Ik heb mijn wekker op zes uur gezet. Het wordt vandaag zeer warm en ik wil voor de grootste hitte in Vézelay zijn. Om acht uur is alles ingepakt en ik vertrek volgens plan. Om Tonnerre uit te rijden moet ik een steile beklimming doen. Gelukkig (!) is die weg afgesloten en moet ik een déviation volgen op zijn Frans: alleen een bord bij het begin en verder niks, zoek het zelf maar uit! Ik rijd hopeloos verloren en kom weer terecht bij het vertrekpunt. Een vriendelijke dame wijst me de goede weg. Het is enkele kilometers omrijden, maar minder steil (maar langer klimmen). Elk nadeel heeft ook hier weer een voordeel. Na enkele kilometers kom ik weer op de route en Komoot bevestigt: ‘navigatie wordt hervat ‘.
Het is weer klimmen en dalen en het wordt steeds drukkender. Plots kom ik in een afdaling een veld zonnebloemen tegen. Het is de eerste keer dat ik ze zover in bloei zie en dat ze me toelachen. Ik denk aan de zonnebloemen van Biju en hoop heimelijk dat ze het beter doen dan die van Paul, maar dat is niet echt netjes van me….
De lucht wordt alsmaar dreigender en in plaats van warm weer lijkt het erop dat er onweer op komst is. Het maakt me een beetje angstig want een onweer midden een open vlakte is niet iets waar je vrolijk van wordt. Veilig is het immers allesbehalve.
Ik haast me en kom aan in Pitry. De lucht is steeds dreigender en ik zoek een plek om te schuilen. Maar niets dat er een beetje op trekt.
Het is nog zes kilometer tot Joux-la-Ville. Ik waag het erop. Twee kilometer voor ik daar aankom begint het te regenen. Zware druppels vallen naar beneden. Gelukkig heb ik vooraf mijn regenjasje uit mijn fietstas gehaald. Ik had het diep weggeborgen want het zou vandaag toch niet regenen. Ik bid dat het onweer aan mij voorbij mag gaan. In Joux-la-Ville rijd ik even van de route weg, het dorp in. ‘Thanks God! ‘ Daar is een bar. Ik stal mijn fiets onder een afdakje en spoed me de bar in. Ik bestel een café au lait en daarna een lait au chocolat, want ik heb eiwitten nodig om mijn spieren te versterken. De dienster vindt het buitengewoon dat ik van Nederland naar Compostela fiets. De bazin is het gewoon. Ze vindt het wel fijn dat ik niet langs Auxerre fiets, want die omweg is er alleen voor het toerisme en de hotels…
Het is ondertussen opgehouden met regenen en ik hervat mijn weg. Opnieuw veel klimmen en een beetje dalen. Enkele kilometers voor Vouteney-Sur-Cure krijg ik een heel lange afdaling cadeau. Het is een welkom geschenk!
Het is twaalf uur wanneer ik daar aankom en ik zoek een plekje om te picknicken. Het dreigt weer te regenen. Bij de kerk staat een rij bomen. Een ideale schuilplaats. Ik haal de tas met mijn kleding van de fiets en gebruik die als stoeltje. Af en toe vallen enkele druppels. Wanneer ik wil vertrekken klinkt er dreigend dondergerommel. Het zal toch niet… het is echter de afscheidsgrom van ‘Tonnerre’ (het Frans voor donder en de naam van de plek waar ik vannacht was). Vanaf nu wordt het alleen maar zonniger en warmer. Het terrein is vrij vlak en zelfs licht dalend. Tot ik in Asquins aankom. Daar begint een lange klim van wel twee kilometer of meer aan negen tot elf procent. Dat is nog steeds te zwaar voor mijn motor. Ik moet afstappen en verder te voet gaan. Net voor ik Vézelay binnenrijd is het iets bergaf. Ik laat me afzakken met mijn fiets tussen mijn benen en rijd zo Vézelay binnen. Maar, de binnenstad is al even erg. Ik bijt op mijn tanden, want hier wil ik al fietsend boven komen. En, warempel, het lukt me. Om iets over één uur sta ik aan de basiliek. Uitgeteld hijg ik uit, maar ben super tevreden en trots dat ik het gehaald heb. Ik rust even uit en ontmoet een Franse dame die ook de pelgrimstocht doet tot in St. Jean Pied de Port. Ik zal ze nog enkele keren tegenkomen het komende uur. Ik ga de basiliek binnen in de hoop daar mijn stempel te krijgen en een logeerplek. Maar er is niets. Omdat om drie uur de basiliek sluit omwille van het concert (denk ik) ga ik even de toerist uithangen en loop met fototoestel de kerk opnieuw in. Ik steek een kaarsje aan bij Maria Magdalena (de patrones van de basiliek) en bij Maria.
