Komende maandag zijn we hier drie weken maar het voelt echt zoveel langer. Hoe dat zo komt? Omdat er zoveel is gebeurd, we op zoveel plekken zijn geweest en zoveel mooie ontmoetingen hebben gehad. Dat doet iets met je bewustzijn, met je perceptie.
Vorige week zondag, nu een week geleden, wandelden we ‘s ochtends zo rond half tien Cammarata uit. Zoals steeds is het even behoorlijk zoeken welke wegen we moeten nemen. Moeten we hier nu rechtdoor? Ja, volgens Komoot wel …. Maar, kijk, nu zegt diezelfde Komoot weer dat we terug moeten. Grrrrr, zo komen we toch nooit dit dorp uit?! Vermoedelijk komt het doordat de dorpen en steden hier zo ingewikkeld in elkaar zitten, met al die hoogteverschillen, parallel-weggetjes, trappen en trappetjes. Maar dan pakken we het handboek VMF erbij en kijk aan, die leidt ons gestaag het dorp uit. Dit keer verlaten we het dorp via een prachtige winkelstraat, leeg, stil en verlaten omdat het zondagochtend is.
Cammarata ligt hoog, zo’n 700 meter en dat is merkbaar. De avond ervoor aten we weer bij St. Lucia, zo’n heerlijke gezellige pizzeria, hooggelegen. Lopen we warm en rozig de deur uit daar, komt ons een vlaag natte sneeuw tegemoet. Klapperend van de kou dalen we zo snel mogelijk af naar dat vintage hotel Halykos. Lekker de kachel hoog in onze kamer, nog even chillen en dan vroeg naar bed omdat we de volgende dag 26 kilometertjes mogen weg tippelen. Vlak voordat we in slaap vallen hebben we - dat kan geen toeval zijn als je dag en nacht samen optrekt en al ruim 40 jaar elkaars liefje en beste vriend bent - samen gelijktijdig even een off-momentje. ‘Ilse, gaan we dit wel drie maanden leuk vinden, zo, met die kou en …’ ‘Tjeeee, nee, echt, ik dacht net precies hetzelfde, kreeg ook even zo’n dip-momentje. Hoe komt het bij jou?” ‘Nou, ik keek vanmiddag zo naar die oranje vitrage en dacht….’ ‘Ja, herken ik, en dan die kou buiten en dat we vandaag maar liever hier binnen zaten met die kachel aan! Maar kijk, als je drie maanden weg bent, samen reist, zijn er natuurlijk ook shit-momentjes. Dat je je afvraagt: ‘Waar zijn we nu helemaal mee bezig? Waarom doen we dit?! Het kan toch moeilijk drie maanden allemaal super zijn?! Bovendien, het is geen gewone vakantie, het is een retraite, een periode waarin we veel tegen gaan komen. Ups and downs.’ Maar wel weer heel bijzonder dat we op eenzelfde moment zo hetzelfde voelden en dachten, vinden we allebei en gaan gerustgesteld weer slapen. Morgen gaat in elk geval weer een mooie dag worden.
En dat wordt het ook. Als we Cammarata achter ons laten, we dalen dalen en dalen, komen we in een vallei met een spoorlijn waar - heel schattig - eens per zoveel uur een mini-trein van een treinstel groot voorbij ratelt. Van Agrigento naar Palermo. Er is maar een spoor. We passeren een oud perron met een stations-halletje, helemaal vervallen en - zo kijken wij met onze romantische fotografen-ogen ernaar - ongelooflijk mooi.
Als we het spoor oversteken komen we bij een meanderend riviertje dat bruist en borrelt. Daarna steken we een weg over en gaan klimmen klimmen klimmen. Komen via fraaie graspaden bij de eerste tekenen van de bebouwde kom, wat rommelige huisjes met landjes vol gereedschap, oude auto’s en wat onbestendige akkertjes. En blaffende honden uiteraard, achter hekken.
Ineens komt er een soort vecht-hond over het pad recht op ons afgerend, een zwerver zo te zien met een grote wond in zijn flank, met opgetrokken lippen, zijn tanden blikkerend, slijm uit zijn bek! Grommend en blaffend. Klotebeest! Hij wil ons te grazen nemen. Twee andere klotehondjes achter het hek raken bezwangerd door zijn agressie en beginnen ook lelijk te grommen en blaffen. Eerst benadert de zwerver ons frontaal, van voren af en we schreeuwen tegen hem. Dan gaat hij in een boog om ons heen, een stuk achter ons keert hij om en wil ons vanaf die kant aanvallen. Ik pak mijn prikstokken en draai me om en roep: BASTA!! Daarbij zwaaiend als een malloot met mijn stokken. De hond valt stil, gaat zitten en … geeft een grote gaap. We lopen weer verder, ik kijk achterom en weer rent die griezel naar ons toe en weer roep ik Basta en zwaai met mijn stokken en … weer gaat hij gapen. Tot zo’n drie keer aan toe. Dan slaan we een ander weggetje in en valt het stil achter ons.
Voor ons doemt weer een andere uitdaging op. Een super steile weg naar een tussenliggend dorpje, Acquaviva Platini. We hebben enorme honger en behoefte aan iets warms. Het is vandaag zo guur en koud. Tijd voor een pauze en een lunch, dus. Maar eerst klimmen klimmen klimmen. We passeren een grote begraafplaats, omringd door een grote hoge grijze muur, heel toepasselijk in deze omgeving. Ruut raakt uitermate geïnspireerd en maakt weer prachtige foto’s. Echt, we moeten zorgen dat jullie die ook kunnen zien, binnenkort gaan we ze online zetten. Ze zijn echt zo mooi!!
Na anderhalve kilometer klimmen, het voelt als zes, lopen we Acquaviva binnen. Ook al zo stil en uitgestorven. Een beetje spookachtig haast. Waar zijn alle mensen? Alleen een grote lobbes van een hond komt ons tegemoet, geen griezel dit keer maar een goedmoedig beest. Onhandig zwabbert hij zijn grote lijf de steile weg af naar beneden.
Hoe kunnen die mensen hier toch lopen? In dorpjes als dit met die steile wegen, daar kan toch niemand in een normaal tempo lopen? Laat staan even een spurt maken. Je moet hier altijd langzaam als een schildpad omhoog en heel beheerst naar beneden lopen.
