Via camperboer Zampetas en de Ikea van Thessaloniki, waar we wat beddengoed en handdoeken voor de gasten op Keros inslaan, vervolgen wij onze weg zuidwaarts naar Thessalië, waar we de oostelijke kustlijn volgen.
We slaan af bij het nationaal park van Axios, ook weer een rivierdelta met veel vogelleven.
Over de rivier staan stellages, waarmee de vissers de netten kunnen laten zakken en weer ophalen. Bij de monding van de rivier is een vissersdorpje gebouwd met de huizen op palen om droge voeten te garanderen. De forse vissersboten, die in het geheel niet lijken op de traditionele kaïks van de vissers elders in het land varen af en aan. Dat grotere formaat heeft vermoedelijk te maken met het open en dus winderige karakter van de zee hier. De noordoostelijke Meltemi kan hier in de zomermaanden aardig tekeer gaan.
We vinden een verlaten plekje aan het water naast een traditioneel wit/blauw kapelletje, waar maar heel af en toe iemand langs komt rijden. Met de verrekijker kunnen we de flamingo’s, pelikanen en ook passerende zwanen gadeslaan.
In het plaatsje Pydna stuiten we op de resten een vroeg Byzantijnse kathedraal, die later werd gebruikt als fort voor de kruisvaarders.
Bij het vissershaventje van Kytros vinden we een overnachtingsplekje aan het strand. Ernaast is een groot terrein met zoutpannen; het zeewater verdampt en het zout blijft over en wordt op een zoutberg gedumpt. Vrachtwagens rijden af en aan om het zout af te voeren.
In het binnenland ontdekken we een groot meer, dat we maar eens gaan verkennen Limni (meer) Karla. We worden maar zelden wakker zonder uitzicht op water. Het meer kent een grote wisseling in waterstanden; sommige bomen en huizen staan nu in het water en de weg die wij willen vervolgen, eindigt als een onbedoelde trailerhelling in het meer. Ook hier veel vogels, waaronder pelikanen. Op het land domineren de kuddes koeien en schapen, die door ongeschoren herders met staf en hond kalmpjes de gewenste richting uitgestuurd worden. We zijn hier getuige van een sprookjesachtige zonsondergang boven het meer.
Met een ruime boog om de steden Volos en Lamia rijden we richting Evia, na Kreta het grootste Griekse eiland.
In het levendige plaatsje Kamenia Vourla, weer aan de kust parkeren we de camper op een veldje tegenover het gemeentehuis.
Voor het eerst in tijden zien we weer eens andere campers, voornamelijk Grieken. De terrassen zijn open, dus op de zondagochtend genieten wij in het zonnetje van een heerlijke cappuccino. Als de zon verdwijnt is het opeens weer fris en besluiten wij om onze weg te vervolgen.
Sinds ons vertrek uit Nederland maakt de startmotor van de camper al verontrustende geluiden. Vermoedelijk blijft de “bendix” na het starten in de vertanding van het vliegwiel hangen. Dit moet een keer misgaan; de geluiden worden steeds verontrustender.
Op ons camperplekje uit de wind, naast een verlaten strandtent googelen we een Fiatdealer op slechts een paar kilometer afstand. Chef werkplaats, meneer Christopoulos bestelt een verse startmotor, die op de vrijdag geleverd kan worden.
Het is nu maandag.
Het eiland Evia is door twee bruggen met het vasteland verbonden in en bij de hoofdstad Chalkida.
We besluiten om de gok te nemen dat de startmotor het nog even volhoudt en gaan in de dagen tot de vrijdag een rondje over de zuidelijke helft van het eiland maken.
In Eretria vinden we een “archeologisch park” van enorme afmetingen met de resten van stadsmuren, huizen, een acropolis en een amfitheater, die teruggaan tot de zesde eeuw BC. Een indrukwekkend complex. In het bijbehorende museum staan prachtige gebeeldhouwde artefacten . (Ik zal me deze keer inhouden met gegoogelde geschiedenis doceren.)
