Het is erg koud als we vertrekken, onze thermometer in de auto geeft 3 graden aan. Gelukkig sliepen we weer in een huisje in Twee Rivieren vannacht, en hebben we van de kou geen last gehad. Nadat we de permit hebben opgehaald gaan we om 07:15 uur op pad voor een laatste rondje door het Kgalagadi park. De zon komt net op als we op pad gaan, het is weer een prachtige dag met een heldere hemel. Het eerste stuk van onze route zien we alleen de gebruikelijke dieren, en niet eens zo veel. Dan zien we veel auto’s staan, alle camera lenzen zijn gericht op een heuvel, maar wij zien niets. We horen van iemand dat er leeuwen liggen. We zoeken met de verrekijker en eindelijk zien we een leeuw liggen op de heuvel tussen het gras, alleen zijn kop steekt boven het gras uit. We maken wat foto’s maar het is allemaal wel heel ver weg. Hij ligt lekker in het zonnetje op te warmen. De dieren die we zien liggen ook allemaal in de zon, ook voor hen is het koud, in het zonnetje warm je al snel op. We vervolgen onze weg weer via de rivierbedding van de Nossob rivier, afwisselend rijden we aan de Zuid Afrikaanse en Botswana zijde van de grenspalen. Verderop staan twee auto’s stil, dat is meestal een teken dat er iets te zien is. Bart ziet plotseling iets de weg over steken, het is klein en snel. Van een andere auto horen we dat het een Afrikaanse wilde kat was. De ene is zojuist de weg over gestoken en de andere moet nog in het veld aan de andere zijde zijn. We turen in het gras, maar we zien niets. De Afrikaanse wilde kat is iets groter dan een huiskat en grijsbruin van kleur, heel goed gecamoufleerd.
Bart rijdt altijd met het raampje een stukje open, om ook te kunnen luisteren. Verderop zien we een wat grotere kat rennen door het gras, hij verdwijnt in de struiken en een hoop vogels vliegen in paniek op. Het is een caracal, ook wel rooikat genoemd, dat is een prachtige lynx met een roestbruine vacht. Hij is zo snel dat we maar een paar foto’s kunnen nemen, en door het tegenlicht zien we eigenlijk alleen een donker silhouet, hij is binnen een paar tellen verdwenen. Caracals worden zelden gezien dus we zijn erg blij dat we dit hebben meegemaakt.
Bij de picknickplaats Melkvlei draaien we weer om, we willen voor 12.00 uur het park uit zijn, want we moeten nog een 4,5 uur rijden naar onze volgende bestemming Kuruman. Op de terugweg zien we niets bijzonders meer. We melden ons af en rijden net voor 12.00 uur het park uit. De eerste 60 kilometer rijden we over asfalt, het is de toegangsweg tot het park vanuit Upington. Langs deze weg staan veel geiten en schapen, die voortdurend de weg oversteken, dus echt flink doorrijden kan je er niet. Langs de weg zijn de rode duinen van de Kalahari goed te zien, de schapen en geiten begrazen ze te veel, waardoor het zand bloot komt en er erosie ontstaat. Verderop slaan we af richting Van Zylsrus en rijden we 148 km verder over een gravel weg. Langs de weg zien we overal boerderijen, die kilometers uit elkaar liggen. Het zijn veelal wildfarms. Boven de velden zien we af en toe een stuk of wat gieren cirkelen, dat hadden we in het park niet gezien. We zien een witrug gier in een boom zitten, het zijn echt grote vogels. Op en langs de weg zien we schildpadden, grondeekhoorns en een aantal mongoose. De meeste toegangspoorten van de wildfarms zien er mooi uit. En we zien achter de hoge hekken o.a. oryx, impala, eland, springbok en, verrassend, een groep giraffen. Het landschap is een mooi Afrikaans savannelandschap, heuvels met gras, veel lage struikjes en acacia bomen. Bij Van Zylsrus begint een asfaltweg naar Hotazel, de naam komt van ‘hot as hell’. Vandaag is dat in ieder geval niet het geval, hoewel de temperatuur inmiddels is gestegen tot 23 graden. In het zonnetje is het lekker, in de schaduw vinden we het koud. Bij Hotazel zien we veel mijnbouw en lange treinen voor de hier gewonnen mineralen, onder andere ijzererts, mangaan en tijgeroog. Het is een onaantrekkelijke plaats. Hier vandaan is het nog maar 45 minuten rijden naar onze bestemming van vandaag, Kuruman. Het is druk onder weg, het is spitsuur op de tweebaansweg, de mijnen stromen leeg en we zien busjes en pick-ups met stickers van mijnbedrijven, vol personeel. Ze rijden als gekken en we zien heel veel gevaarlijke inhaalmanoeuvres, wie weet hoe ver ze nog moeten rijden om thuis te komen. Kuruman ligt in een verrassend groen landschap, het is een uitgestrekte plaats zonder hoogbouw. Ons guesthouse ziet er heel goed verzorgd uit, we frissen ons op en gaan dan wat eten in een hotel/restaurant een kilometer verderop. Het is niet ver lopen, maar de stoepen zijn zanderig en ongelijk en de weg is donker, gelukkig hebben we een hoofdlampje. Alle huizen staan achter hoge hekken en er zijn veel waakhonden. Het restaurant ziet er gezellig uit en het eten is er goed. De manager maakt een praatje met ons en vertelt dat hij 7 jaar manager was bij SanParks (South African National Parks). We praten wat over het Kgalagadi Park waar hij manager was en hij geeft ons de tip bij volgende bezoek nog noordelijker te gaan, om het echte Kgalagadi gevoel te krijgen. Daar leven ook de imposante grote leeuwen met donkere manen. De manager adviseert ons om niet terug te lopen naar onze guesthouse, dat is te onveilig, en we worden met een auto thuis gebracht door een medewerker van het hotel.
Geschreven door Caroline.Bart