We komen in het centrum en bewonderen de eeuwenoude kerk, die mooi gerestaureerd is. Even wat fotootjes schieten. In die zin zijn we ook geen echte pelgrims, wij lopen altijd maar te tutten onderweg: ‘ even wachten, even een foto maken hoor. Ho, nee, eventjes over. Oh, kijk, hier, moet je dit zien, mooi man! ‘ Een echte pelgrim doet zulks niet: die stampt stevig door, onderwijl op zijn horloge kijkend omdat hij een streef-tijd in zijn hoofd heeft. Wij zijn daar totaal niet mee bezig, vandaar dat het aantal aangegeven benodigde wandeluren vaak danig uitloopt.
TEgenover de kerk is gelukkig een café open en we stappen naar binnen. Uiteraard staat de tv knalhard aan, maar da’s de gewoontje in mediterrane landen, toch? Altijd maar die tv snoeihard aan; en dat dan alle gasten er keihard doorheen staan te praten. Hier is het niet zo druk meer, een stuk of vier mensen aan de bar, waarvan een man, het is net een Hollander, zo groot en stevig en zo blond. Hij wil natuurlijk weten waar we vandaan komen en toont zich de eigenaar van deze tent. Zorgt dat er broodjes voor ons worden gehaald, die vervolgens heerlijk worden belegd met ham en kaas. Er komt een glas verse jus d’orange en een kop koffie. En nog een kop koffie. Gezeten onder de schallende tv, zitten wij daar ons te laven en weer mens te worden. Daarna vertrekken we weer. Op naar Sutera, ons einddoel van die dag.
Een vriendelijke man wijst ons bij het verlaten van dit dorp de goede kant op. We mogen weer klimmen klimmen klimmen. En ineens, als we bovenaan een berg staan zien we daar die grote puist van een rots in de verte. De berg waar Sutera tegenaan geplakt ligt. Het is net een hoed in het landschap, omringd door groene bergen en heuvels. Als we opgetogen en weer helemaal opgeknapt door onze lunch lekker doorstappen, zien we het landschap om ons heen veranderen naar een haast Toscaans tafereel. Met van die prachtige groengeschakeerde heuvels en bergen, waar het licht en de schaduw elkaar achterna zitten. Betoverend. Her en der een zeer decoratief oud verweerd huisje. Bloemen langs de kant van de weg. En geen mens meer te zien. We lopen uren en uren achter elkaar en die hoed komt steeds dichterbij. Dan is hij weer even uit zicht omdat we achter een andere rots belanden en daaromheen moeten lopen, dan ineens is hij weer in het volle zicht.
Als we Sutera uiteindelijk naderen zijn we haast sip. Okay, fysiek zijn we wel toe aan rust, maar voor wat betreft de schoonheid van het landschap hier hadden we nog wel een paar uurtjes door willen lopen.
We weten inmiddels precies hoe het gaat: nader je een dorpje dan wordt het klimmen klimmen klimmen. Over de toegangsweg naar het dorp, af en toe even wachten op een auto die je passeert. En maar prikken en klikken met die stokken, blik op de weg, hoofd gebogen en gaan met die banaan. Je weet dat de beloning zoet is, namelijk, je B&B met een lekker bedje, een douche en daarna lekker eten.
Als we Sutera dan eindelijk binnenlopen zijn we danig onder de indruk. Zo’n oud stadje en weer zo heel anders dan de andere stadjes zoals Prizzi, dat ook echt een bergdorpje is tenslotte. Sutera is meer gesloten en oogt eenvoudig voor wat betreft de stijl van huizenbouw. We moeten echt heel wat klimmen voordat we het centrum bereiken en activeren Google Maps om bij B&B Piazza te komen. Dat blijkt aan de andere kant van het dorp te liggen, even zoeken dus. Als we er bijna zijn zien we twee andere hikers aankomen, alhoewel, herkenbaar als hikers vanwege hun sportieve uitstraling, maar ze lopen op van die Action-slippers met sokken aan. Neemt niet weg dat we even leuk met elkaar staan te kletsen, daar met zijn viertjes, klapperend van de kou want ja, zodra de zon gaat dalen schiet de temperatuur hier naar beneden richting vriespunt. Ze wijzen ons de B&B, zij logeren er ook: we zijn er bijna, echt!
Blij met nog net dat extra spurtje energie bellen we aan bij Calogera, de gastvrouw van de B&B. In rap Duits, ze is geboren en getogen in Duitsland, vertelt ze later, maar als jonge vrouw in Sutera gaan wonen, haar familie komt hier wel vandaan, heet ons welkom, brengt ons naar ons fijne kamertje en legt uit dat we via die en die weg vanavond naar pizzeria La Pineta kunnen lopen. Eigenlijk het enige restaurant van Sutera. ‘ Okay, danke’, zeggen wij. Gaan eerst op bed liggen na-stomen en dan hopla, douchen, omkleden en daar gaan we weer. Naar La Pineta.
OMG, wat is het koud hier!! Boven ons hoofd een prachtige heldere sterrenhemel, wat afleidt van de kou. Via een stikdonkere weg belanden we bij La Pineta en ook daar is het niet bepaald warm. De meeste gasten zitten dan ook met hun jas aan aan tafel. Dat gaat ons toch echt te ver, we trekken onze wandeljassen waar we de hele dag in hebben lopen zweten, uit en bestellen ons diner. Eten vervolgens de heerlijkste spaghetti ever. Worden super-goed bediend door een schat van een ober. En als we daarna na het afrekenen we deur uit willen gaan, roept hij ons terug, want de pizzabakker wil ons best wel naar huis brengen. Als we eventjes wachten… hij komt er zo aan. ‘ Okay’, denken wij, ‘uhm.. nou… ‘ en wachten dan maar eventjes op een stoeltje totdat de pizzabakker zijn schort afdoet, naar ons toeloopt en ons meetroont naar zijn grote oude diesel voor de deur. De andere twee B&B gasten springen ook ineens tevoorschijn en stappen ook in. Gezellig. En zo tuffen we in een lekkere warme auto, gezellig tegen elkaar aan gezeten, naar Piazza terug. Kom daar eens om in onze contreien: ik bedoel maar, welke pizzabakker brengt nu zomaar zijn gasten in de auto naar huis??
De volgende dag is onze rustdag. De andere 2 wandelaars zijn blijkbaar wel gewoon doorgegaan met de volgende VMF-etappe, we zien ze niet mee bij het ontbijt. Echte bikkels. Wij niet dus. Wij gaan het dorpje bekijken. We belanden in het centrum en drinken een cappuccino met cacao-strooisel bij een mooi café dat oogt als een iglo van steen. Later horen we dat dat de Arabische bouwstijl is; dat ronde zorgt voor koelte in de zomer en warmte in de winter.
