Vijf maart is het weer zover. Na een maand of vijf in Nederland, met het nodige onderhoud en het aanhalen van de sociale contacten gaan we weer op pad. Er zijn nieuwe huurders voor onze woning, vermoedelijk voor een jaar. We gaan weer richting Griekenland, waar onze boot Lysander al ongeduldig op ons wacht. Het oorspronkelijke plan om eerst een maand door Zuid- Italië te trekken, alvorens vanaf Brindisi met de Ferry over te steken, komt al gauw op losse schroeven te staan door de Italiaanse Coronaperikelen. Eerst maar eens onderweg via Eeklo in België, waar we nog wat kleine aanpassingen aan de vorig jaar geïnstalleerde LPG installatie -voor koken, koelen en stoken- laten doen.
De volgende stop is het Auto- und Technikmuseum in het Duitse Sinsheim, waar vrijwel alles wat ooit gereden en gevlogen heeft staat uitgestald. We kijken onze ogen uit; een supersonische Concorde, een dito Tupolev T144, eindeloos veel auto’s, motorfietsen en historisch oorlogstuig. Een échte aanrader, voor iedereen met maar een greintje liefde voor techniek. En, heel praktisch: we kunnen gratis op de parkeerplaats van het museum overnachten met de camper.
Ondertussen wordt het steeds duidelijker dat een trip door Italië nu niet verstandig is en besluiten we om via de Balkanlanden naar Griekenland te rijden.
Via de ommuurde middeleeuwse stadjes Rothenburg ob der Tauber en Nördlingen, beide gelegen aan de toeristische Romantische Straße in Duitsland, rijden we naar Oostenrijk en komen via de mooie, maar totaal onbekende Loiblpass in Slovenië terecht. Dit land is een nog vrijwel onontdekte parel in Europa; een soort minder aangeharkt Oostenrijk met prachtige natuur en eeuwenoude stadjes, zoals Škofja Loka, waar we op een parkeerplaats nabij de prachtige oude stad overnachten. Onderweg zien we langs de weg een bord dat het meer Cerknisco Jezero aanprijst. We nemen spontaan de afslag en komen in een prachtig merengebied terecht, waar we mooi kunnen wandelen en aan het water een wild plekje voor de nacht vinden. Het voorjaar dient zich hier al aan en we kunnen in het zonnetje al lekker buiten voor de camper zitten.
Onderweg naar de Kroatische grens willen we nog een keer aan de kust overnachten. We komen in het Venetiaanse kuststadje Izola terecht, waar we bijna aan zee een camperplek vinden met stroom en alle sanitaire faciliteiten. We bekijken het stadje en natuurlijk de haven.
We krijgen de tip dat het iets zuidelijker gelegen Piran ook zeer de moeite waard is, dus besluiten we nog een nacht te blijven. De volgende dag fietsen we dus naar Piran, het mooiste Venetiaanse stadje aan de Sloveense kust, naar men zegt.
Paul en Ina tippen ons dat op het plein van Piran een webcam staat, die ze in beeld hebben.
Na enig zoeken vinden we aan een muur de camera en kunnen we bijna live naar elkaar zwaaien en bellen tegelijk. Peter en Ellen en zus Anja zwaaien vanuit Apeldoorn en Lent ook mee; hilarisch!
Op de terugweg krijgt Marijke een lekke achterband. Blijkt dat het achterwiel van haar fiets geen uitvalnaaf heeft, maar met moeren vast zit. De bahco uit het boordgereedschap houdt niet op de wielmoer en zorgt alleen maar voor een bloedende knokkel, dus kloppen we bij het eerste het beste huis aan dat we zien. Het blijkt inderdaad het beste te zijn; Jurre, de eigenaar stelt ons zijn complete arsenaal aan gereedschap ter beschikking en schenkt na het vervangen van de binnenband ook nog eens een heerlijk glas wijn van eigen teelt. De druivenranken rond het huis waren ons al opgevallen. Bij vertrek tapt hij een flesje wijn van de Refoskdruif voor ons en plakt er zijn etiket op. “za prijateije” voor vrienden, staat er op. De oogst, zo’n 800 liter per jaar wordt niet verkocht. Alleen eigen gebruik en vooral om uit te delen aan vrienden. Fijn om zo’n vriend te hebben!
De volgende dag gaat het verder naar de Kroatische grens. De Sloveense grenswachter zegt al profetisch “see you later” en inderdaad: de Kroatische grens zit nét dicht. Ze laten je er alleen door na een quarantaine van twee weken. Daar beginnen we maar niet aan. Het mag ook niet in de camper. Terug in Slovenië pakken we de kaarten er weer bij en besluiten het dan maar via Hongarije, Roemenië en Bulgarije te proberen. We overnachten nabij de Sloveense stad Koper, waar ooit de Tomos brommers werden gebouwd, bij een B&B waar ook campers mogen staan. De B&B activiteiten zijn door het virus voor onbepaalde tijd van overheidswege stilgelegd. Wat een strop voor al die mensen overal die van het toerisme afhankelijk zijn.
