Het gaat er weer van komen; per 1 juli opent Griekenland de grenzen weer zonder draconische restricties en Oostenrijk en Italië waren alweer toegankelijk.
Vanaf onze terugkomst uit Hongarije eind maart verbleven we in de camper op camping t’Oegenbos in Teuge en een paar weken in een “chalet” in Epe, toen de camper wat onderhoud nodig had.
Vanaf camping De Boersberg bij Renkum maken we nog een rondje langs buren en bekenden en rijden we via Maastricht Duitsland in naar onze eerste stop Lahnstein, waar op de camperplaats het sanitair nog gesloten is; dit in tegenstelling tot de Nederlandse situatie.
Ook dragen de mensen hier veel frequenter mondkapjes dan bij ons; in winkels en bij tankstations is het er ook verplicht.
In de buurt van Neu Ulm vinden we op de parkeerplaats van een recreatieplas, de Baggersee, een rustig plekje. Het is zondag, dus er wordt volop gerecreëerd door de locals. Maandagochtend dus maar een duik genomen in de plas; het eerste contact met zwemwater dit jaar. Heerlijk!
Op weg naar Oostenrijk komen we een paar forse plensbuien tegen. Bij de grens is niets meer te merken van coronamaatregelen, we mogen gewoon doorrijden. We vinden een camperplek op de flanken van de Brennerpas in het Gschnitztal. We staan er goddelijk aan het riviertje met nog twee andere campers. Heerlijk wandelen door een “Almhoflandschap”.
Verder over de oude Brennerpasweg met bijna geen verkeer, want alles dendert over die Autobahn op palen met de vlam in de pijp. Na de Italiaanse grens wordt het landschap bepaald door ongenaakbare burchten en eindeloze appelboomgaarden, afgewisseld door wijngaarden. Het ruige Dolomietenlandschap zakt bij de zuidkant van het Gardameer langzaam af in de agrarische Povlakte, niet het meest inspirerende deel van Italië.
Kijkend op de kaart en googelend kiezen we vrij willekeurig onze overnachtingsplek in het 16e eeuwse renaissancestadje Sabbioneta, omringd door dikke stadswallen, waar de tijd lijkt te zijn gestold in een ver verleden. Heel verrassend!
Het is in 1556 gesticht door ene Vespasiano Gonzaga, die in de Povlakte een ideale renaissancestad wilde laten verrijzen. Nou, dat is hem gelukt. Over echt alles heeft hij nagedacht.
Een beetje in de geest van Stonehenge ging op 6 december, de geboortedag van de architect de zon onder in lijn met de door hem ontworpen galerij, om maar een voorbeeld te noemen. Narcisme is van alle tijden.
We staan helemaal alleen naast de stadswal en dwalen door de smalle straatjes en over grote pleinen met standbeelden van onder meer Minerva; gelukkig geen uil te bekennen.
De camper past maar nét door de stadspoort. Daar hielden ze in de 16 e eeuw nog geen rekening mee. De bespeler van het carillon is vermoedelijk even oud als het klokkenspel zelf, want er zit niet echt vaart in het spel. Past bij de aloude sfeer. Bevoorrecht zijn we om dit mee te maken! De volgende ochtend blijkt er een markt in het stadje gaande te zijn. De gebruikelijke vis, gebraden kip, kleding, kaas en groente en fruit worden hier aangeboden. Kenmerkend anders is dat vrijwel iedereen een mondmasker draagt of zichtbaar paraat heeft, aan één oor of op de kin. De draagdiscipline is verder wat slordig; de neus blijft bij voorkeur vrij, lijkt het.
We rijden door naar Siena in het hart van Toscane en vinden een camperplekje onder de olijfbomen bij een Agriturismo, die ook wat camperplekken heeft. Mooi uitzicht op de spreekwoordelijke Toscaanse cipressen. En wat belangrijk is: op fietsafstand van de historische stad.