Daarna kuieren we verder en komen bij een hogergelegen kerk en zie daar, ernaast ligt een museum. Twee studenten komen ons tegemoet als we naar binnen wandelen; een van hen, een pittige meid, spreekt goed Engels en loodst ons van zaal naar zaal onderwijl heel veel vertellend over Sicilie in zijn algemeenheid. En over Italië. En over de nimmer aflatende invloed van de Kerk die ervoor zorgt dat artsen ondanks wetgeving, niet bereid zijn abortus en euthanasie te plegen. En dat Sicilie van oudsher uitgebuit wordt door ‘die van het vaste land’… dat vertelt echt iedereen ons. Sicilie als een soort kolonie waar niks in wordt geïnvesteerd, maar waar wel alle vruchten van worden geplukt. En dat de dorpjes en stadjes allemaal al jaren geleden leeggelopen zijn, er alleen nog ouderen wonen en dat jongeren geen werk hebben. En als ze werk hebben, met of zonder studie achter de kiezen, ze hooguit 1.300 per maand netto verdienen. Niet alleen op Sicilië by the way; de loonpolitiek in Italië is heel bijzonder- haast communistisch. Je verdient alleen in de grote steden wat beter.
Als we daarna boodschapjes hebben gedaan en met moeite want weer klimmend klimmend klimmend teruglopen naar ons B&B rijdt de pizzabakker ons achterop en houdt in, zwaait naar ons. ‘ Hey, Franco’, roepen wij enthousiast, want we weten inmiddels dat hij zo heet doordat we - op zijn verzoek - een goede review op Google hebben achtergelaten en anderen het allemaal over Franco hadden. En weer mogen we meerijden. Heerlijk. Hij zet ons weer netjes voor de deur af.
Die middag hebben we gezellig een uurtje beeld-bellen met Koen en Yuan in Hongkong. Wij in ons knusse kamertje met de kachel hoog, zij met de airco hoog want het is warm en vochtig in HK. Daarna gaan we noodgedwongen chillen, buiten giet het van de lucht. Even geen bezoekje aan de pizzeria, soms willen we dat gewoon even niet, weer uit eten. We eten dan met alle liefde lekker een broodje en wat fruit op onze kamer. Gaan vroeg slapen want morgen moeten we weer en route naar Racalmuto.
De volgende ochtend pakken we onze rugzakken in; de man van onze gastvrouw gaat ze naar Racalmuto brengen. Heel fijn, want ook dit is weer een heel pittige etappe met veel, heel veel dalen en daarna veel, heel veel klimmen. Bij het verlaten van het dorpje gebeurt er echter iets heel bijzonders, waar we op dat moment geen erg in hebben maar later, met terugwerkende kracht, precies zien wat er loos was. Want: het gaat mis die dag.
Aan het weer en de schoonheid van de omgeving ligt het niet. De zon schijnt, het is fantastisch mooi. Vanuit de vallei komen er machtige mooie wolken omhoog gewolkt. Wonderschoon, dit schouwspel. We lopen en lopen komen op een prachtig pad, het is er hemels gewoon. Een smal stenig pad langs een hoge bergwand, bloemen, die wolken die omhoog dwarrelen.
Ineens merken we op dat dit helemaal niet de goede weg is. Jammer, vinden we, zo’n mooie weg maar ja, als we deze aflopen, komen we echt op een heel andere plek dan bedoeld. We keren terug. Terug naar start, zoiets. En gaan een ander pad in. Dalen en dalen en dalen. ‘Zeg, Ruut, moeten we niet naar dat tussenliggende dorpje vlakbij? Als we deze weg blijven volgen, dan komen we daar toch nooit terecht? En we moeten nog wel eten inslaan, en water en geld opnemen. Want deze route is zwaar en lang, weer zo 25 kilometer’.
Ik kijk op Komoot en zie dat deze weg echt niet door Campofranco gaat. Ik wijs naar waar je Campofranco ziet liggen, rechts van ons, zo’n vier a vijf kilometer hemelsbreed verwijderd. ‘Onze weg gaat daar niet naartoe. We moeten terug hoor.’ Onderwijl lopen we samen maar door te stampen naar beneden. Meter naar meter. ‘Nee’, zegt Ruut, ‘zonde joh, niet teruggaan hoor, dan moeten we dat hele stuk weer terug en alles moeten we dan weer steil klimmen.’
Ineens realiseren we ons dat we de hele weg door nog geen enkele keer hebben gekeken of we wel het VMF teken of bordje zagen. En dat we die ook helemaal niet hebben gezien. En dat zeggen we ook tegen elkaar en onderwijl lopen we gewoon door.
Na zo’n 5 kwartier moeten we even rusten want we hebben kilometers gedaald en geloof het of niet, maar ook daar wordt je best moe van. Twee jonge wandelaar, we ontmoetten ze die ochtend aan de ontbijttafel, twee prachtig mooie jonge Italiaanse mensen, passeren ons. We babbelen eventjes. De jongen vertelt ons dat ze door gaan naar Milenna, ‘ kijk, daar ligt het’ en hij wijst naar een dorpje op een berg tegenover ons. ‘ Maar’, vervolgt hij, ‘we moeten eerst wel zien of we straks de rivier overkomen. ‘
En daar gaan ze weer, het mooie mensen stel. We kijken ze na, laten ze een stuk doorlopen want willen niet in hun kielzog wandelen. Blijven nog even rusten en hervatten na 15 minuutjes onze wandeling. Ruut heeft me er onderwijl van overtuigd dat wij dezelfde wandeling als deze twee maken; ‘Milenna is wel opgenomen in de VMF route, maar als we ‘m ook zo gaan benaderen als die twee, Ilse, dan zijn we veel sneller. Dan steken we eigenlijk een stuk af. ‘ Ik zeg Okay, maar mijn gedachten worden negatief. Ik hoor mezelf denken: ‘ Dit Wordt Niks Vandaag. Wat zijn we raar bezig. We vergeten helemaal dat we de WMF moeten volgen, rotzooien maar een eind heen en hebben niks te eten bij ons, geen drinken bijna. Echt! Dit Wordt Niks!! ‘
Maar ik wil niet negatief doen. Zet mijn beste beentjes voort. We belanden bij het laagste punt en horen in de verte de rivier al bruisen. Ruut wijst op de berg tegenover ons. ‘ Kijk, Ilse, daar lopen ze.’ Ze zijn de rivier over. ‘ Ik zie de twee mooie mensen lenig naar boven benen maar denk onderwijl wel: ‘ tjemig, die zijn zo een uur bezig geweest met het oversteken van die rivier… ‘
Als we uiteindelijk bij de rivier belanden lijkt het best te doen. Alhoewel: het zand blijkt slijmerig slik. Je zakt er tot je enkels in weg. Met moeite banen we ons een weg naar de rand van de rivier. Dan ringt mijn phone. ‘Oh, wacht even, Ruut, mijn vader en moeder! We zouden even beeldbellen.’ En ik ga erbij zitten, met mijn schoenen vastgezogen in de slikkerige modder. Gezellig even kletsen met Jan & Vera, zij gezeten op de bank in hun knusse huisje in Assendelft. Ik laat ze de rivier zien waar we straks over moeten.
