Na al het geklus en voorbereidingen vertrekken we beetje opgewonden vanaf Preveza richting Lefkas. We gaan weer op pad! Het is maar éven wachten voordat de enorme zwaaibrug opengaat naar het Lefkaskanaal dat 6 km lang is en is uitgegraven in een zoutvlakte. De eerste dag is het nog niet meteen routine en er blijkt wel eens een lijntje vast of verkeerd te zitten, maar wat heerlijk om weer op het water te zijn. We varen langs de eilanden Sparti en Scorpio naar het zuiden van Lefkas en leggen aan in Sivota gelegen in een mooie baai met een knusse haven. In dit seizoen is er plek genoeg. De eigenaar van de taverna " Twelve Gods" biedt ons een gratis ligplaats, douche, stroom en water aan, mits we bij hem komen eten; geen slechte deal. De boot moet nog een extra schoonmaakbeurt na al dat Saharazand, dat zich maar slecht laat verwijderen. Dan is zo'n slang met zoet water extra welkom!
Verder naar het zuiden gaat het langs de oostkant van het mythische eiland Ithaca, eens de thuisbasis van Odysseus. De wind trekt ineens behoorlijk aan; gelukkig hebben we een ruime koers, maar dan komt de wind ineens onvoorspelbaar uit een andere richting waaien van over de bergen. We weten meteen weer waarom het opletten geblazen is en hebben het druk met de zeilvoering. We steken over naar het grootste eiland in de Ionische zee Kefalonia. Ook hier giert de wind en bereiken we onze hoogste snelheid tot nu toe van 8,3 knopen. Voor de niet-zeilers: een knoop is de snelheidsaanduiding van een zeemijl per uur. Een zeemijl staat gelijk aan 1852 meter. De snelheid waarbij wij aan dek staan te joelen komt dus ongeveer overeen met het tempo van een bejaarde fietser; alles is relatief.
Het ruige berglandschap van Kefalonia doemt steil uit zee op, met als hoogste piek de zoetwater houdende berg Mount Nero; nero dat water betekent in het Grieks. Een spannend moment beleven we bij het zuiden van dit eiland bij de haven van Poros. We varen in flinke golven door een smalle ingang de haven aan lager wal binnen met twijfel over de ondiepten en nog niet volledig afgetuigd, toetert heel dwingend plotseling de veerboot die al in beweging is. Pffftt!!! We zijn zijn maar net op tijd binnen. Veerboten wachten hier op niemand.
Deze Ionische eilanden, die we vorig jaar uitgebreid hebben bezocht en beschreven, laten we achter achter ons en we varen naar het zuidelijkste Ionische eiland Zakinthos, groener en vruchtbaarder dan de andere eilanden in de Ionian. Het eiland is vooral bekend geworden door de zeeschildpadden, die door het toerisme helaas nog maar een klein broedgebied hebben en dat te laat tot natuurreservaat is uitgeroepen, waardoor hun aantal drastisch is verminderd. Onderweg naar het uiterste noorden van dit eiland, zeilen we met ruim tot aan de windse koers door een grote deining van de zee, die helemaal vanuit Italië binnenkomt. We zijn op weg naar Ayios Nikolaos, met vlakbij de blauwe grotten die zijn ontstaan door de werking van de zee op de kust. Er ligt bij binnenkomst een rif dus we varen behoedzaam om het eilandje voor het dorpje heen. Het is een rustig plaatsje met prachtige kleine strandjes in de buurt. Als we wat eten op het terras van de taverna-eigenaar Dimitri en informeren naar de grotten, nodigt hij ons uit om de volgende dag mee te gaan met zijn toeristenboot, gratis want hij heeft al een buslading met betalende Poolse toeristen aan boord en wij zijn zijn friends. De vormen en de intense blauwe kleuren in de grotten en de bogen, waar je ook echt in- en onderdoor kunt varen, is een prachtige belevenis. We proberen het maar niet met onze boot Lysander.
We varen verder langs de oostkust naar het zuiden en zien een groen landschap met cipressen en mooie stranden voorbij trekken naar Zakynthos stad. Deze stad is als veel plaatsen verwoest door de aardbeving in 1953, maar daarna zoveel mogelijk in oorspronkelijke staat hersteld. Voor ons is deze plek een springplank om verder over te steken naar de Peloponnesos.