We steken Slovenië in een paar uur van west naar oost door en komen aan een zeer rustige Hongaarse grens, waar we worden verwelkomd door een troepenmacht in het geel en met mondkapjes getooide douaniers. We mogen het land zonder problemen binnen als we ze bezworen hebben niet in Italië te zijn geweest. Wat we nog niet weten, is dat Viktor Órban
op ongeveer hetzelfde moment op de maandagmiddag een volledige grenssluiting verordonneerde; de slagboom valt achter ons bijna letterlijk in het slot. Hongarije is voor ons nog terra incognita, dus we besluiten er toeristisch ook maar wat van te maken op weg naar de Roemeense grens.
Op naar het bejubelde Balatonmeer. In de zomer schijnt dit een toeristische kermis van jewelste te zijn, maar nu, in maart is het er totaal uitgestorven; zelfs de locals vertonen zich nauwelijks. We staan vier nachten op twee mooie vrije plekken aan het meer met prachtige zonsondergangen. We slingeren aan het eind van de middag de BBQ aan en grillen de hier zo bekende cevapcici worstjes en een paar moten zalm.
Eind van de middag komt een clubje jonge gasten en meiden in dure Audi’s de parkeerplaats oprijden. Twee jongens beginnen een verkleedpartij met Adidaskleding en een complete mobiele fotostudio wordt opgesteld. Wat blijkt: het zijn een paar ter plaatse wereldberoemde hiphoppers op fotosessie. Ze vinden onze camper ook wel een cool decorstuk, dus maken wij maar even plaats voor ze. Heel leuk en spontaan allemaal!
Ondertussen gaan de ontwikkelingen omtrent het virus sneller dan wij. Eenmaal in Hongarije blijkt dat ook Roemenië en Bulgarije de grenzen hebben gesloten, wat feitelijk betekent dat we voorlopig in Hongarije “gevangen” zitten. Nu zijn er rottere plekken om vast te zitten dan aan het Balatonmeer, maar het geeft wel een beklemmend gevoel om niet zelf te kunnen bepalen waar je heen reist. We vernemen óók nog dat de Grieken een veertiendaagse quarantaine hebben ingesteld, dus zien we onze zeilplannen voor de komende tijd volledig in duigen vallen. Vervelende bijkomstigheid is dat óók de weg terug richting Nederland lijkt te zijn afgesloten; Slovenië, Oostenrijk en Duitsland zitten ook al op slot.
Natuurlijk zijn dit allemaal luxeproblemen vergeleken bij de virusellende die over Nederland en de wereld wordt uitgestort, dus beschouwen wij ons maar als Lucky Exiles.
Eigenlijk hebben we in Nederland nu óók weinig te zoeken; hut verhuurd, je kunt bij niemand spontaan even binnenvallen en met steeds verdergaande maatregelen, misschien ook wel op campings, wordt het er voor nomaden als wij ook niet gemakkelijker op.
In Hongarije ligt het gewone leven niet helemaal stil zoals in veel landen. Winkels zijn open, sommige eettentjes en restaurants tot 17.30 uur. Wél draagt het personeel vaak mondkapjes en steriele handschoenen. Tot nu toe telt Hongarije 101 geregistreerde besmettingen en 1 overledene.
Hoe zorgvuldig er in een land geteld wordt weet je natuurlijk nooit, maar we voelen ons hier nog niet onveilig.
Nu Griekenland als bestemming opeens buiten beeld verdwijnt, gaan we hier de boel maar wat beter bekijken. Noord van het Balatonmeer ligt nog een mooi meer, het meer van Velence.
Ook hier vinden we een vrije plek op een parkeerplaats aan het water. Het is mooi en vrij warm weer, dus iedereen trekt er met de sportfiets op uit over een speciaal rond het meer aangelegd fietspad dat pal voor onze camper ligt; heel gezellig! Ook wij maken een rondje meer op de fiets, maar omdat we al sinds Slovenië zonder 220V stopcontact zitten, blijft de “E” van onze E-Bikes maar even uit. Niet erg; goed voor de conditie en er zijn nauwelijks hellingen. Bij een gereedschappenwinkel kopen we toch maar de zo gemiste ring/ steeksleutel 15. Je kunt immers niet overal op Samaritanen als Jurre rekenen.
We fietsen rond met een 5 literfles op de bagagedrager en proberen deze onderweg gevuld te krijgen. De plekken waar we staan hebben geen kraan en zonder water moet je niet komen te zitten. Tankstations hebben hier ook al geen buitenkraan, waar je de slang even aan kunt hangen.
Als het in de loop van de middag betrekt en de wind opsteekt, verschijnen er uit het niets tientallen surfers en kite boarders op het water. Het gewone leven lijkt hier toch aardig door te gaan ondanks de alomtegenwoordige dreiging.
Omdat we langzaamaan wel wat water en een stopcontact kunnen gebruiken, besluiten we op zoek te gaan naar een camping. De meeste blijken gesloten te zijn, maar in Boedapest vinden we een vrijwel lege camping waar we vooralsnog welkom zijn. Of ze open mogen blijven is nog onduidelijk. We slaan hier voorlopig maar ons kamp op in afwachting van de verdere ontwikkelingen in de wereld.
Wij wensen jullie allemaal heel veel sterkte en gezondheid in deze zware tijden!
Geschreven door Paulenmarijkeoppad