Dag 10, stuwmeer van Mauvoisin
De wolken hangen laag in het dal als we onderweg gaan naar het Val de Bagnes. Aan het eind van het dal ligt een stuwmeer, dat we willen gaan bezoeken. 50 jaar geleden ging Jacques elke week met de gasten op excursie naar het stuwmeer en we zijn benieuwd of er ook weer veel veranderd is.
De rit door de vallei is fabelachtig mooi, de slierten nevel hangen in de toppen van de bomen, de watervallen klateren via de rotsen naar beneden en de koeien grazen op de begroeide groene hellingen. Het Zwitser leven gevoel overvalt mij 🤭. Via oude dorpjes en een slingerdeslang weg komen we op de parkeerplaats aan. Vanaf hier is het 30 minuten lopen naar de stuwdam en we zien de reusachtige stenen kolos in de verte opdoemen. De 250 meter hoge betongigant is de hoogste gewelfdam van Europa. Het werd tussen 1951 en 1958 gebouwd in het hart van het op één na grootste natuurreservaat van Zwitserland. Het kijkt letterlijk uit over de Val de Bagnes en genereert 1000 GWh elektriciteit per jaar.
De weg is steil en ieder loopt op eigen tempo omhoog. Plots zie ik dat je ook via een onderaardse tunnel naar de stuwdam kan lopen en ik mag op inspectie om uit te zoeken of het begaanbaar is. Het is een uitgehouwen gang in de rotsen van ongeveer 2,5 meter hoog en 2,5 meter breed, het water druppelt uit de rotsen boven mijn hoofd en langs mijn voeten kringelt een beetje water naar beneden. Het is koud, vochtig en akelig stil in de tunnel. Ik doe verslag aan Joke, Rob en Jacques en zij zeggen eenduidig dat ze via de weg naar boven lopen.
Ik hou van een uitdaging, dus ga alleen terug de onderaardse gang in op weg naar de stuwdam. Het is enorm steil en ik moet mij vasthouden aan het touw in het midden en ploeter voort. Op een gegeven moment zie ik een bordje en een trap en verwacht bij het eind te zijn, maar als ik de hoek omga, zie ik voor mij weer een andere steile gang om in te lopen. Ik heb geen keuze en loop, zwaar ademend, door, terwijl even door mijn hoofd gaat dat er niets met mij moet gebeuren, want ik ben hier moederziel alleen. Er komt geen eind aan en ik ga het toch wel een beetje spannend vinden en hoop dat er geen gesloten deur voor de gang aan de andere kant zit, zodat ik niet terug hoef te lopen. Mijn ademhaling en voetstappen weerkaatsen tegen de rotswanden en eindelijk zie ik daglicht aan het eind van de gang. Met knipperende ogen tegen het schelle buitenlicht neem ik een flinke teug frisse lucht en wacht op de rest. Wat een avontuur zou Noah zeggen!
Ik heb een flink stuk afgesneden en zie Jacques en Rob in de verte aankomen. Joke moest helaas afhaken omdat ze licht in haar hoofd werd door de ijle lucht (2000 meter hoogte). Gezamenlijk lopen we het laatste stukje naar de dam. Het waterpeil van het turquoise blauwe meer is gigantisch laag, maar evengoed is het uitzicht weer fabelachtig. Het water spuit met reusachtige snelheid en lawaai uit de rotsen in het meer.
Ontstaan van het stuwmeer.
Als gevolg van de kleine ijstijd in de 18e eeuw nam het volume van de hangende gletsjer van de Giétro toe, waardoor er regelmatig seracs (grote ijsblokken) in de vallei van Bagnes naar beneden vallen. Na meer dan 10 jaar accumulatie en na de winter van 1818 is de hoeveelheid gestapeld ijs voldoende om de stroom van de rivier, de dranse de Bagnes, te belemmeren. Stroomopwaarts van de ijsdam wordt een meer gevormd, waarvan het gewicht de ijsstructuur zwaar belast. Ondanks acties van kantonaal ingenieur Ignace Venetz, die een holte heeft doorboord om het water van het meer af te voeren, begeeft de ijsdam het op 16 juni 's middags , waardoor het stroomopwaartse water plotseling vrijkomt.
Een grote natuurramp volgt.
De overstroming, vol met ijs, modder, steen en hout, verwoest het Val de Bagnes tot aan Martigny, voordat de intensiteit in de grotere Rhônevallei afnam. Er zijn tussen de 34 en 44 doden gevallen. Verschillende gebouwen en bruggen worden weggevaagd of beschadigd en veel runderen gaan verloren.
Met de verrekijker tuur ik langs de rotsen op zoek naar steenbokken en ja hoor, ik zie drie grote steenbokken met enorme horens grazen op een rotswand. Het is een indrukwekkend beeld en helaas verdwijnen ze achter de optrekkende wolken uit het zicht. We voelen de nevel van de lage wolken op ons vallen en besluiten weer naar beneden te gaan. Halverwege wacht Joke ons op en met elkaar lopen we weer naar de auto.
De terugweg levert weer andere uitzichten en we genieten van de natuur. We zijn het erover eens dat het weer een dag met een gouden randje was.
Geschreven door Broedersopreis