Als we uitgebeld zijn, trek ik mijn schoenen uit, bindt de veters aan elkaar vast en hang ze om mijn schouders. Ruut heeft al een paar wankele passen gezet in de rivier. Ik ga hem achterna. Denk: ‘moet kunnen, een dag of wat geleden, in het traject naar Cammarata moesten we ook een rivier over met onze blote voeten.’ Maarrrrr, deze stenen zijn echt zo onwijs glad en glibberig. en als ik een stapje op de bodem zet, zak ik weg tot mijn kuiten en ik verlies mijn evenwicht. De stokken zorgen dat ik - met moeite - blijf staan. Na vier stappen ben ik het beu. Ook omdat deze rivier veel breder is dan die vorige en het tweede deel, na het deel met de stenen, bestaat uit ‘ wildstromend’. En ook omdat mijn benen en voeten bevriezen. En ik geen zin heb om te vallen en mijn phone en andere spullen in mijn jaszak te verpesten. Ruut onderwijl blijft optimistisch. Staat daar wankel edoch stoer te roepen dat ik het kan. ‘Forget it, Ruut’, roep ik, ‘dit wordt ‘m niet’ en ik glibber en glis terug naar de kant. Een boze Ruut blijft het proberen. Hij ziet de bui al hangen, natuurlijk. Als we de rivier niet oversteken moeten we …. 8 kilometer steil omhoog terug klimmen naar Sutera.
Hij geeft ‘t op en samen zitten we - heel bozig ineens - onze smerige voeten schoon te poetsen met onze sokken en trekken we omslachtig onze schoenen weer aan. ‘Weg hier van deze rivier’, denk en via een ook nog eens onbegaanbaar stuk verwaarloosd akkerland wankelen weer terug naar de weg. Ik ben ook doodmoe ineens en realiseer me weer dat we onwijs stom en raar bezig zijn. ‘Wat bezielt ons toch’, vraag ik me af. Ik deel deze gedachten met Ruut, maar hij wil er niet van weten.
We beginnen met de terugweg. Klimmen klimmen klimmen en het is inmiddels midden op de dag en de zon zij schijnt met volle teugen. En we krijgen honger. En dorst. Hebben nog maar een beetje water, een tomaat, een beetje jam voor op brood. En verder … niks.
Als we eventjes rusten om dat beetje voedsel dan toch maar te nuttigen, wijst Ruut me op een ander stuk van de rivier. ‘Kijk, Ilse, daar kun je ook oversteken, kijk maar, er hangt een grote tak overheen.’ Ik ben onwijs moe en heb niet veel puf meer, te weinig in elk geval om hier tegenin te gaan en ga overstag. We dalen weer een stuk, klimmen door woeste struiken en langs prikkende bomen en rietstengels tot aan de oever. Ruut gaat vooruit. ‘ Nee, Ilse, lukt niet. De rivier is hier veel te wild en te diep.’ We zoeken nog een paar plekken maar tevergeefs. ‘Ooooh verdomme’, denk ik, ‘wat zonde van alle energie’, dit, terwijl ik me los vecht van een paar scherpe takken die mijn jas vasthouden en een andere tak die bijna mijn pet van mijn hoofd wipt. ‘Tjezus’, mopper ik in mezelf, ‘ dit is toch geen wandelretraite meer. Dit is zelf-kwelling, een marteling! Over nu met die onzin. ‘
Ik laat Ruut weten dat ik er klaar mee ben en dat we terug moeten. Had hij zelf ook al bedacht. En daar gaan we. Hete zon op ons kop. Een weg van 7 a 8 kilometer opwaarts - echt, soms zo super steil - terug naar Sutera. Het is inmiddels half twee, twee uur. We klimmen en klimmen. Er is echt geen ene jota maar aan. Ik voel me als zo’n figuurtje uit een Salvator Dali schilderij. Met lange slappe gesmolten benen en stokken. Tik tik tik… tien stappen… uitpuffen… tik tik tik… weer tien stappen… hijg puf…. Na anderhalf uur belanden we weer in Sutera.
Inmiddels heb ik me tig keer bedacht: ‘dit was echt heel erg raar. Waarom zijn we van meet af aan gewoon maar een beetje gaan lopen en lopen en lopen? Hebben we elkaar niet gecorrigeerd? Wat wil dit zeggen. Echt, het is kut met peren, maar dit is heel leerzaam. Als we er zijn en weer puf hebben, moeten we heel goed samen bespreken wat hier fout ging en wat weer hiervan leren. ‘
Rond half drie bellen we weer aan bij Piazza en de gastvrouw staat ons stomverbaasd aan te kijken maar hé, geen enkel probleem hoor, als we vannacht weer blijven. ons kamertje is nog vrij, heerlijk! Ik word aan een kop thee gezet, Ruut voelt zich genoodzaakt nog door te lopen naar het dorp om geld op te nemen en komt pas na een uur nog vermoeider dan vermoeid - echt, Ilse, nergens een bank-o-maat te bekennen maar ik vond er toch een bovenin het dorp - boven. We gaan op bed liggen en liggen en liggen en slapen niet echt maar liggen in een soort van lager bewustzijn daar bij te komen en te praten over wat er mis ging. We begrijpen ‘t van onszelf, maar wat we niet goed snappen hoe het komt dat we als twee verkeerd geprogrammeerde poppetjes zomaar van de VMF afgingen. Sterker nog, we zochten ‘m helemaal niet op…. Kwam het door het felle licht vandaag? Waren we te moe? Hadden we gisteravond toch warm moeten eten? Was het de voorzienigheid??!!