Op 2 juli zou de jaarlijkse “Palio” gehouden worden. Een paardenrace op het oude plein, die al sinds de 13e eeuw jaarlijks plaatsvindt, alleen nu even niet. Corona, weet je wel. Daar grijpen we dus mooi naast. Maar ook zonder die Palio is de stad adembenemend mooi met zijn pleinen en de majestueuze duomo, met een klokkentoren in zebraprint.
Verder, naar het Lago di Bolsena, het grootste kratermeer van Europa. We vinden er een camperplaats direct aan het meer, waar maar een paar campers staan. Tussen de Campers en het meer staan grote bomen die in de hitte van de dag weldadige schaduw bieden. We maken er een fietstocht langs het meer en bezoeken de charmante oude plaatsjes Capodimonte en Marta. Verder zwemmen we iedere dag minstens twee keer in het heldere water van het meer.
Onderweg naar Rome komen er wel érg dreigende luchten op ons af. We raken verzeild in een stevige onweersbui. Als we de stad naderen is het alweer droog, maar de lucht blijft dreigend.
We vinden een plaats voor de camper net buiten het centrum achter een garagebedrijf aan de Via Appia Antica(!) een klinkerweg, omzoomd door eeuwenoude muren, die bijna rechtstreeks naar het Colosseum leidt. De camperplek is wat rommelig met her en der beschadigde auto’s, die op reparatie wachten, maar we staan er veilig met nog een tiental andere campers achter een stevige stalen deur, die ‘s nachts wordt afgesloten.Het is maar ongeveer drie kwartier lopen naar het Colosseum, waar het opvallend rustig is. Er zijn bijna meer Afrikaanse en Bengaalse souvenirverkopers dan toeristen. Buitenlandse toeristen zijn er zelfs nauwelijks. Bij de Trevifontein Is het wel wat drukker. Het is zondag, maar nog niet te vergelijken met een “normale” zomerdag. Van Paul mag ik geen muntje gooien; “Ik geef het liever aan een zwerver” zegt hij, maar een wens doe ik lekker wel.
Het Sint Pietersplein oogt bijna desolaat, zo zonder hordes toeristen. Uiteraard zien we er wél de nodige “bruiden van God” op bedevaart naar het Vaticaan. We wonen de wisseling van de wacht van de Zwitserse Garde bij. De soldaten van het Vaticaan zijn gekleed in koddige operettepakjes. Ze zijn gewapend met middeleeuwse hellebaarden.
De wisseling gaat gepaard met het nodige onderlinge Duitstalige gesnauw van bevelen als “Marsch!” en zo. Kortom, een beetje treurige vertoning.
Vlakbij het Sint Pietersplein vinden we een museum, gewijd aan de uitvindingen van Leonardo da Vinci. Veel van zijn creaties staan hier nagebouwd en vaak werkend: een opvouwbare brug, een vroege helikopter, een prototype van een fiets, diverse hef- en slingerwerktuigen en uiteraard het nodige oorlogstuig, zoals een soort tank. Ook hangen er replica’s van zijn bekendste schilderijen, zoals de Mona Lisa. De enthousiaste jongeman die ons de kaartjes verkoopt bevestigt nog maar eens wat een geluksvogels we zijn; normaal kun je hier letterlijk over de koppen lopen. Wij zijn de enige bezoekers van het museum. Als hij hoort dat we per camper rondreizen, bekent hij ons dat dat ook zíj́n grootste wens is: Ooit per camper door heel Italië reizen. Wij kunnen ons er wel wat bij voorstellen.... Door al dat geloop op sandalen door de hete stad loop ik (P) wél een paar kloeke blaren onder mijn voeten op. We besluiten dus om terug naar de camperplaats maar de bus te nemen, uiteraard mét mondkapjes op. Lijn 118 zet ons keurig weer voor de camperplaats af.
Wat een mooie ervaring; Rome zónder al die drukte. Alleen jammer dat de oorzaak zo’n trieste is.
