El Cebrero dat vandaag op mijn weg ligt is een van de bekenste plaatsen op de Camino Francés. Dit dorp in Galicië bereiken zonder te klimmen is onvermijdbaar. De Alto de Poio met zijn1335 m wordt het hoogste punt op mijn weg vandaag.
Goed uitgerust begin ik eraan, al vlug heb ik de breed aangelegde, maar rustige hoofdbaan N-VI, verlaten. Deze loopt min of meer samen met de snelweg A6 in de richting van Lugo en La Coruña. Ik zie ze alle twee soms nog in de verte rechts van mij, maar veel hoger. Ik fiets nu op de kleine baan N-006A. Er zijn hier en daar wegwijzers naar El Cebrero, voorlopig is het traject nog zoals beschreven is in mijn gids van Clement Sweerman.
In Vega de Valcarce kan ik me bevoorraden, er zijn enkele kleine winkels, herbergen en hostals. De Rio Valcarce houdt me lang gezelschap, het riviertje stroomt links van mij in tegengestelde richting naar beneden. De naam Valcarce komt van Val-cárcel dat smalle vallei betekent.
In Ruitelan fiets ik langs een kleine oude kerk. Het landschap is zeer mooi.
Links in de verte tussen de bomen komt weer een dorp te voorschijn, ik veronderstel dat het Las Herrerias is. Ondertussen is de weg geleidelijk steiler geworden.
Bij het verlaten van de baan N-VI waar ik kort geleden terug opgekomen was, stop ik. Er komen enkel koeien naar boven die ik voorrang geef. Daarna op het kleine baantje naar beneden. Vanaf hier volg ik de wegbeschrijving van Sweerman niet meer, dus niet langs Puerto Pedrafita zoals op mijn vorige Santiagotochten. Na de koeien, 500m verder, kom ik aan een brug over het riviertje Valcarce. Deze kleine brug staat bekend als de Puente Romano. Of men hiermee een Romaanse- of een Romeinse brug bedoelt, dat vraag ik me af. Het wegdek is voorzien van een stevige bovenlaag, nu nodig voor het modern verkeer. Er komt een peregrina de brug opgestapt.
De weg naar El Cebrero is hier en daar te lezen op wegwijzers, voor de fietsers zijn het altijd geasfalteerde wegen. De baan is genummerd, CV-125/1. Later kom ik op de CV-125/15 die smaller wordt naar het einde toe.
Het gaat zeer steil, ik fiets lange tijd traag naast een Amerikaan te voet. Op den duur waar het klimpercentage wat minder wordt kan ik versnellen. Wanneer hij achter mij uit het zicht is stap ik af en ga ik beter stapvoets verder, ik heb gewacht tot dat hij het niet zou zien. De fiets moeten duwen in plaats van er mee te rijden voelt zo wat aan als een halve nederlaag.
Ik weet niet dat ik nog te voet was of al terug fietste, toen er een dame met de fiets me inhaalde. Hoe kan dat nu ? Jawel ze reed met een elektrische fiets natuurlijk. Die zal ik nooit terugzien veronderstelde ik. Toch wel, want een eind verder was ze gestopt. Een man die me juist voordien al zwoegend was voorbij gereden stopte bij haar. Hij rijdt niet elektrisch en wordt door haar beloond met iets dat op snoep lijkt. Daarmee komt ze ook in mijn richting, uit medelijden veronderstel ik. Of uit sympathie omdat we hier allemaal op de fiets aan het afzien zijn. Iedereen heeft het zelfde doel, ondanks alles boven geraken. Ik bedank haar maar lust eigenlijk liever chocolade, zei ik zo maar terloops. Spontaan neem ik nog enkele foto's en iedereen klimt verder op eigen tempo.
Er zijn hier nog verschillende fietsers aan het werk, ze kennen elkaar blijkbaar, iedereen fietst elektrisch.
Ik had geen idee dat ik nog een dorp of gehucht vóór El Cebrero zou tegenkomen, maar het is zo. Wat een verademing om hier aan te komen. Ik zie onmiddelijk dat het niet El Cebrero is, het is La Laguna ontdek ik later, een ideale plaats voor een rustpauze. Van op afstand op een terras zie ik de vrouw met het snoep en de man waarvan ik foto's had genomen. Ze hadden me ook zien aankomen en we maken verder kennis. Zij heet Joan en hij Brijan, ze zijn van Ierland. Ze hebben interesse voor de foto's die ik maakte, we wisselen onze telefoon en emailadres uit. Ze vraagt dat ik later de foto's zou willen opsturen.