Die avond eten we weer bij La Pineta en vanzelfsprekend, vriend Franco rijdt ons weer naar de B&B. Of we de volgende dag weggaan en waarnaar toe, wil hij weten. We vertellen dat we met de bus - want even niet meer wandelen na deze shit-dag - naar Racalmuto gaan, eigenlijk de volgende plaats in de VMF etappe. ‘Och’, zegt hij, ‘ik breng jullie wel hoor. Die bus… het zou zomaar kunnen dat die helemaal niet gaat, dus… ‘
Verlegen aanvaarden we zijn aanbod. ‘ Tjeeeees’, zeggen we later tegen elkaar, ‘dat iemand dat zomaar doet. Twee mensen die je helemaal niet kent wegbrengen, dat kost hem toch zo een paar uur. Wat aardig! ‘
De volgende ochtend tien uur komt Franco aanscheuren met zijn oude diesel. We nemen afscheid van onze gastvrouw en hopla, up we go tot Racalmuto. Ik zit achterin, Ruut voorin naast Franco, kunnen de mannen lekker samen kletsen. Ruut kan dat toch veel beter dan ik, Franco spreekt gewoon 100% Italiaans en omdat Ruut altijd heel goed op emotioneel niveau met mensen kan communiceren, verstaat hij gewoonweg heel goed wat Franco zegt. Hij pikt er woorden uit, begrijpt wat er wordt gezegd en bouwt in zijn eigen Esperanto-achtige Italiaans zinnen op die Franco meestal heel goed begrijpt.
Ik onderwijl zit achterin ziek te worden. Had al een soort van hoofdpijn-band om mijn hoofd bij het ontwaken maar ik had geen aspirines want tja, die zitten in de rugzak en die was al naar Racalmuto gebracht - en met de kachel lekker hoog - want Franco houdt niet van kou - en de ramen dicht (de bediening is kapot) achterin en de wel heel hoekige rijstijl + de toeristische route met heel veel bochten - tja, dan voel ik al snel het aloude gevoel van vroeger toen ik klein was … ik word wagenziek. Zucht en zucht en voel de speekselklieren harder en harder werken. Ooooh, nee, shit. ‘Ruut, zou je willen vragen of Franco even stopt… ik moet geloof ik kotsen’. En zo geschiedt. Ik stap uit, even lucht happen, bewegen et voila, het gaat beter. Mag voorin zitten maar tjeetjemina, moet dan wel communiceren terwijl ik zodra we weer gaan rijden, weer die maag voel… Gelukkig zijn we redelijk snel in Racalmuto, passeren daarvoor nog de zoutmijn met mooie uitleg van Franco; passeren het gebouw waar hij jaarlijks in november zijn olijven laat persen net als alle andere dorpelingen met een boomgaard - en rijden Racalmuto binnen. Stoppen bij bezienswaardigheid nummer 1: de antieke fontein.
Dan weer door naar het oude, fraaie centrum. Moeten de weg vragen naar ons nieuwe B&B, Villa Rahal. TErwijl Franco en Ruut dorpelingen aanklampen en 2 handhavers, voel ik ineens in alle hevigheid … oooooh neeeee, nu moet ik echt…. En ik ren naar een paar grote plantenpotten op het dorpsplein, klamp me er aan een vast en hoplaaaaa, daar komt mijn hele ontbijt eruit. En nog meer. En nog meeeeer. Tussen de golven door zeg ik tegen een passerende opa in zijn Fiat die bezorgd zijn raampje naar beneden draait en vraagt of er iets is… excuses… het komt door de auto die… en terwijl ik ronddraaiende bewegingen met mijn arm maakt, komt daar golf nummer vier naar buiten. En… dat lucht lekker op.
Ruut en Franco onderwijl zijn niet veel wijzer geworden. De handhavers hebben geen idee waar Villa Rahal is… ‘ Tjonge’, denk ik, ‘ dan kijk je toch gewoon op Google Maps, mannen’, veeg de kots van mijn gezicht en ga voorin zitten. ‘Kom, we gaan verder.’ En ik loods mezelf overstijgend door ineens stoer Italiaans te praten, Franco naar de goede weg. Sinistra hier, Destra daar, Tutte Destra zus. Hopla, we zijn er.
Ik begrijp dat Franco het zich anders had voorgesteld, wijzelf anders ook wel, we wilden met de beste man gezellig lunchen om hem te bedanken maar als ik ergens niet aan moet denken… Maar een kop koffie in het buurtcafeetje, dat moet nog wel lukken. Ik neem niks natuurlijk, maar de mannen wel. Ik doe mijn best ondanks de weer opkomende anti-peristaltische bewegingen gezellig mee te praten. Lukt niet echt. Franco neemt afscheid en rijdt weer terug naar Sutera. Ruut neemt nog lekker een bakkie en ik word gek van die koffielucht… en hooooopla, daar komt weer een golf omhoog. In paniek ren ik naar de wc, met mij mondkapje op en geef over in de wasbak…, nee, in mijn mondkapje… oooh, jasses.
We verlaten hierna snel het café, op naar Villa Rahal waar onze gastheer Michelangelo net aan komt scheuren in zijn Jeep. Hij laat ons binnen, wat plichtplegingen over en weer en dan… plof ik op bed en daar kom ik de eerste uren niet meer vanaf. ‘Ruut, ga vooral je eigen gang, man. Ik ben ziek! ‘
De rest van de middag en de avond lig ik daar ziek te zijn. Ruut zwerft in zijn eentje door het dorp, maakt mooie foto’s, doet boodschappen voor linzen-soep maar kookt dat vervolgens niet, eet een fruit-je of twee, drie en gaat dan ook maar vroeg pitten. Voordat we gaan slapen stellen we vast dat ik niet gewoon een beetje wagenziek was, maar bijna wel zeker een lichte zonnesteek opgelopen heb op de dag van de mislukte wandeling. Arme Franco, hij dacht dat het zijn schuld was dat ik ziek werd, maar ‘t zat er gewoon al aan te komen. De wilde autorit met de kachel op dertig heeft het proces alleen maar versneld.
De volgende ochtend app ik Franco dat ik me weer beter voel en dat ik ziek ben geworden door de zon (dus niet door hem). De lieverd antwoordt vlak erop dat hij erg blij is met hoe met me gaat en wenst ons een mooie dag in Racalmuto. Ik zie zo voor me hoe hij erbij zit, daar in de grote eetzaal van zijn pizzeria, nog helemaal stil en leeg.
Die dag doen we als toeristen; we kuieren door Racalmuto . Ik voel me alweer een stuk beter. Racalmuto is een schattig dorpje met een mooie, historisch centrum. Voordat we dat bereiken lopen we op de Via Gioeni en passeren de barbier die buiten staat te kletsen met een paar dorpelingen. ‘ Zal ik’, vraagt Ruut. Tuurlijk, leuk en de barbier stapt al naar binnen en noodt Ruut om te gaan zitten. Ruut redt zich weer prima in het Italiaans, zijn haar wordt perfect geknipt. Knap, want hij heeft een lastige kop met tig kruinen en het gaat op zijn hoofd alle windrichtingen op qua inplanting.