Ons camperplekje hier is ook heel bijzonder; het eilandje Pezonisos (droomeiland) is met een smal bruggetje verbonden met het plaatsje . Op een heuvel staat een in onbruik geraakt bungalowparkje of misschien wel zomerkamp. Een wat sinistere plek, maar met een prachtig uitzicht over de zee naar het vasteland van Attica. Er overnachten nog een overlandtruck op weg naar midden Azië en een ouderwets VW T3 hippiebusje in alle kleuren van de regenboog.
Verder naar het zuiden neemt de wind enorm toe. We slingeren soms over de weg hoog boven de zee. We bekijken nog wat plaatsjes, zoals Marmari en Karystos en “keuren” er de haventjes.
Onderweg stuiten we op een omver gewaaide trekker-opleggercombinatie. Dán heb je het over een stevig windje. We stoppen om te kijken of er nog iemand inzit, maar dat blijkt gelukkig niet meer het geval. Het waait zo hard dat ik de deur van de camper bijna niet meer dicht krijg. De satellietschotel op het dak waait spontaan overeind! We zoeken een luw plekje en vinden dit in het dorpje Boufalo, aan een prachtige besloten baai. We parkeren achter een klein kerkje onder de eucalyptus bomen en hebben totaal geen last van de wind.
Een paar Bulgaarse bouwvakkers die naast het kerkje aan een huis bezig zijn, bieden ons een zak vol Citroenen aan en na hun werktijd komen ze aan met een plastic fles raki en wat bekertjes; er moet op de internationale verbroedering worden gedronken! Pittig spul hoor. Later bieden ze ons ook nog het gebruik van het stopcontact van het kerkje aan, waar zij tijdens werktijd hun stroom uit putten. Petar spreekt wat Duits, zijn collega vindt het allemaal wel best.
Petar geeft ons nog het adres van een kaasmakerij in de buurt, waar een vriend van hem werkt. Uitsluitend schapen- en geitenkaas. We rijden er de volgende ochtend direct langs en scoren er heerlijke Gravierakaas van het schaap. We krijgen nog een zak heerlijk geurende oregano van het land cadeau.
In het Óchigebergte in de buurt van Styra stuiten we op “Drakenhuizen”. Drakospita. Dit zijn bouwsels uit misschien wel de 13e eeuw BC. Archeologen breken zich nog steeds het hoofd over de functie van deze bouwwerken, die de menselijke maat van toen wat te boven gaan. Ze werden gebouwd met grote stenen blokken zonder cement en met massieve dekplaten, zonder uitzondering strategisch gelegen op grote hoogte. Er wordt gezegd dat het heiligdommen ter ere van Zeus en zijn vrouw Hera zouden zijn, maar er zijn meerdere theorieën, die geheel andere kanten uit gaan. Onder meer dus het huis van een draak. Deze bouwwerken, een twintigtal, komen alleen op Evia voor. Home of the dragons!
We rijden terug naar Chalkida om de startmotor te laten vervangen. De camper blijkt te breed en te hoog voor de hefbrug, dus mag de monteur de startmotor op zijn rug liggend vervangen; een klusje van nog geen half uur.
We parkeren de camper in Chalkida op een bewaakte parkeerplaats aan het water, vlak bij de brug naar het eiland, waar we ook mogen overnachten.
De doorvaart breedte is maar zo’n 33 meter, met aan beide zijden een enorme watervlakte. Door een minimaal tijverschil , vaak geholpen door de wind kan hier soms een stroming ontstaan tot wel 7 knopen! Dit is ongeveer de maximumsnelheid die Keros op de motor varend kan bereiken. Kanovaarders gebruiken de doorgang als een soort wild water parcours.
Omdat we hier komend voorjaar met Keros misschien wel door willen varen laten we ons bijpraten door de havenautoriteiten.
Doorvaart kan alleen ‘s nachts op een moment van min of meer stilstaand water met dood tij. Van tevoren afrekenen en wachten op toestemming voor de doorvaart op de marifoon. Overdag is het verkeer te druk om de brug te openen.