We steken dwars door de laars over naar Puglia, (Poelja) in het Nederlands Apulië genaamd aan de Adriatische kust. Voor de overnachting komen we uit bij een “ klassiek” beachresort,
met ligstoelen en parasols in de verhuur, kortom, alles wat wij níet zoeken in een vakantie, maar we kunnen er betaalbaar een nachtje staan. Voordeel: die badgasten vertrekken tegen etenstijd vanzelf en dan hebben wij weer het rijk alleen, heerlijk zwemmen inclusief sanitair en een leeg strand.
Het, Gebied Gargano, waar we vervolgens terechtkomen is een schiereiland ook wel de spoor van de hak van de Italiaanse laars genoemd. Het is terecht een nationaal park.Via allerlei veel te smalle slingerweggetjes en inrijverboden voor trucks, bussen én campers komen we terecht in Mattinata, waar we een heerlijk plekje aan zee vinden. We badderen er in zee, fietsen wat door het plaatsje en vinden er een terras “om nooit meer weg te gaan”. Op de camperplaats spreken we ‘s morgens een Italiaanse gymnastiekdocente, afkomstig uit het gebied van Bergamo, het gebied dat het hardst getroffen is door de cornonacrisis. Zij zat met haar gezin 100 dagen thuis opgehokt en ontwikkelde een enorme allergie voor ambulancesirenes en kerkklokken, die voor iedere dode, dus de hele dag door beierden. Een aangrijpend verhaal.
In en rondom het plaatsje Alberobello treffen we de Trulli aan ( enkelvoud :Trullo)
Dit zijn ronde kalkstenen huisjes met daken van gestapelde platte stenen, waar een heel verhaal achter zit, maar waar ze voornamelijk koel blijven in de zomer en warm in de winter vanwege de dikke muren. We moeten er een beetje aan de Hobbits denken. Ongelooflijk, zoveel vrijwel identieke huisjes in zo’n klein gebied.
Na nog een nacht op een heerlijk strandje in Pilone waar de badgasten ook vanzelf weer verdwijnen, zetten we koers naar Brindisi, waar de de veerboot genaamd Florencia op ons wacht.
Aan boord maken we kennis met twee jeugdige Franse backpackers Adrien en Pablo, die een interrailtrip door Europa maken. Tussen Igoumenitsa, waar de veerboot aankomt en hun voorlopige bestemming Lefkas, waar ze vrijwilligerswerk willen gaan doen, zijn evenwel geen spoorwegen te vinden, dus polsen ze ons of ze misschien een lift kunnen krijgen.
Na de Griekse grenscontrole stappen ze rond 10 uur ‘s avonds bij ons in en rijden we naar het 11 kilometer zuidelijker gelegen Platarias, waar we al eerder met camper of boot de nacht doorbrachten. Een heerlijk dorpje met een leuk haventje, terrasjes en zoals hier gebruikelijk iets te luidruchtig nachtleven in het weekend.
De jongens zetten hun tentje op achter een verlaten school en wij overnachten aan de weg langs het strand. De volgende ochtend, na een ontbijtje met croissants, gescoord door de jongens, zetten we ze af bij het vliegveld van Aktio, waar ze de bus naar Lefkas kunnen nemen. Een heel spontaan en gezellig contact met een paar jonge avontuurlijke gasten, voor wie het leven nog volledig open ligt.
Even later parkeren we de camper naast Lysander, ons bootje dat alweer 10 maanden op ons ligt te wachten. Ze staat er, wat stoffig, maar netjes bij, maar als we onder de vloerplanken kijken slaat de schrik ons om het hart: een grote smurrie van dieselolie, vermengd met water.
Na al zo’n 60 liter via emmers milieuvriendelijk weggepompt te hebben stoppen we ermee. We hadden de werf opdracht gegeven om de lekkages van het vorige seizoen te verhelpen.
Ze vervingen een doorgeroest uitlaatspruitstuk en verhielpen een lekkage bij de waterpomp van de Volvo-Penta motor en nu dít. We moeten nog maar eens met die jongens gaan babbelen....en de bewijsstukken nog maar even niet overboord pompen.
Voordat de boot te water gaat, hopelijk op 20 juli, is er dus nog wel wat te doen en te regelen.
Geschreven door Paulenmarijkeoppad