Nog even op de foto met kapper Antonio en alora, we gaan weer verder. Komen bij een machtig mooie kerk, hooggelegen, beklimmen de trap ernaar toe. Bewonderen het interieur waar nog twee biechthokjes nadrukkelijk aanwezig staan te zijn. Buitengekomen passeren we een gebouw waar wat oudere heertjes voor zitten. Eentje springt op en nodigt ons met een arm-zwaai uit om het gebouw te betreden. Hij is slecht te verstaan, heeft vermoedelijk een keeloperatie ondergaan en zo’n apparaatje waarmee je kunt praten. Desondanks, we begrijpen hem. Trots neemt hij ons mee naar wat binnen eenmaal blijkt, het zoutmuseum is. Aan de muur oude, vergeelde maar zeer indrukwekkende foto’s van de mijnwerkers vroeger. Die liepen min of meer naakt, een lende-lapje bedekte hun edele delen. Het oogt alsof het puur slaven-werk was. We lezen dat de mijnwerkers een kathedraal hebben gemaakt in de mijn, daar is ook een theater in waar regelmatig wordt opgetreden. De akoestiek is er zo’n beetje het beste van de hele wereld, vermeldt het bijschrift bij de foto. Met terugwerkende kracht begrijpen we wat Franco onderweg vertelde. Wij dachten dat hij bedoelde dat de kathedraal in het dorp van zout gemaakt was en hadden er daarom bij het passeren schielijk aan gelikt. En tegen elkaar gezegd: ‘nou, ik proef niks. Jij? ‘
De suppoost geeft als we vertrekken, nog een groot stuk zout mee, ingepakt in een reclamefoldertje. Als dank voor ons bezoek en onze belangstelling.
Daarna op naar het kasteel. Elk dorp heeft er wel een merken we inmiddels en het voordeel is dat deze gewoon midden in het dorp ligt en we niet hoeven te klimmen. Het kasteel is mooi onderhouden en als we eenmaal binnen zijn, zien we dat het gebruikt wordt als expositieruimte voor werkelijk waar prachtige kunst gemaakt door lokale kunstenaar Agnelo. Hij maakt beelden waarin christalsteen en zout zijn verwerkt. De beelden zijn mensen en schapen en de grote distelachtige planten die je hier overal op het land ziet. Soms zo levensecht, het is haast eng.
Als we ‘s middags weer terug zijn in onze kamer, kan Ruut dan eindelijk zijn linzen-soepje koken. Het ruikt heerlijk in de B&B. Wij gaan op ons terrasje zitten, beetje internetten en kletsen. Eten ‘s avonds van de soep in de gezellige eetruimte. Houden ‘m nog maar even rustig vandaag zodat ik weer helemaal op de klaver ben morgen. Kacheltje lekker aan ‘s avonds en zo grappig, Ruut speelt wat muziek in op het programmaatje op de I-pad en ik zing eerste en tweede stem in. Klinkt niet slecht, al zeggen we het zelf.
De volgende ochtend worden we al vroeg wakker onder andere van de jongemannen die in de B&B doordeweeks wonen. We horen dat ze zich klaar maken voor de dag en ze vertrekken met rolkoffertjes. Vanavond naar huis, vermoeden we, weekend. Tijdens werkdagen wonen ze hier. Later horen we van Michelangelo dat ze werken op het circuit vlakbij; harde werkers zijn ‘t. Van zeven tot zeven. Als ze thuiskomen, douchen ze zich om daarna de deur uit te gaan om te eten en daarna komen ze terug en om negen uur, half tien wordt het al stil in de B&B. Wat een leven. Maar ze verdienen er goed mee, naar blijkt.
Negen uur Sharp rijdt Michelangelo voor in zijn Jeep. Hij brengt ons met alle liefde naar Agrigento, zo hadden we dat de dag ervoor via de app al afgesproken. ‘ Geen geld geven, ik ben geen taxi, ik ben een vriend, LOL, ‘ had hij ons ‘ gewaarschuwd’. De rit is top, we zoeven over de snelweg, ik ben uit voorzorg voorin gaan zitten en Michelangelo spreekt goed Engels wat het converseren makkelijk maakt. Hij studeerde economie in Palermo en is nu marketeer en heeft zijn eigen kantoor aan huis. Moet nu voor zaken naar Agrigento. Ook hij vertelt veel over Sicilie onder andere dat het Noorden/het vasteland er misbruik/gebruik van maakt, maar voor geen cent investeert in verbetering van de economie voor al diegenen die niet op het land werken. Ook het OV, bus maar vooral trein-vervoer, is bijna op nul gezet. Iedereen moet met de auto, treinstations zijn zo goed als allemaal gesloten, je treinkaartje koop je in het café (of online) en de trein gaat hooguit vier keer per dag en de bus… ja, als je geluk hebt, komt ‘ ie. Zijn wij even blij dat we met hem mee kunnen rijden. Als hij ons afzet bij het centrum van Agrigento zegt hij nogmaals: ‘ niet vergeten, maar je hebt een vriend in Racalmuto. Als er wat is, laat het maar weten.’ We nemen warm en hartelijk afscheid en daar gaat hij weer.
Wij zijn nu veel te vroeg voor ons B&B en gaan koffie drinken bij een cafeetje. Valt ons meteen op dat het hier weer stads is; alles gaat sneller en … de koffie is duurder ;-) We genieten, het is heerlijk weer, er gebeurt van alles om ons heen. Zo rond half elf, elf uur kloppen we toch maar aan bij de B&B en gelukkig, we kunnen onze rugzakken achterlaten, zodat we bevrijd van de last, lekker de stad kunnen verkennen. Met onze fotografen-ogen op steeltjes lopen we er rond. Zien een prachtig theater en een Filipijns huis, waarvan we nog niet goed weten waartoe het dient, maar het ziet er hier allemaal heel mooi - als uit een Italiaans film - uit.
Gaan op bankjes in de zon zitten, eten een broodje, smullen van de sinaasappels, bekijken de stadsbewoners en zien dat hier heel veel Afrikanen - we horen later dat het Senegalezen zijn - wonen. Prachtige lange mannen in lange gewaden met gebreide mutsjes op.
