Vannacht heeft het goed geonweerd en gewaaid, maar mijn tent heeft de bui goed doorstaan. De wijn gisterenavond heeft me het eerste deel van de nacht in een diepe slaap doen vallen. Daarna was het wat minder. Typisch alcohol. Maar, ik heb al bij al een goede nacht gehad. Fit opgestaan en alles ingepakt, afscheid genomen van de eigenaar en weer op weg. Wanneer ik op de route geraak merk ik dat ik al na vijftig kilometer ter bestemming aankom. Dat is een meevaller. Een tweede meevaller is de weg. Die loopt de eerste veertig kilometer langs de voie verte - euroveloroute 6. Deze weg wordt door meerdere vakantiefietsers genomen. Een koppel steek ik voorbij, we praten wat. Ik stop om wat te eten, ze steken me voorbij. Ze moeten wachten omdat de weg vrijgemaakt wordt, ik haal ze in. Ik ontmoet tegenliggers die ook goed bepakt zijn en sla een praatje met hen. De eerste twee steken me weer voorbij. Ik haal ze daarna weer in. Aan een sas komen we samen een groepje jongeren tegen. Zij vertellen ons dat ze naar de finish van de touretappe gaan. Een van hen heeft een truitje aan van Jumbo-Visma. Opdat je zou weten dat ik dit jaar van de tour zo goed als niets afweet, vraag ik aan die kerel hoe het zit met Roglic. Die rijdt niet mee… Maar van Wout van Aert had ik toevallig gezien dat die vierde staat in het puntenklassement. Hij is vol lof over Wout. Wat is die sterk! Ik antwoord: natuurlijk, hij is Belg! We lachen eens hartelijk en ik vervolg mijn weg.
In Digoin wordt het kanaal eerst heel breed, dan heel smal. Hier loopt het kanaal over de Loire en moeten schepen door een smalle vaargeul de rivier over. Het fietspad is langs die vaargeul ook heel smal. Ik denk dat het minder dan een meter is. Er is geen afsluiting met die vaargeul. Ik vind het vreselijk eng om op zo een smal pad te rijden. Aan de ene kant is er de afgrond over de Loire (gelukkig wel met reling), aan de andere kant die diepe vaargeul. Ik stap van mijn fiets af want de schrik om in het water te rijden slaat me om het hart. Er komt net een schip langs. Die heeft ook niet veel ruimte. Ik merk dit op aan de schipper en die geeft teken dat het ook voor hem naar is zo dicht langs de rand te varen. Als het schip voorbij is merk ik dat het een Nederlands schip is met thuishaven Haarlem.
Voorbij Digoin is het nog een goede tien kilometer naar Paray-le-Monial. Het is licht heuvelachtig en langs een drukke weg, maar het is vlot rijden. Ik kom om kwart voor twaalf aan op mijn bestemming. Ik besluit om eerst een huisarts op te zoeken voor mijn enkel. De wonde is wel kleiner geworden, maar nog niet genezen. Daarenboven heb ik wat last van mijn lies. Ik vermoed dat het niet ernstig is, maar wil toch wat zekerheid. Ik stap een apotheek binnen in de veronderstelling dat die wel weten waar huisartsen wonen. Ze raden me om het gezondheidscentrum op te bellen. Die kunnen me vandaag niet helpen. Ik moet maar naar de spoedeisende hulp gaan. Daar aangekomen zijn ze niet blij met mijn komst. Ik ben geen spoedgeval. Ik leg hen uit hoe het gelopen is en ze worden een heel stuk vriendelijker. Ik krijg een afspraak met een dokter, maar dat is pas om half drie. ‘Ga maar eerst eens goed eten,’ maande de verpleger me.
Om half drie kan ik me bij de dokter melden. Een heel sympathieke man die heel veel belangstelling heeft voor mijn onderneming en me volstopt met goede raad. Hij wil weten of ik ondertussen vermagerd ben. Ik moet dus op een weegschaal. We stellen samen vast dat ik reeds vijf kilo kwijt ben. ‘Maak je maar geen zorgen, het is overtollig vet. Wees blij dat je het kwijt bent. Je moet het niet meesleuren’ is zijn aanmoediging. Ik krijg een recept voor een ontstekingsremmer voor mijn lies en moet voor mijn enkel de voorgeschreven verzorging nog een tijdje volhouden. Ik hoef niet te stoppen met fietsen, maar goed eten en drinken (Pieter zal blij zijn met deze bevestiging van zijn raad).
