Je neemt het zoals het komt. Gisteren werd ik hartelijk ontvangen door Nadège en Daniel. Ook al was alles zo perfect, ik had het die nacht vreselijk koud. Het dekbed was naar mijn aanvoelen veel te licht. Ik heb eerst sokken aangedaan omdat mijn voeten het koud hadden, maar dan heb ik toch ook maar mijn fleece aangetrokken en ben zo in bed gekropen. En dat was een goede beslissing. Ik viel direct in slaap en heb tot zeven uur geslapen. Mijn horloge heeft me moeten wekken.
Ik heb afgesproken om om acht uur te ontbijten en ik was perfect op dat uur gereed met me klaar te maken en alles in te pakken. Gisteren heeft Daniel me een kortere route voorgesteld, maar ik kan me die niet meer terug voor de geest halen. Bij het ontbijt bespreek ik met hem de route. Ik zal niet de LOW1 volgen langs Auxerre, maar naar Tonnerre rijden om van daaruit Vézelay te bereiken. Dat spaart me volgens hem wel honderd kilometer. Daarenboven is het langs mooie wegen door akkers en bossen. En dat vind ik toch best meegenomen! Ik reken voor mijn vertrek nog af, bedank hen heel hartelijk om al het goede dat ze voor mij gedaan hebben, neem nog een selfie met hen (wilde ik eerder ook al doen, maar vergat ik telkens…), neem hartelijk afscheid en om negen uur ben ik vertrokken. Mijn kampeermateriaal steekt in een nieuwe, stevigere vuilniszak en ik ben er klaar voor: terug op weg, buon camino!
De tocht verloopt vlot. Ik rijd langs D-wegen. Soms is het druk, maar meestal zijn het rustige wegen die op en neer gaan.
Rond half twaalf kom ik in Chaource. Om de een of de andere reden heb ik het verlangen om naar de kerk te rijden. De kerk is open en er klinkt orgelmuziek. Ik ga de kerk binnen en ontdek een heel bijzondere kerk. Heel veel heiligenbeelden, heel veel oudheid en een prachtig orgel. Men weet daar dat men zulk een prachtig orgel heeft, want men organiseert tijdens de zomermaanden orgelconcerten. Eén organist was zich aan het voorbereiden voor een dergelijk concert en kreeg geregeld aanwijzingen van zijn coach.
Na mijn bezoek rijd ik verder. Het landschap verandert. Waar ik in het begin korte heuvels beklim, worden de klimmetjes langzaamaan langer, maar even stijl. Niet heel erg stijl, maar toch van drie tot vier procent naar vijf tot zes procent. Net voorbij Chesley is de middag reeds ingegaan. Ik besluit om daar op een mooi plekje te lunchen. Ik heb lekkere trek en eet een heel brood (baguette) op, gesmeerd met een heel potje kruidige roomkaas. Het smaakt me, maar achteraf vraagt de vertering toch wel wat meer energie die niet in de benen kan worden gestopt. De tocht gaat een stuk langzamer, de beklimmingen duren langer - want ze zijn ook langer… De laatste lange beklimming zit erop en ik kan beginnen aan de afdaling naar Tonnerre. Aan de flanken van Tonnerre begint een nieuwe wijnstreek: de Bourgogne. De akkers worden plots wijngaarden.
Ik kom aan in Tonnerre en verwonder me over de stad. Het lijkt wel een dode stad. Ik vind maar één bar om iets fris te drinken. Twee mannen komen aan het tafeltje naast me zitten en spreken hun bewondering uit voor mijn tocht. Ze vertellen me over de bezienswaardigheden in hun stad, maar ik ben meer bezig met het zoeken naar een geschikte overnachtingsplek. Wanneer mijn cola op is rijd ik naar de enige camping in de buurt. Die geeft aan gesloten te zijn tot half vier. Misschien moet ik toch een andere plek zoeken. Er is nog een opvang voor pelgrims. Daarvoor moet ik naar het ‘office du tourisme’. Een vriendelijke dame vindt het bijzonder dat ik deze tocht doe, maar is helemaal niet op de hoogte van de overnachtingsmogelijkheid. Ze belt naar de parochie, maar ook daar weten ze maar half hoe het zit. Uiteindelijk rijd ik toch maar naar de parochie, alhoewel ik mijn keuze al heb laten vallen op de camping. De vriendelijke oude dame verontschuldigt zich, maar de opvang is gesloten wegens verbouwingen. Ze vindt het vreselijk, maar ik stel haar gerust. Ik heb nog andere opties. Ik vind wel iets. Ondertussen is het twintig voor vier. Ik rijd naar de camping en krijg daar een plek. Net op tijd, want om vier uur heb ik een belafspraak. Bij het onthaal merk ik dat je ook ter plekke kan eten. Ik bestel een avondmaal, lekker gemakkelijk. Na mijn belafspraak komt de kok langs. Hij heeft een probleem: hij voelt zich niet goed in zijn hoofd en kan moeilijk koken. Of ik een andere oplossing kan vinden. Ik stel de man gerust en zeg dat het wel in orde komt. Daar gaat mijn plan voor een rustig dineetje. In de buurt is een Aldi. Ik rijd daarheen in de hoop daar iets lekkers te vinden voor één persoon. Dat valt me erg tegen. Uiteindelijk neem ik kant-en-klare spaghetti bolognese mee om op te warmen. Beter iets dan niets.Om me dan toch nog enigszins te verwennen neem ik nog een klein flesje rode wijn mee en koop ik ook wat ik morgenochtend en -middag nodig heb.
Al bij al dus een min of meer gewone dag. Ik moet bekennen dat ik uiteindelijk toch wel moe ben van deze dag. Mijn kilometerteller geeft voor vandaag vijfenzeventig kilometer aan, Het is dus toch een redelijk intensieve dag geworden.
Morgen hoop ik Vézelay te bereiken. Vijfenvijtig kilometer hiervandaan. Maar er zitten wat stevige klimmetjes aan te komen en het wordt zeer warm. Ik zet mijn wekker alvast op zes uur en hoop tegen acht uur te vertrekken. Dan ben ik misschien voor de grootste warmte ter plekke.
Geschreven door Dominiek.op.pelgrimstocht