Als we ons later die middag installeren in onze kamer op de Via Currici, zien we groepjes Senegalezen zich verzamelen in onze straat en een garage aan de overkant binnenstappen. Ze trekken allemaal netjes hun schoenen en slippers uit voor de deur. Het is een mooi gezicht, al dat schoeisel voor de deur. Al snel horen we dat er gebeden wordt. Blijkbaar wordt de garage als kerkruimte gebruikt. Na een uur stappen ze weer naar buiten, nemen omstandig afscheid van elkaar. Duidelijk dat een aantal mannen in priestergewaad - ik noem het maar even zo - hier de lead hebben. Iedereen bedankt ze en vertrekt weer. Ik vraag later aan onze gastvrouw na wat daar gebeurt en lees erover op internet. Ze zijn moslim, ze zijn geen bootvluchtelingen maar economische vluchtelingen; veel van de meisjes geraken hier al snel in de prostitutie, de mannen en jongens mogen voor bijna niks werken of hebben helemaal geen werk, de maffia is blij met ze want verdient indirect veel aan deze mensen.
Zaterdag is er les voor de jongetjes, we horen ze gebeden opdreunen en na de dienst rennen ze - als gewone levendige jongetjes - naar buiten en spelen een tijdje voor onze deur. En zo bijzonder: dienst is over, hups, daar wordt de garage-deur weer omhooggetrokken en hij is dicht. Alles en iedereen is weg en je ziet echt niet wat een belangrijk religieus centrum dat is, daar aan de overkant.
Nu we in Agrigento zijn, het eindpunt van de VMF worden we ineens overvallen door een diep gevoel van weemoed, van verlangen naar wat was en er niet meer is: de VMF. Ruut laat zelfs een paar dikke tranen en we bespreken onze gevoelens met elkaar. Wat bijzonder wat we hebben meegemaakt de afgelopen weken. We hadden eigenlijk geen idee waar we aan begonnen, pas bij Christina Gela bij Belverdere zijn we een soort van ingewijd in het ‘ pelgrimschap’. Giovanni en Mimma, gastheer en - vrouw van deze herberg, begrepen ‘t. Zorgden voor het vervoer van onze rugzakken zodat we de etappe naar Corleone konden lopen. Bij Belverdere leerden we de andere pelgrims kennen en hoorden we hoe zij erin staan. Eigenlijk waren wij een paar naïeve gastjes uit Nederland die tot dat moment niet begrepen waar we in beland waren. Maar het lopen van zo’n pelgrimspad, mensen, dat is geen kattenpis hoor. Het is hartstikke zwaar, zeker hier op Sicilie. Nu, in het prille voorjaar is het nog allemaal nat en koud. De aarde is zompig, de riviertjes zijn ijskoud en nog overvol met snelstromend water. En het is vooral heel veel hoogteverschil; iets dat wij als Nederlanders niet goed hebben kunnen inschatten vooraf, althans, dat dat heel zwaar lopen is. Na Christina Gela hebben we echt elke keer vervoer voor onze rugzak geregeld en merkten we ook hoe belangrijk de gids van de VMF was voor wat betreft alle adviezen over verblijfplaatsen en de zwaarte en duur van de paden.
Een paar weken dus waren wij een met de prachtige natuur hier in Sicilie, een met de stille eeuwenoude bergdorpjes, met de vriendelijke gastvrije bewoners maar vooral met de dieren die we onderweg ontmoetten (mensen kwamen we dagenlang niet tegen) en een vooral ook met onszelf. Als je de hele dag loopt en loopt en loopt en samen de weg zoekt en vaststelt, dan ben je zo’n eenheid.
Wij waren blij dat we samen waren; zo konden we alles delen. Tot de dag van de mislukte wandeling… geen onvertogen woord. We werkten zo goed en organisch samen. En we hebben geleerd van die mislukte wandel-dag dat als er iets niet klopt in het systeem tussen ons tweetjes, het ook gewoon echt helemaal mis gaat als er geen corrigerend vermogen tussen ons is, althans, als dat niet werkt.
En wij deden het anders dan de doorgewinterde pelgrims die we onderweg ontmoetten, opmerkelijk vaak wat oudere solistisch ingestelde mannen, tanig en verweerd, echte wandelaars, die elke dag een stuk van het pad liepen. Geen rustdag namen.
Het VMF pad loopt van Palermo tot en met Agrigento en heeft negen plaatsen in totaal waar je langskomt, waar je ‘ s avonds na een dag lopen stopt, ‘s nachts verblijft en ‘s ochtends weer vertrekt, althans, zo doen de echte pelgrims het. De meeste etappes zijn zwaar tot zeer zwaar en variëren in afstand van 16 kilometer tot 28 kilometer. In deze tijd van het jaar is het dus nog koud, heerlijk om bij te wandelen. Maar dan is een B&B of hotel best heel erg fijn. Een pelgrim die we ontmoetten, Eduardo, sliep in zijn tentje en dat was best koud, biechtte hij op.
In de zomer moet het - zo denken wij in elk geval - onmenselijk heet zijn om ‘m te lopen. Het wordt hier dan 40 a 45 graden, kurkdroog en loeiheet. Voordeel is dan wel dat de rivieren droog staan ;-)
Maar goed, de laatste twee etappes hebben wij niet gewandeld. Ik was te slap in mijn pootjes door de lichte zonnesteek. En we wilden ook niet al te lang op een plaats blijven maar doorreizen, vandaar onze keuze om wel door te gaan naar het volgende dorp, niet met de benenwagen maar met ‘dank de Heer’, met de auto.
‘Nu zijn we gewoon toerist, Ilse. Geen pelgrim meer. Gatverdarrie. ‘ ‘Yup, we moeten onszelf de tijd geven om dat los te laten, Ruut. We hebben de afgelopen weken in een andere dimensie verkeerd en geleefd. ‘
Zo’n pelgrimspad lopen, dat is echt een spirituele ervaring en nu we eraf zijn, de wandeling klaar is, voelen we heel goed wat het met ons heeft gedaan. We waren er niet op uit, maar het heeft wel dit effect op ons gehad.