We vertrekken vroeg en steken de Ionische zee over met een knik in de schoot zoals dat heet en later halve wind, met een rif in het grootzeil. Een heerlijke zeiltocht van zo'n 50 mijl, het langste traject tot nu toe. Als het rustig lijkt en Paul binnen even een tukkie doet, ben ik even alleen met de zee. We komen aan in de havenstad Kyparissia met dreigende wolken, maar het blijft bij dreigen. Er liggen nog 2 zeilboten. Opvallend hoe weinig zeilers hier rondvaren; het is ook nog vroeg in het seizoen en de meeste charterflottieljes gaan sowieso niet zuidelijker dan Zakynthos.
De sleetjes schieten een paar keer los bij het hijsen van het grootzeil als we vertrekken richting Pylos, zo'n 30 mijl zuidelijker; bij het reven moeten er een paar uit de mastgroef. Paul heeft dat probleem gelukkig snel verholpen. Het raakt bewolkt en fris en de lange broeken gaan weer aan. We naderen Pylos en varen langs een langgerekt eiland Sfaktiria van 4,5 km lang. Dit was o.a. het strijdtoneel van de slag van Navarino in 1827, de beslissende fase in de Griekse onafhankelijkheidsstrijd en het einde van de Turkse overheersing. Pylos heette in de Middeleeuwen Navarino.
Bij de ingang van de baai ligt een werkelijk prachtige boogrots.
De haven ligt vol met vissersboten en veel vergeten en vergurpte zeilboten, die betere tijden gekend hebben. Voor anker in de baai zou kunnen maar met de huidige wind heeft dat geen voorkeur. Uiteindelijk knopen we onze boot vast aan een oude roestige vertrekkersbak uit Dundee en melden ons per marifoon. Na een paar keer proberen is er contact en als we vragen om permissie horen we niets meer. We zien of horen verder niemand en gaan het stadje in. Het is 1 mei, de mensen hebben vrij en vieren de lente met bloemen in de haren, bloemen achter ruitenwissers van auto’s en op terrassen. Een gezellig sfeertje.
De tocht gaat verder zuidelijk met aantrekkende halve wind. Op het zuidelijkste puntje van de eerste vinger van Peloponnesos ligt het middeleeuwse fort Methoni, gebouwd door de Venetianen in de 13de eeuw, mooi verbonden met een brug naar de Turkse toren die prominent van afstand is te zien. In 2006 waren we hier met onze Ford Transit, ontdekken we bij de aanblik vanaf de andere kant. Nu is er om te ankeren teveel wind uit verschillende richtingen, maar mooi om het vanaf het water weer te zien. We varen tussen een paar eilanden door naar het vissersdorpje Finakounda, in de zomer populair bij toeristen maar nu heel relaxed! In de aanloop van de rede, de haven is ondiep en alleen bestemd voor de kaiks van lokale vissers, opeens een klap! Echt Boemmmm we vallen voorover.....We schrikken ons rot! Een ongemarkeerde rots, nota bene precies op het waypoint dat door de maker van de elektronische kaart als eindpunt is aangegeven; bedankt, meneer Navionics!
We vallen allebei voorover op de kajuit; een blauwe plek op mijn been en Paul nog nét geen gekneusde rib, maar wel pijnlijk. Daarna gaat de eerste zorg uit naar de kiel; is er schade?
Hoe zit het met de aanhechting tussen romp en kiel? Volgens Paul kan er bij zo’n klap veel kapot en hij vertelt me dat er in de recente geschiedenis diverse voorvallen zijn geweest, waarbij een schip na een grondberoering de kiel verloor door metaalmoeheid in de overgestrekte kielbouten. (Frans Maas, Team Heiner) Zonder kiel blijft een zeiljacht niet overeind. Oeps! Toch maar even melden bij de verzekeraar.
Overigens is Finakounda een mooi dorpje aan een heerlijk zandstrand. We blazen voor het eerst de rubberboot op en de buitenboordmotor loopt meteen! Heeft dat beurtje in de winter toch effect gehad. In het dorp hangen nog de paaskransen met bloemen, zoals bij ons met kerst.
