8 november
Het schiereiland Setubal is bekend om de Serra da Arrabida, een groot natuurgebied met enkele kleine stranden.
Daarnaast ook om de wijnen. De meeste wijnbouwers zitten in Azeitao, en wij bezochten de grootste wijnbouwer, José Maria da Fonseca. We hadden zijn witte wijn al in Coïmbra leren kennen: de BSE. Natuurlijk is de specialiteit hier de Moscatel de Setubal, een versterkte wijn gebaseerd op de Moscatel d’Alexandrie en de Moscatel de Roxio.
Men laat de druivenschillen met de most macereren, en bij het begin van de fermentatie voegt men wijnalcohol toe, zodat de fermentatie stopt, met nog veel suiker in de most.
Deze wijn rijpt nog minstens 5 jaar verder in houten vaten.
De wijnbouwers maken ook rode wijn, vooral met de Periquita-druif, ook Castelao genoemd. Je kan jonge wijn kopen, die in fusten gerijpt is van Brazilaans hout dat weinig smaak afgeeft zodat je fruitige, soepele wijn hebt. Maar de meeste rode wijnen zijn in eiken vaten gerijpt, zodat meer krachtige wijnen verkregen worden.
De witte wijnen van Fonseca zijn voor ons echt een revelatie: BSE en witte Periquita zijn frisse maar volle witte wijnen (gebaseerd op de Arinto-druif, de Antao Vaz en Fernao Pires), die perfect passen bij de gegrilde vis die je in vele restaurants van de barbecue op je bord krijgt.
Een andere grote jongen is Bacalhoa Vinhos de P., ook in Azeitao gelegen, van wie de witte wijn Catarina vaak geserveerd wordt in restaurants. Hierna reden we door de Serra da Arrabida tot een kleine baai: Portinho da Arrabida. Je kon er slechts langs een smalle weg naartoe, en er waren enkele huisjes en een viertal restaurants.
Hier zouden ook dolfijnen kunnen zitten, helaas voor ons zagen we er geen. 's Avonds maakten we nog een lange wandeling in Sesimbra langs de haven en over de pier.
9 november
Met spijt in het hart vertrokken we de volgende dag uit ons hotel en uit Sesimbra. Een uur later zijn we in ons hotel in Setubal ingecheckt: het Sado Business & Nature Hotel. Gesitueerd op de top van een heuvel, heb je hier een panoramisch uitzicht over de stad, de Sado-rivier, en de haven.
Alweer hebben we een fantastische kamer met een mooi uitzicht. Deze is zelfs nog beter dan de vorige! Na de krappe kamertjes, doet het ook eens deugd om in eeen comfortabele kamer te overnachten.
Langs de haven zijn er vele restaurants met gegrilde vis, choco frito (gefrituurde calamar), en tot onze verrukking ook lokale oesters!
Onmiddellijk wilden we deze oesterkwekerij bezoeken, en belden we voor een afspraak met Celia Rodrigues van Neptuno Aquacultura in Faralhao.
Helaas belde ze nooit terug. 's Avonds bezochten we het Castelo de Sao Felipe, dat tijdens de Spaanse bezetting door Felipe 4 gebouwd werd tegen de rebelse inwoners van Setubal.
10 november
De volende dag gingen we op zoektocht richting Mourisca, naar de getijdemolen, want daar in de buurt lag de oesterkwekerij. Het adres was nergens te vinden, dus gingen we op goed geluk zoeken.
Ik dacht dat we zo dicht mogelijk tegen de kust moesten blijven van Setubal vertrekkend, en stuurde Armand naar Mitrena. Dit bleek echter de haven te zijn, gelegen op een schiereiland, en dus moesten we op een gegeven moment rechtsomkeer maken.
Nou, op dat moment zijn we aan de dood ontsnapt. Een foute inschatting over een truck die tegen hoge snelheid aankwam, en op het laatste moment nog geremd.
Onze weg vervolgend langs de kustlijn, kwamen we in Farilha, waar de oyster farm moest zijn.
We reden lukraak een straat naar rechts in, richting het estuarium van de rivier de Sado.
In plaats van oesterkwekerijen, zagen we onverwacht en heleboel flamingo’s. Wat een verrassing!
Verder zoekend, kwamen we langs een natuurpunt waar je aan birdwatching kan doen: de Mourisca Tide Mill. We zagen een groep ooievaars overvliegen, keken in een houten cabine naar vogels, leenden een verrekijker en zagen even later alweer flamingo’s (ver weg), reigers en veel andere vogels die hier in de slikken en schorren komen overwinteren.
Ondertussen waren we al uit Farilha, en nadat we vernomen hadden dat er meer oesterkwekers waren in Gambia, reden we daarheen.
Daar aangekomen, bleek Gambia een dorp te zijn met kleine hutjes, armzalige huisjes, ja: mensen woonden hier echt in krotten. Oesterkwekerijen vonden we er niet.
Na een lunch in een baanrestaurant verderop (ik ga hier geen woorden aan vuil maken, behalve dat de gekookte vis me deed denken aan de vrijdagse vismaaltijd bij de Ursulinen in O.LV. Waver), keerden we zo snel mogelijk terug naar Setubal, waar we het klooster en de Igreja de Jesus bezochten. Het interieur werd ontworpen door Boitac in 1494 en is een mooi voorbeeld van de manuelstijl met oa. gedraaide zuilen.
Onze laatste avond gingen we dan toch maar oesters eten in restaurant ‘dOuro, gevolgd door een arroz de camarao en een zwaardvis met tomatensaus, weggespoeld met een Alentejaanse witte mineralige wijn.
Hoewel we vandaag zowat de enige klanten waren in ons business hotel, bleek het op zaterdagnacht volzet te zijn.
Er zat dus niets anders op dan verder te trekken, en een heel stuk verder deze keer: naar Sines (120 km zuidelijker).
Geschreven door KatinkaenArmand.op.avontuur