Slecht één druk op de knop was nodig om Warhorse deze ochtend uit zijn slaap te wekken. Tevreden pruttelend gingen we op weg, nog steeds rijdend langs de Britse linies in het gebied van de slag aan de Somme.
Deze slag duurde van 1 juli tot 18 november 1916. Groot Brittannië had oorspronkelijk een beroepsleger, maar dat was al snel zo uitgedund, dat een grootschalig beroep werd gedaan op vrijwilligers. En die kwamen er, vooral in het begin van de oorlog was het enthousiasme groot om aan dit “avontuur” mee te doen, voor het alweer afgelopen was.
Voor de slag bij de Somme werden juist deze soldaten, niet meer dan ongetrainde vrijwilligers, ingezet. Ze waren verenigd in zogenaamde Pal Batallions, vrienden bataljons. Deze eenheden bestonden uit arbeiders van dezelfde fabriek, leden van dezelfde sportverenigingen, jaarklassen van studenten of wijkgenoten. Het idee was dat de gezamenlijke achtergrond en het voor elkaar door het vuur willen gaan, het gebrek aan training teniet zou doen.
Op 1 juli 1916 om halfacht in de ochtend verlieten de eerste bataljons hun stellingen, samen bijna 100.000 soldaten. De aanval was voorafgegaan door een hevig artilleriebombardement van meer dan een week. Dwars door het niemandsland moesten de mannen in de richting van de vijandelijke loopgraven lopen. Het werd een tragedie. Ondanks een artilleriebombardement van een week, waren de Duitse loopgraven, stellingen en schuilkelders nog grotendeels intact. Een moordadig vuur regende op de onbeschermd naar voren lopende mannen neer. In het eerste uur vielen al 30.000 slachtoffers. Ongegeneerd klonk iedere keer weer het fluitje, het teken om "over the top" te gaan. Op deze eerste dag sneuvelden 19.240 soldaten, en raakten er ruim 36.000 gewond. Nooit eerder en nooit nadien verloor het Britse leger op één dag zoveel mannen. Op de meeste plaatsen was het niet eens gelukt om het niemandsland over te steken. Het idee van "Pal Batallions" kostte die eerste dag in Engeland hele dorps- en wijkgemeenschappen soms meer dan de helft van de mannelijke bevolking. Sportverenigingen, scholen en fabrieken waren het gros van hun leden en leerlingen kwijt. Hele stadswijken waren in diepe rouw gedompeld.
De legerleiding zag na die eerste dag geen reden het " offensief" te stoppen en bleef nog drie maanden doorgaan met het in het vuur gooien van manschappen. Pas op 18 november 1916 werd het offensief gestaakt. De linies waren nauwelijks een enkele kilometer opgeschoven, ten koste van meer dan 1 miljoen slachtoffers aan Britse, Franse en Duitse zijde. 300.000 daarvan waren gedood.
Voor de bevelvoerende generaals was het offensief uiteindelijk niet mislukt, al werden hun doelen bij lange niet gehaald. De Duitsers moesten manschappen weghalen bij Verdun, zodat de Fransen daar konden standhouden.
Op mijn route zie ik nog steeds op iedere hoek van de straat of zo maar, ergens in het veld tussen de gewassen, een oorlogskerkhof. Deze kerkhoven ontstonden vaak op de plek waar een verbandpost of veldhospitaal was opgezet. Degenen die ondanks de medische ingrepen toch overleden, en dat waren er heel veel, werden meestal ter plekke begraven. Dát was überhaupt nog een dingetje, om de gewonden van het gevechtsveld te halen. Het terrein was vaak één grote gatenkaas, dus gewonden werden in het gunstigste geval met een brancard vervoerd. Nog vaker werden ze de eerste tientallen meters gewoon op de rug van een brancardier vervoerd. Als je geluk had dan, want alles moest gebeuren onder het moordend mitrailleur- en artillerievuur van de tegenstander, De meeste gewonden kwamen daarom jammerlijk aan hun einde, omdat ze langzaam doodbloeden of zelfs verdronken in de modder van het slagveld.
Onderweg heb ik vandaag geluncht in een tearoom / guesthouse in het dorpje Auchonvillers (of Ocean Villas zoals de Britten het noemden). In de achtertuin was een loopgraaf gevonden en gerestaureerd. Het geeft een goed beeld hoe de loopgraven in die tijd eruit hebben gezien in het volledig verwoeste Auchonvillers.
Waar ook een goed beeld wordt geschetst van het leven aan het front, is Albert. Daar is namelijk onder het gemeentehuis een museum gehuisvest in een 250 meter lange schuilkelder. In het gangenstelsel wordt het leven in de loopgraven tijdens de slag aan de Somme uitgebeeld. Uiteraard worden weer veel dezelfde wapens en op het slagveld gevonden voorwerpen getoond. De levensgrote diorama's echter, zijn de moeite van het bekijken waard. En...... veteranen krijgen korting! Hah!
Geschreven door Warhorse