Zoals vele onder jullie wachten op mijn verslag, zo benieuwd ben ik naar jullie reacties. Het geeft een verbondenheid met het thuisfront, zeker nu ik nog altijd alleen op wandel ben. Ik rep me dus naar de eetzaal, die aan de overkant van de slaapkamers is, het is koud buiten. In de eetzaal is het gelukkig warm. Ik maak me een tas koffie en tijdens het ontbijt schrijf ik mijn blog. Tevreden dat die weer online staat doe ik de afwas en ruim op. Rond half 9 ben ik weer op pad. Vandaag staat slechts 11 km op de planning tot het eindpunt van de camino Campaniensis. Ik heb mijn wollen buff uit mijn winterpakketje gehaald en daar ben ik blij mee. Het wandelt lekker, ik heb nergens last van en mijn valies ligt in balans. Plots verschiet ik van een knal en dan nog één. Dat was redelijk dicht bij. Om de bocht zie ik ze, de jagers staan rond een klein bosje waar ik langs door moet. Eerst vind ik het wat eng, maar ze staan allemaal in mijn richting dus zullen ze in die richting wel niet schieten denk ik dan. Ze zeggen vriendelijk goedendag en blijkt dat ze op fazant aan ‘t jagen zijn. Eén van hun honden loopt een eindje met me mee, maar wanneer zijn baasje fluit maakt hij prompt rechtsomkeer. Ik maak me wat zorgen over de jacht, want ik moet toch nog door een groter bos. De zon schijnt over de bedauwde velden en maakt alle spinnenwebben wit. Wanneer ik bij een vrij grote jachthut kom is daar alles dicht. Hier is geen spoor van jagers en iets geruster begin ik aan een fikse klim door het bos van Blannay. Boven kom ik bij een paar huizen, heel idyllisch, een man spreekt me aan; hij vindt me heel moedig, zegt dat die wegwijzer van 10 km niet klopt, zo ver is het niet. Pas wel op met je kar in de afdaling verwittigd hij me nog. Nou en of dat een afdaling is. Potverdorie nu snap ik waarom hij me moedig vond. Ze duurt eindeloos en wanneer ik bijna beneden zegt mijn linker knie opeens dat we aan de limiet zitten. Geleerd van in Roncevalles stop ik onmiddellijk even al is het nog maar een 20 meter. Eén minuutje maar en ik voel niets meer, ik ga voorzichtig verder en ben blij dat ik beneden ben. Ondertussen dat ik verder wandel zoek ik iets om op te zitten, op een boomstam eet ik mijn brood en mijn laatste babybel. Het is bijna 11.00 u, het wordt wat warmer en de zon doet de dauw op het pad verdampen, ik kom uit het bos en dan zie ik Vézelay aan de einder. Het is nog een paar km. Eerst kom ik nog in Asquins, een dorp waar de huizen anders uitzien, geen vakwerk meer, maar allemaal van lichte steen. In dit dorp staat een bijzondere kerk. De kerk van Jacobus de meerdere , zoals in Santiago, staat boven op een rots aan de Cure. Vroeger was er een klooster en hier schreef Aymery Picaud in 1140 het Liber Sancti Jacobi. Het werd het verzamelpunt voor de kruistochten en vertrekpunt van de pelgrimstocht naar Santiago de Compostela. De kerk is dicht, maar er hangt een affiche van de open monumenten dag en om 14.00 u gaat ze open. Het is kwart na 12 en omdat ik nog maar 2 km moet doen besluit ik te wachten. Er is een bank bij het jeu de boules plein en ik installeer me om te lezen. Er passeert een pelgrim ( hij was me al voorbij toen ik hem opmerkte) die de kerk nauwelijks een blik gunt. Netjes op tijd komt een dame de kerk open doen. Ze zet muziek van Hildegard von Bingen op. Gelijktijdig komen twee Nederlandse fietsers de kerk binnen en ik vertaal een beetje voor hun, maar zij zijn niet erg geïnteresseerd. Ik wandel de kerk rond op zoek naar de reliek van H.Jacobus en die is echt bijzonder. (Van Italiaans makelij.) in de sacristie ontdek ik een heel oude fresco van een mirakel waarbij een paard zijn afgebroken been terug krijgt. Ik weet niet om welke heilige het gaat, dat moet ik nog eens opzoeken. De dame was intussen rond gegaan met nog 2 bezoekers die net vertrekken als ik terug achter in de kerk kom. Ik vraag haar of ik naar het pelgrims lied mag luisteren en ze gaat de muziek zelfs even afzetten. Ze komt er bij zitten. Na afloop zegt ze het lied niet te kennen, ik vertel dat het een Zuid-Afrikaans lied is en dat waarschijnlijk alleen Nederlands-taligen het verstaan. Ik neem afscheid en vat het laatste stukje aan door het lieflijke Asquins, langs de wasplaats en langs een grappige kabouter die de weg wijst. Er wacht nog een flinke klim naar de basiliek en om niet buiten adem toe te komen stop ik drie keer om mijn hartslag terug onder de 100 te laten zakken. Ik kom voorbij het kruis waar Bernard van Clairvaux in 1146 de 2de kruistocht predikte. Nog een paar honderd meter, even de hoek om en de basiliek toont zich in al haar glorie. Er is veel volk op het plein, toch laat ik mijn kar buiten staan om mijn stempel te halen in de basiliek. Twee huizen verder in de straat kan ik terecht voor overnachting in het Centre Sainte-Madeleine. Ik mag er twee nachten blijven en slaap op het 2 de verdieping (via een oeroude wenteltrap) op een vrouwenzaal van 8. Er zouden nog pelgrims komen dus ik ben benieuwd. Omdat het monumenten dag is zijn ook enkele musea extra open. Ik bezoek het museum naast de kathedraal in de oude slaapzaal van de monniken. Het grootste deel van het klooster is tijdens de Franse revolutie verdwenen. De tentoonstelling gaat over de restauratie van de basiliek in de 19e eeuw door Violet le Duc ( die later ook de Notre Dame restaureerde). Nadat ik gegeten heb keer ik terug in het centrum. Er zijn twee pelgrims uit Brugge die morgen via Le Puy vertrekken. Jos en Jan zouden er ook zijn, maar ik zie alleen de vier dames op mijn slaapzaal. Om 9 u trekt al iedereen naar boven, dus om kwart na 9 lig ik ook al onder zeil.
Geschreven door Vera.op.pelgrimstocht