Het is reeds half acht wanneer ik ontwaak. Ik heb heerlijk geslapen. Het ontbijt is voorzien om acht uur. Ik was me, doe mijn lenzen in, kleed me aan en ga naar beneden. De koffie staat klaar, samen met het brood en de zelfgemaakte jam. Als alles ingepakt en op de fiets geladen is, kan ik om negen uur vertrekken. Pascale is reeds een kwartier eerder doorgegaan. Ik kom haar nog tegen. Ze hoopt alsnog een bakker te vinden in Lucy. Ik zeg haar dat ik eerder verwacht dat ze in Montmort iets zal vinden. We wensen elkaar - nogmaals - een buon camino / bon chemin en ik rijd door. Na twee kilometer begint het al goed: ‘route barrée’, wegomlegging. Ik zou moeten terugkeren, maar vertik het. Ik rijd door tot het volgende kruispunt, maar ook daar ‘route barrée’. Ik waag het erop, misschien kan ik er met de fiets toch door. En warempel, er is geen wegversperring, wel een vreselijk keffend pekineesje dat naar mijn fiets springt en het label van mijn tas afbijt. Scharminkel! De eigenaar roept de hond terug en ik keer terug om het label op te halen.Het zal niet meer aan de tas bevestigd kunnen worden want het ringetje is verdwenen. Maar, het label heb ik nog!
Gisteren werd me aanbevolen om toch de wandelroute te fietsen, die zou perfect berijdbaar zijn. Ik waag het erop. Na nog geen vijfhonderd meter stuurt de route me naar rechts. Daar kom ik op een zogezegd berijdbare landweg. Het tafereel van zaterdag komt me voor de geest en ik huiver. Neen, ik wil genieten van mijn tocht en niet voortdurend technisch bezig zijn met overeind te blijven en toch vooruit te komen zonder mijn hart te laten doorslaan. Ik keer op mijn trappers terug naar de weg en vervolg de route die ik zelf uitgestippeld heb. Die leidt me langs drukkere wegen, maar wel goed berijdbaar. Af en toe klimmen, maar ook dalen. De zon die vanochtend scheen laat zich nu niet meer zien en het voelt bij wijlen koud aan. Het fietsen houdt me warm. Ik verlaat de grote D-weg en kom op een rustigere D-weg terecht. Die voert me door een mooi landschap waarbij wijnranken, graanvelden en bossen elkaar afwisselen. Ik geniet van het uitzicht, alhoewel het de hele ochtend wel hetzelfde landschap is en de graanvelden het meest eentonig lijken te zijn. In Saudoy kom ik weer dat vervelende bord tegen: ‘route barrée’. Deze keer is de weg helemaal onderbroken, eigenlijk is ze helemaal uitgebroken. Ik keer even om en zoek een andere weg. Tevergeefs. Dan kijk ik nog eens goed op de kaart. Ik moet die onderbroken weg niet volgen, maar alleen maar oversteken en dan een andere weg zoeken! Dat moet toch wel lukken, desnoods te voet. Komoot vindt het maar niets en blijft maar herhalen dat ik van de route afwijk. Ik trek me er niets van aan. In het dorp even verderop staat een dame die me vriendelijk bevestigt dat ik, wanneer ik gewoon mijn weg volg, ik er ook zal komen. De juiste persoon op het juiste moment!
Ik fiets verder. Ik merk dat ze hierboven ook met het uur leven. Om twaalf uur stipt begint de wind aan te wakkeren. Het wordt wat harder duwen. Rond half een beslis ik van wat te eten. Er is daar een bushokje waar ik uit de wind mijn brood met kaas kan degusteren. Ik moet nog maar negen kilometer meer tot Anglure, waar ik van plan was vandaag heen te fietsen. Ik zal daar dus veel te vroeg aankomen. Ik kijk verder op mijn routekaart en besluit door te rijden tot Méry-sur-Seine. Dat is nog een vijftien kilometer extra. In het boekje met overnachtingsplaatsen staat daar een gemeentelijke camping is en dat je daar voor vier en een halve euro kan overnachten. Dat lijkt me een goed plan. Ik rust nog wat even uit en rijd dan door naar Anglure. Ik trakteer mezelf op een cola en vraag de weg naar de ‘voie verte’ naar Méry-sur-Seine. Ze doen me even terugrijden en dan naar links. Wanneer ik vertrek geeft mijn gps de andere richting aan. Ik besluit die te volgen, maar na een kilometer blijkt dat die het noorden kwijt is. Ik vraag een voorbijganger de weg naar de ‘voie verte’ naar Méry-enzovooort. Hij stuurt me rechtdoor en dan naar rechts. Maar dan rijd ik verder weg van waar ik moet zijn. Ik keer dan toch maar weer om. Na wat heen en weer gerij kom ik een wegwijzer tegen naar de ‘voie verte’. Ik zit eindelijk goed. Enige kilometers doorrijden en ik kom op de ‘voie verte’ die loopt langs het ‘Ancien Canal de la Haute Seine’. Heerlijk fietsen tussen de bomen, langs het water dat bedekt is met waterlelies waarvan af en toe de gele knoppen al zichtbaar zijn. Onderweg kom ik ook heel wat bijzondere vogelkastjes tegen. Leuk om te zien.