Boven de stad aan de vasteland kant verrijst op een heuvel het strategisch gelegen kasteel Karababa. We rijden met de camper over supersteile weggetjes omhoog. De wielen slaan soms door. Het is een van oorsprong Ottomaanse vesting, gebouwd in 1684. De Venetianen probeerden in 1688 tevergeefs het kasteel in te nemen. Het is mooi bewaard gebleven en het museum bevat tal van bijzonderheden, waaronder een verzameling gebeeldhouwde Ottomaanse tulbanden. Iedere sociale klasse had destijds zijn eigen type tulband.
Heel leerzaam!
We vertrekken nu om de noordelijke helft van Evia te verkennen. Via prachtige slingerende motorweggetjes komen we aan de noordoostkust bij het plaatsje Agia Ana op een strand terecht dat is bezaaid met allerlei boomstronken in de meest bizarre vormen. Pure kunst! Deels lijken ze meegevoerd te zijn door de snelstromende Kireas rivier, maar deels lijken ze ook aangespoeld van elders. Dat het smeltwater hier flink kan huishouden blijkt wel uit een scheefgezakte bungalow. Het water heeft de grond onder het huis grotendeels weggespoeld. We vinden er ook nog een fotogenieke natuurlijke boog aan het strand.
In de laatste twee jaar woedden er op noord Evia hevige bosbranden. De gevolgen zijn nog te zien en te ruiken. Altijd een trieste aanblik. In dit gebied, waar op 600 meter hoogte nog sneeuw ligt bezoeken wij de Drymona waterval. Niet supergroot, maar heel fraai gelegen in het besneeuwde landschap. We nemen de wandelstokken maar mee op het glibberige pad.
In het havenplaatsje Orei staat in een vitrine een sculptuur van een enorme stier in aanvalshouding. Het is gemaakt van Pentelisch marmer. Bij uitbreidingswerkzaamheden van de haven werd het beeld opgedregd. Het weegt bijna 5 ton en dateert uit de vierde eeuw BC en is vermoedelijk een grafmonument geweest. De haven lijkt ons wel geschikt om eens aan te doen met Keros.
Bij Neos Pyrgos vinden we een prachtig minihaventje, waar de vissers in hun traditionele kaïks hun netten boeten.
Het nabijgelegen strand ligt vol met afval, maar na eerst met de grijpstok drie vuilniszakken afval geoogst te hebben, staan we op een prachtig plekje met uitzicht op een eilandje met een ruïne erop.
Intussen heeft zich op het dashboard een geel lampje gemeld, dat niet meer uitgaat tijdens het rijden. Volgens het instructie boekje zou het iets met de inspuiting te maken hebben, maar het kan ook op een verstopt roetfilter duiden. Het motorvermogen en de trekkracht zijn met name bergop een stuk minder dan normaal. Maar weer eens op zoek naar een Fiat dealer. We zijn inmiddels vlak bij Athene, maar de dealer daar kan ons niet helpen. Voor niks die heksenketel ingereden.
We komen zonder brokken de stad weer uit en vestigen onze hoop op een Fiat dealer in Korinthe, een iets minder hectische omgeving. We overnachten bij de zuidelijke ingang van het Kanaal. Hier stonden en voeren wij al vaker.
Op ons camperplekje melden zich twee katjes, waarvan de zwarte een “Magni 2.0” blijkt te zijn. Nét zo brutaal en vrijpostig als zijn verre afgekloven neefje in Nidri!
De verkeersleiding van het kanaal kan me vertellen dat het nog wel een maand of drie kan duren voordat het kanaal weer opengaat, ze zijn nog steeds bezig met herstel. We willen er eind mei, begin juni weer doorvaren, dus het zal er om hangen….
De Fiat dealer in Korinthe heeft inmiddels een diagnose gesteld: mogelijk verstopt roetfilter en kapotte sensoren, die dat kunnen meten en regeneren. De onderdelen zijn besteld; over een week of twee kunnen ze gemonteerd worden. Tot dan hobbelen we op ons gemakje door de Peloponnesos. Er mag nog wel met de camper gereden worden.
We blijven nog een aantal dagen op de Camper Stop Aphrodite in Oud Korinthe staan, op loopafstand van alweer oudheden. Ook tijd voor grote schoonmaak aan en in de camper, de was en voor wat achterstallige klusjes.
Geschreven door Paulenmarijkeoppad