‘Nu kan niks meer tippen aan de VMF, Ilse. Laten we een andere pelgrimsroute doen. ‘ ‘Nee, dat wil ik niet. Het is ze zwaar, weer elke dag door de bergen, 25 kilometer per dag. Je wilt eigenlijk de VMF nog eens dunnetjes overdoen… Nee, we moeten loslaten, Ruut. Een mooier begin van onze wandelretraite hadden we ons niet kunnen wensen. Een onverwachts geschenk was het. ‘
Hoe nu verder?? Want we willen wel blijven lopen. Gisteren hebben we toch weer gewandeld, vanaf onze B&B in de stad met behulp van Komoot richting de zee. We belandden op een schitterend oud pad, zagen eeuwenoude fundamenten en trappen overwoekerd door gras en bloemen en boompjes. Later leerden we dat dit onderdeel uitmaakte van de Vallei der Tempels, hier woonden meer dan 2000 jaar geleden al mensen. Komoot leidde ons verder en verder en we passeerden een wonderschoon huis, een oude villa, met een grote tuin eromheen en allemaal huisjes op het terrein. we gluurden door het hek, drie honden blaften naar ons. Ruut riep naar een heertje dat vanaf zijn hooggelegen terras naar ons keek dat hij het zo mooi vond en hopla, zoef, daar ging het hek open. ‘ Kom maar hier’, riep de man ‘ en wees niet bang voor de honden.’ Die waren ook helemaal niet eng meer maar lief en nieuwsgierig. We beklommen het trappetje naar het terras, maakten kennis met de man en zijn dochter en zoon die druk aan het werk waren. De man vertelde dat dit huis en het terrein en de tuin en de boomgaard en alle huisjes al 5 of 6 generaties familiebezit zijn. Ze verhuren de huisjes als B&B vanaf april. En we mogen gerust over het terrein verder lopen hoor, dan kom je vanzelf wel bij de Vallei van de Tempels. En dat pad naar de zee, dat kun je beter niet aflopen hoor, want je komt bij een veel te drukke weg en als je die over bent is nog eens zes kilometer.
We changed plans, dus en begeleid door de honden, bewandelen we het prachtige gebied en de boomgaard op en rond het huis. De witte hond loopt voorop en leidt ons steeds een stukje verder, gaat op ons zitten wachten. De zwarte blijft bij ons en het kleine ding, een soort teckel, blijf achter ons lopen. Vertederd door dit drietal zijn we. Ze brengen ons tot aan een verhard paadje en ineens zien we waar we zijn: bij de Vallei van de Tempels. Als we het pad opstappen en ons omdraaien, zijn de honden al weg.
We gaan de Vallei in, en lopen uren en uren rond, bewonderen de restanten van de tempels die meer dan 2000 jaar oud zijn en onder Griekse heerschappij zijn gebouwd. Sommigen nog in heel goede staat. We lezen de bordjes en leren dat een eeuw geleden een weldoener, Alexander Hardcastle, heeft gezorgd dat de tempels weer in een soort van goede staat kwamen. Zuilen werden weer rechtopgezet bijvoorbeeld.
Het is heerlijk weer, de zon schijnt, er waait een windje vanuit zee, soms is het zo warm dat de truien uitgaan. We lunchen heerlijk bij een goed tentje in de vallei en drinken een glas versgeperst granaatappelsap.
Eind van de middag keren we weer terug maar via een andere wandelroute die ons door de botanische tuin leidt, die ook in de Vallei ligt. Er blijkt een evenement gaande voor studenten op internationaal niveau. We gaan met hun stroom mee naar beneden, de tuin in en kijken onze ogen uit. Bomen en boomgaardjes, planten en struiken in een vallei omringd door rotsen met daarin grotten en natuurlijke stromende watertjes. Dit Is De Hemel!!
We horen muziek; Siciliaanse muziek en lopen er als magneten aangetrokken naar toe. Een man een een jongen zitten daar prachtig te spelen, de man zingt en speelt gitaar, de jongen zingt, doet percussie en speelt blokfluit. Als we na een paar liederen onze lof uiten en weg willen lopen, noodt de gitarist ons om nog een lied te blijven luisteren. Hij gaat staan, zo’n beetje voor me, en vangt zijn lied aan. Oeps, hier word ik even verlegen van, zeg. De jongen voegt zich en samen zingen ze het lied, geen idee waar het over gaat maar het refrein zingen Ruut en ik uit volle borst mee want dat heeft geen woorden.
Als we weglopen toont Ruut zich een klein beetje jaloers maar. ‘Ilse, die man, die keek echt alleen maar naar jou… ‘ ‘ Uhm, tja, kan ik er wat aan doen, haha… ‘
Komoot leidt ons de tuin weer uit, we komen op een pad zo stil en geheimzinnig, onder een hoog spoorviaduct door, langs grotten… Geen mens te zien. Aan het eind, als we bijna bij de stad zijn, wordt het even zoeken welk weggetje we moeten nemen… en we kiezen - we zijn weer de aloude twee-eenheid, gaan goed. Klimmen de stad weer in maar dan ineens komt er van achter een klotehond op ons afgerend, hard blaffend en grommend. Ik schrik me dood en ren snel naar Ruut. En ook hier werkt het weer heel goed als je je omdraait, BASTA roept. De hond blijft stilstaan, loopt terug. Maar we moeten dit wel een paar keer herhalen. Dan fluit zijn baasje vanuit het hooggelegen huis en rent het mormel terug
Goed, de adrenaline geeft weer net dat beetje benodigde energie dat nodig is om die laatste klim te stad in te maken. We belanden in een gezellige volkswijk, vol winkeltjes en cafeetjes. Nemen even - heel stoer en Soooo Italian - een Machiatootje bij een barretje (in een soort vergrootte vingerhoed als kopje) en tippelen naar onze B&B. Heerlijk, we hebben de hele dag weer gelopen, prachtige dingen gezien, mooie mensen ontmoet, hadden weer een spannende struggle met een rot-hond… onze dag kan niet meer stuk.
Anyway, komende dagen beginnen we aan een nieuw hoofdstuk van deze retraite. De beoogde wandeling over Sardinië, over het 100 Nuraches pad - blijkt niet te bestaan. Eduardo, onze Frans/Italiaanse wandel-maat met een huis op Sardinië, die we in Prizzi ontmoetten, heeft ons uit de droom geholpen. ‘ Sardinie is een beetje raar met wandelroutes’, zei hij. ‘ Ze pretenderen nogal eens wat maar als je een pad gaat lopen, blijkt best vaak dat het pad geen pad is.’ Uhm… Okay….oeps… en nu??
En willen we Sicilie wel al verlaten? Of blijven we hier nog een paar weekjes??
We weten in elk geval wel al dat we naar Palermo moeten om vandaaruit met de Ferry naar Cagliari te varen, een bootreis van zo’n 24 uur. Dat moeten allemaal nog regelen.
Hoe dat allemaal gaat verlopen, lezen jullie in log nr. 5.
Ciao ciao.
Geschreven door SoulVoet