Ik kom aan in Méry-sur-Seine en zie de camping rechts van de weg liggen. Maar er staan twee onheilspellende dranghekken voor: de camping is gesloten! Wat nu. Aangezien het een gemeentelijke camping is, moet de gemeente toch een oplossing weten. Ik rijd naar het centrum en kom langs het gemeentehuis. Ik stal mijn fiets en loop naar de ingang. Die is gesloten. Binnen is het één bouwwerf. Gelukkig bladdert er nog een papier naast de deur dat, wanneer ik het omhoog houdt aangeeft dat het gemeentehuis tijdelijk verhuisd is. Ik geef het adres in op Google en na drie minuten sta ik aan het gemeentehuis. Een vriendelijke secretaresse geeft aan dat ik waarschijnlijk in de ‘Bergerie’ van de parochie terecht kan. Ze belt de verantwoordelijke en er komt bevestiging. Ik kan in de Bergerie terecht. Ik krijg de weg daarheen uitgelegd en rijd erheen. Na een kwartiertje wachten komt een heel vriendelijke en enthousiaste dame aangefietst. Het is Martine. Ik krijg alle uitleg (en meer) die nodig is en de sleutel. Nu is de sleutel een probleem want ze heeft er maar één en de volgende ochtend is het eucharistie om negen uur, enzovoort. Ik snap het probleem niet zo goed (mijn Frans is dan toch nog niet zo super), maar wanneer ik vertel dat ik graag de eucharistie wil bijwonen omdat ik priester ben, kan haar geluk niet op! Ze belt vanavond nog haar pastoor op om hem het bijzondere nieuws te vertellen: er is een pelgrim die in hun parochiehuis overnacht en die priester is! Dan komt de hele rondleiding door het parochiehuis. Mijn fiets kan ik stallen in het zaaltje. Dat is geen probleem, want er is geen catechese vandaag. Er is een keuken, badkamer, slaapkamer. Alles heel netjes en in orde. Vorige nacht hebben er ook nog twee Nederlanders geslapen. Er is echter één prangende vraag waar ze mee zit: mogen priesters roken? Ik vraag haar waarom ze dit vraagt, zij denkt dat dit niet mag, maar toch in het verborgene gebeurt. Ik stel haar gerust (hoop ik): priesters, zeker diocesane priesters, mogen roken. Ik denk daarbij aan al die pastoors met hun dikke sigaren en glazen goede wijn… In sommige regels staat wel dat er niet mag gerookt worden. Maar er wordt sowieso al niet meer gerookt. Ik vraag haar of haar pastoor rookt. Neen, ze denkt van niet. Ik merk dat ze gerustgesteld is…
Ik tel ook vandaag weer al mijn zegeningen: de goede nachtrust en de fijne ochtend, de mooie en vlotte tocht, het goede weer, de mooie ontvangst in dit dorp. Vanavond voorspellen ze onweer. Het lijkt erop dat mijn beschermengelen en -heiligen ervoor gezorgd hebben dat ik een beter onderkomen heb dan in een tent. Ik denk aan Hans en Angelika die aan het kamperen zijn in Frankrijk, het zonder stromend water moeten stellen en zich behelpen met emmers water. Ik kan dan ook alleen maar enorm dankbaar zijn om wat mij allemaal in de schoot geworpen wordt.
Psalm 23: “De Heer is mijn herder, het ontbreekt mij aan niets. Hij laat mij in grazige weiden rusten, Hij voert mij naar vredig water, daar geeft Hij me nieuwe kracht. Hij leidt me op het rechte spoor, omwille van zijn naam.” Ik dank de Heer die ik zo nabij weet.
Geschreven door Dominiek.op.pelgrimstocht