Welgezind rijd ik nu terug naar Paray-le-Monial. Mijn bezoek aan de stad kan nu - eindelijk - van start. Ik rijd eerst naar de basiliek. Een bijzondere romaanse kerk, waar me vooral de luchters opvallen. De kerk is toegewijd aan het heilig hart. Traditiegetrouw steek ik een kaarsje aan. Daarna wil ik naar de kapel van de Visitatie, waar Marghareta-Maria Alacoque de verschijningen van Christus gehad heeft en Hij hierdoor vereerd wordt als het H. Hart van Jezus. Er zijn vele bedevaarders, vooral monniken en zusters met een Spaanse achtergrond. Ik raak de kerk niet binnen. Ik loop dan wat meer rond. Ik heb mijn fiets gestald bij de basiliek. Ik ga die maar eens ophalen. Vlakbij is een kapel van Sint-Jan, waar het Allerheiligste uitgestald staat. Ik loop daar binnen en blijf er een tijdje bidden. Opvallend: er komen en gaan voortdurend mensen, en ze blijven er een behoorlijke tijd bidden.
Met mijn fiets rijd ik terug naar de kapel van de Visitatie. Het is daar nu nog drukker. Tegenover de kapel is een onthaal voor bedevaarders. Zouden die mij aan een adres kunnen helpen voor vannacht? Ik krijg een aantal adressen mee, maar ik heb er geen goed gevoel bij. Het lijken geen adressen voor pelgrims van mijn stijl. Ik besluit dan toch maar een camping te bellen. Ik ben welkom. Het is ondertussen vijf uur en ik heb nood aan iets hartigs in mijn mond. Ik loop door de drukke straatjes van de stad. Bij de twee ijssalons zijn alle tafels bezet. Ik zoek dus maar iets anders. Uiteindelijk vind ik een rustig plekje waar ze wafels met slagroom hebben. Daarin heb ik nu echt wel trek, samen met een goede cappuccino. De wafel is lekker warm en knapperig en smaakt heerlijk.
Dan wordt het tijd om naar de camping te rijden. Na tien minuten ben ik reeds ter plekke. Ik krijg een mooi plekje aangewezen. Jammer dat ze geen maaltijden meer geven (stond nochtans op hun website). Maar de stad is niet ver. Ik heb geen zin om nog eten te gaan kopen en zelf te koken. De raadgeving van de arts indachtig en omdat de stad niet ver weg is, rijd ik terug naar de stad en ga daar lekker eten. Het is fijn dat op restaurant gaan in Frankrijk niet duur is. Ik kan me hierdoor gelukkig eens wat meer belonen voor geleverde inspanning! Ik stal mijn fiets bij het restaurant en heb direct gesprekken met ander gasten door mijn fiets. Het is toch bijzonder hoe gemakkelijk mensen me aanspreken en hoe leuk dergelijk gesprekken zijn.
Dit houd ik voor vandaag vast: de vele losse babbels die elke ontmoeting bijzonder maken en die een dag kleuren. Mensen zijn sociale wezens. Als ze de gelegenheid krijgen om in gesprek te gaan dan merk je dat het hen goed doet. Trouwens, het doet mij ook goed. Men vraagt me geregeld: ‘Voel je je niet eenzaam, zo alleen op weg?’ Mijn antwoord is steevast: ‘Ik ben niet alleen. Ik heb zoveel contacten - waaronder nu met u - en mensen zijn steeds open om te helpen, waardoor ik nooit eenzaam ben.’ En indien de kans zich voordoet, wijs ik ook wel naar boven.’ Neen, ik heb niet het gevoel alleen te fietsen. Dit maakt deze tocht voor mij elke dag weer anders, elke dag weer nieuw, elke dag een hele belevenis.
Geschreven door Dominiek.op.pelgrimstocht