haar emerald-groene jaren ‘80 Fiat door het drukke verkeer laveren…. Links, rechts, links om het andere verkeer heen en bij elke uitwijkmanoeuvre keihard toeteren. TOET!! TOETTOET!!! TOET!!Ik zie al dat een oudere dame in Krommenie zo over de Heiligeweg zou rijden…
Gisteren belandden we op de Vlooienmarkt, puur toeval, al slenterend, op zoek naar weer eens een ander wijkje om te verkennen.
Het eerste wat we trouwens zagen bij de entree van dat wijkje, was een oude auto met op het dak een hele stapel oude troep waaronder een aantal plastic kinderfietsjes, allemaal aan elkaar gebonden met een paar touwen. ‘Hé, die zagen we van de week ook al rondrijden? Verhip, dat was dus van een handelaar in ouwe troep, het was helemaal niet iemand die aan het verhuizen was. Het was een ondernemer’ .
Op de straten en een plein achter de Mercato di Ballaro, zetelt deze fantastische vlooienmarkt. Mocht je Palermo willen bezoeken, als je Mercato di Ballaro bijna af bent gelopen, sla dan rechtsaf. Het is zeker de moeite waard. Al is het maar om te zien wat - ook allemaal tussen de mannen - hier gebeurt. Want op een enkele uitzondering na, maar het zijn weer de mannen hier die handelen in oude rommeltjes en prullaria.
Gaaf om te zien ook hoe hier een rangorde is onder de verkopers. Er zijn erbij, dat zijn de gesettelden. Die hebben hier schuurtjes of hokken waar ze hun waar in opslaan; hun koopwaar netjes op een stal voor de deur. Vaak zijn ze gespecialiseerd en echt, sommigen verkopen mooie spulletjes, althans, ik zie het mooie er wel aan af: oud servies, kitscherige beeldjes en religieuze schilderijtjes. Of oud speelgoed uit de jaren zestig, zeventig. De laag daar onder, dat zijn de verkopers die hun handelswaar uitspreiden op het trottoir, op kleden. Geen vaste plekken, elke dag dus vechten voor je plekje. Ze verkopen heel veel troepjes waarvan je denkt: 'dat moeten ze uit het rondslingerend vuilnis hebben geplukt.’ Heel veel oude, afgelopen schoenen bijvoorbeeld. Smerige kledingstukken. Blijkbaar is daar toch een markt voor. En dan de onderste laag, die openbaart zich pas bij het scheiden van de markt. Als de anderen hun onverkoopbare rommeltjes in grote afvalbakken mikken, komt die onderste laag tevoorschijn. Gaat in die bakken struinen, zoeken naar wat er nog voor hen tussen zit, zodat zij het vervolgens weer kunnen gaan verkopen.
Een oudere tengere man liep zo te struinen, samen met een wat jongere man; half over de bakken hangend, de een hielp de ander, anders kon die er niet goed bij. Er vlakbij zat een verkoper, samen met nog een paar anderen, aan het bier, op de grond. Ineens staat hij op, grijpt zichzelf bij zijn kruis en schreeuwt tegen de twee bij de bakken dat hij tenminste grote kloten heeft en nog meer grote bavianen taal. De twee mannetjes - ik zag het op afstand gebeuren, verstond het niet helemaal dat was niet echt nodig - kropen schielijk in hun schulp, deden een paar stapjes achterwaarts en probeerden zich onzichtbaar te maken; schuifelden ingehouden snel weg bij de Bavianen man.
Maar goed, zo lopen wij altijd rond; en maar kijken en kijken, observeren, foto’s maken, pratend over wat we zien en opmerken. Beetje malle epootjes misschien, maar dit vinden wij gewoon het allerleukste van reizen. Kijken, observeren, foto’s maken, erover schrijven…. ‘Ook een soort van wandelretraite, toch?’ Vinden wij, want het is een en al observeren, bespiegelen, analyseren. Kijken wat het met je doet. Geen gebrek aan introspectie, in elk geval.
Voor een wat meer toeristisch ingesteld medemens trouwens, is deze vlooienmarkt echt een super gave plek om lekker een uurtje of wat rond te struinen. Er zitten ook nog mooie dingen tussen al die rommel. Ik zei nog tegen Ruut, ‘het is maar goed dat ik hier niet woon want ik zou hier elke week lopen struinen want echt, ik zie tussen de troep echt pareltjes liggen. Moet je zien man, die beeldjes!! Die schilderijtjes!! Dat servies!! ‘
En oh ja, tja, nog een klein kritiekpuntje richting gemeentebestuur van Palermo! Doe Wat Aan Je Afvalbeleid!! Dit kan toch niet! Zo’n mooie oude stad, meestentijds is het hier hartstikke warm, en dan zoveel smerige troep op straat. Stapels en stapels, bergen troep. Vuilniszakken vol, grof vuil, volgescheten luiers, etensresten. Honden en katten (en ‘s nachts ratten) die die zakken open scheuren..
Ik had me voorgenomen het maar te aanvaarden maar ik kan het gewoon niet aanzien! Hoe kan dit nou? Moeten de bewoners noodgedwongen hun afval maar op straat zetten, hoe werkt dat hier?
Van de week waaide het hard, echt van die valwinden van de grote hoge bergen hier vlakbij. Staan we aan een drukke weg in de buurt- die aan de rand van de oude stad - die het verkeer uitleidt. Een brede weg, vol verkeer, met ertussen in een trambaan. Komt er woeshhhh zo’n windvlaag en die tilt woeshhhh zo al het vuil op, dat als een rivier maar dan een halve meter boven de grond uit, zo vooruitgestuwd wordt. Hops, zo alles tegen die auto’s en de trams aan, al het gruis en andere viezigheid waait zo op alles en iedereen buiten. Rotzooi, dozen en zaken belanden onder auto’s die gewoon doorrijden met al die rommel onder zich of tegen de ruiten geplakt.
Ik snap het echt niet!
Wel zie je na zo’n winderige dag de ondernemers voornamelijk en een enkele bewoner, zelf dan maar de stoepen en straten schoonvegen, alles op een hoop. Komt er weer zo’n windvlaag ….
Misschien komt het wel doordat ik het afgelopen jaar voor de Stadsreiniging van Amsterdam heb gewerkt en geleerd heb hoe ze het daar (heel erg) goed doen. Palermo, stadsbestuur, breng eens een bezoekje aan dat van de gemeente Amsterdam ;-)
Nou, verder, we hebben deze week in Palermo met veel plezier en genoegen doorgebracht dus, zijn heel veel aan het rondwandelen, geen wandelretraite in de natuur, maar in de stadsjungle, heerlijk vinden we dat. Maar ook best fijn om volgende week weer in rustiger contreien te zijn, de prikstokken er weer bij te pakken en kilometers te maken door de natuur van Sardinie. En wat een heerlijk vooruitzicht ook, dat het winterse weer hier eindelijk gaat wijken en plaats gaat maken voor zon en warmte!
Geschreven door SoulVoet