La Laguna is een gehucht op 1150 m hoogte, er zijn ongeveer 25 inwoners. Die hebben zich uitstekend aangepast aan de doortocht en opvang van pelgrims. Ze verdienen er goed aan, ik zie er ook enkele boerderijen. Het is heerlijk om hier even te kunnen zijn. Een groepje te paard komt er aan, gevolgd door een kudde koeien waar iedereen verbaasd naar kijkt of er voor opzij moet.
Twee kilometer verder ben ik dicht bij El Cebrero, een mooi beeld kijkt in de richting van de te volgen weg naar het dorp. El Cebrero, of O Cebreiro in het Galicisch, was een zeer bijzondere plaats op de camino en is dat nog steeds. Toch ben ik verbaasd om te zien hoe alles hier veranderd is. Het lijkt dat de commerciele belangen het hier gewonnen hebben. Het dorp had nog verschillende oude huizen met strooien daken, Pallozas, zo worden ze genoemd. Ik herinner het mij nog al te goed, ze lijken verdwenen. Ze zijn half in de grond gebouwd en hebben een rieten dak. Zijn ze herbouwd of verdwenen ? Dat is niet mogelijk, maar toch zag ik ze niet, wel een andere die ik vroeger niet had gezien. De kerk is gesloten, ik neem dan maar enkele foto's door het sleutelgat van de deur. Binnen is er nog iets van het mysterieuze overgebleven. Er bevind zich een prachtig Mariabeeld, nu helaas onbereikbaar. De kerk, samen met het dorp en de bergen, is de bakermat van verschillende verhalen en legenden die zich hier hebben afgespeeld. Ook de graal, waar in de middeleeuwen zo naar gezocht werd, zou hier bewaard geweest zijn. Wanneer er nu hier mist zou hangen, het donker en koud zou zijn, of sneeuw in de winter, dan zou men zich beter kunnen voorstellen hoe het hier ooit geweest is.
Ik ben nu wel blij met het mooi weer en geniet er van. Een groepje jongeren op schooluitstap doet dat ook. Eveneens de pelgrims die hier een fijne avond gaan doorbrengen.
Het is nog vroeg genoeg voor mij om verder te trekken na deze halte.
Vanaf El Cebrero volg ik opnieuw de wegbeschrijving van Clemens Sweerman. Een korte afdaling en terug hoger tot aan de Alto de San Roque. Hier staat een van de meest gekende beelden op de camino. Het is een pelgrim die half gebogen met de hand op zijn hoed, al vechtende tegen de felle wind, door de bergen trekt. Joan en Brijan zijn er ook, ik krijg van haar chocolade. Liever chocolade, dat was ze niet vergeten, ze had het gehoord en wist het nog. Ik stel vast dat hun gemiddelde snelheid hoger ligt dan de mijne. Dat blijkt nogmaals wanneer ze me voorbij steken tijdens de beklimming naar de Alto de Poio.
Linares, het volgende dorp, de 10-de eeuwse kerk lijkt fel op die van El Cebrero, eveneens in preromaanse stijl. De tijd is hier stilgestaan sinds ik hier voorbijkwam op vorige tochten, in 1989, 1996 en 2004. Ik zou beter zeggen dat niet de tijd maar alles is blijven stilstaan hier. Zeker de kerk met een toren die misschien wel 1.000 jaar oud is. Let op de trap langswaar men in de ruwe toren kan. Let ook op de opmerkelijke constructie van de bovendorpels van de vensteropeningen.
Daarna volg er een korte klim naar het hoogste punt van vandaag, de Alto de Poio, 1.335 m. Vanaf hier stroomt het water van de beken en rivieren niet meer naar de Middelandse zee in het oosten, maar naar het westen, naar de Oceaan.
Er volgt een duizelingwekkende afdaling van ongeveer 20 km tot in Triacastela.
Daarna nog 6 km tot in Renche waar ik overnacht in hostal A Cantina de Renche. Ik kan er op adem komen na een geweldige rit. Ik ben er de enige gast die er overnacht. Vanuit mijn kamer heb ik uitzicht op een mooi kerkje.
Er is nog tijd om er naar toe te wandelen.
Geschreven door SantiagodeCompostela2023