Buitengekomen ga ik op zoek naar de plek voor de pelgrims. In een winkel wijst men me de weg naar het ‘Centre Marie Madeleine’. Ik ontmoet er opnieuw de Franse dame. Ze is heel erg van slag. Ze vindt haar credential niet meer. Ze heeft gebeld naar de plek waar ze vannacht gelogeerd heeft, maar daar hebben ze hem niet gevonden. Ze doet alsof ze het niet erg vindt, maar ik weet dat het vreselijk is. Ook voor mij is het een grote schat die ik niet graag verlies. Ik hoop maar dat ze hem alsnog terugvindt.
Het centrum blijkt pas om vier uur open te gaan. Ik beslis van mijn fiets op de binnenplaats te stallen en de stad nog wet te verkennen. Maar het is zo heet en ik voel me afgepeigerd van die laatste kilometers, dat ik het na een korte rondgang bij een terrasje houd. Rond half vier besluit ik om naar het centrum te gaan en de tijd daar af te wachten. Ze zijn echter al open. Ik word hartelijk ontvangen, krijg een glas citroenlimonade en kan honderduit vertellen. Ik krijg een stempel in mijn credential en ik word naar de slaapzaal op de tweede verdieping begeleid. Omdat ik de eerste ben krijg ik het eerste van de tien bedden. Alle tijd om te douchen, mijn kleren uit te wassen en wat te rusten Ondertussen komen er nog andere pelgrims aan. Een vader en zoon uit Eppegem (bij Zemst) die morgen aan hun fietstocht beginnen: een weekje tot aan Rocamadour. Dan komt er nog een derde pelgrim bij, maar die is niet zo spraakzaam.
Iets voor zes uur luiden de klokken voor de vespers van de ‘Communauté de Jérusalem’ in de basiliek. Ik wil dit graag meemaken en vertrek. Ondertussen ontmoet ik nog enkele Belgen (het loopt hier vol van de Belgen en de Nederlanders) die staan te kijken naar de herberg. We lopen al pratend naar de basiliek. Zij om te bekijken, ik om te bidden.
Het gebed van de communiteit is zeer mooi. Het is een gemengde gemeenschap, man-vrouw die samen bidt. Hun gezang raakt me. Het is alsof het me in die grote basiliek naar de hemel voert.
Na het gebed ga ik iets zoeken om te eten. Het wordt een klein restaurant waar ik een kippenbil met mosterdsaus bestel. Het wachten vooraleer ik mijn bestelling kan plaatsen duurt lang, maar de bediening daarna is heel vlot en het eten is lekker. Ik wil nog een peer in wijnsaus bestellen, maar die is ‘s middags helemaal uitverkocht. Ik bestel dan maar een appel uit de ovenmet roomijs. Die is ook heerlijk. Na dit lekkere maal moet ik terug richting basiliek om bij de herberg te komen. Het is een lange klim. Ook al heb ik slechts een Ricard en een glas blonde Grimbergen gedronken, mijn hoofd en benen voelen zwaar aan. Het zal vooral de vermoeidheid zijn, overtuig ik mezelf. Maar het is duidelijk: ik zal ook vandaag niet al te lang meer opblijven. Het concert dat Marga me aanbevolen heeft, laat ik toch maar aan mij voorbijgaan. Ik stel me tevreden met het ‘concert’ van de ‘Communauté de Jérusalem’ van zes uur.
Terugblikkend zie ik alweer een mooie dag, die met betrekking tot het weer, anders liep dan voorzien. Maar, ik ben maar weer goed geholpen om dat alles door te komen. Ik ga opnieuw als een dankbare man de nacht in en bid dat ook morgen weer zijn hulp nabij mag zijn.
Geschreven door Dominiek.op.pelgrimstocht