De volgende dag zoeken we onderweg telefonisch contact met de verzekeraar voor overleg.
Paul krijgt het dringende verzoek om toch maar eerst eens het onderwaterschip en de kiel te controleren op zichtbare schade. “ Ja, maar daar op de bergen ligt nog sneeuw”.
Het mag niet baten; zwembroek aan en overboord. Brrr!! Geankerd onder een klooster bij het stadje Koroni, met inderdaad de sneeuwbergen op de achtergrond, gaat Paul te water, begeleid door het monotone gezang van de lokale monniken, die net met een soort processie aan de gang zijn. Uiteindelijk valt het mee. Koudwatervrees heet dat. Paul zwemt onder de boot door en constateert dat er totaal geen schade zichtbaar is, op een plekje onderaan de voorkant van de kiel na, waar de antifouling af is. Omdat er ook geen water binnenkomt via de kielbouten komen we tot de conclusie dat meneer Bénéteau destijds een bijzonder stevig bootje heeft geconstrueerd en zetten we de kwestie even van ons af, maar houden de situatie onder de vloer wél in de gaten.
Verder gaat het naar Ak Tainaron, de zuidkaap van de middelvinger, het schiereiland Mani. Nu staan kapen bekend om hun winderigheid, en inderdaad, hier waait het ook weer pittig, maar gelukkig wel uit een constante richting: noordwest. Met een aardig vaartje en een behoorlijke deining van zo’n twee meter ronden we de kaap met de verwachting dat de wind aan de oostkant wel mee zal vallen. Nou, niet dus. De valwinden poeieren met zo’n vaart omlaag van de bergen dat de zee vlak slaat en er waterhozen ontstaan. Zo’n massieve windkracht hebben we nog niet eerder beleefd. Een paar mijl noordelijker is een baai, Porto Kayio, waar volgens de onmisbare “Greek Waters Pilot”, de zeilersbijbel hier, beschutting te vinden zou zijn. We kunnen niet wachten om daar aan te komen.
Eenmaal in de baai blijkt de beschutting lelijk tegen te vallen, want het loeit er nog steeds van de bergen af; we zoeken toch maar een ankerplekje en vertrouwen ons hebben en houwen toe aan ons onvolprezen Delta anker van 16 kilo en zo’n 40 meter ketting. Extra verontrustende factor is een massieve rotswand op 25 meter achter ons, dus dat anker moet niet gaan krabben!
We bespreken al een ankerwachtloopschema voor de nacht als gelukkig in de loop van de avond de wind wat minder wordt en we, bewaakt door de ankerwachtapp in de telefoon (ja, je hebt écht overal een app voor) te kooi kunnen. En wat denk je? We slapen prima met twee checks tussendoor. Leve de Delta!
Omdat voor de komende dagen nog veel meer harde wind voorspeld wordt, met name voor het gebied waar we naar toe willen, Kythira en Kreta, besluiten we om voor een paar dagen een echte haven op te zoeken, waar je een beetje comfortabel verwaaid kunt liggen. De enige mogelijkheid is Gythion, ruim 20 mijl naar het noorden in de oksel van Mani. Daar geraken we de volgende dag heel kalmpjes op een voordewindse koers. Gythion is een gemoedelijk oorspronkelijk provinciestadje, waar weinig zeilers komen.
In de aanloop van de haven tellen we toch wel zeven masten. We denken nog: gezellig, maar de direct toesnellende port police helpt ons uit de droom: het zijn allemaal aan de ketting gelegde boten van mensensmokkelaars vanuit Turkije. We begrijpen nu waarom de port police er zo snel bij was.
We vieren Bevrijdingsdag in Gythion. Dat begint al met het gesjouw van lange lijnen om de boot tegen de harde dwarswind te zekeren. We zijn hier geen dag te vroeg binnen! Het water slaat al over de kade. We begrijpen dat het weer in Nederland met Bevrijdingsdag ook al knudde is. We blijven hier maar lekker een paar dagen liggen tot de wind zich weer een beetje kan gedragen.
Geschreven door Paulenmarijkeoppad