De eerste overnachting in Spanje, in hotel Ekai, was een meevaller. Toen ik gisteren Aoiz voor mij zag liggen bevond ik mij op de NA 1720. Om het hotel Ekai, met adres Carretera de Lumbier 35 Aoiz, te bereiken moest ik de stad zelfs niet in. Op een rotonde de eerste baan rechts, na ongeveer 1,5 km was ik er en ook nog steeds op de NA 1720.
Ik was vandaag bij het vertrek zo zeker dat ik die baan moest verder volgen. De NA 1720 ging over in de N 150 zoals ik genoteerd had op mijn reisblad. Alles klopte als een bus maar ik zal niet op de wegenkaart gezien hebben dat de N 150 na enkele kilometers in twee richtingen splitst. Daar heb ik door onoplettendheid de verkeerde richting genomen, besef ik later.
Die baan is niet zo gemakkelijk met de fiets, met heel wat beklimmingen. Ik ben hier nog steeds in de uitlopers van de Pyreneeën. Onderweg kom ik langs een opvallend monument. Er wordt herinnerd aan mensen uit de omgeving, die in de jaren dertig toen Franco in Spanje de macht in handen kreeg, waren terecht gesteld. Het is indrukwekkend omdat het zo speciaal is, eigentijds, Er staat een fiets bij, het zou de mijne kunnen zijn.
Na ongeveer 20 km verbaast het me dat ik nog steeds geen wegwijzer naar het dorp Lumbier zag. Aan een druk kruispunt met enkele winkels vraag ik het aan een vrouw. Ze begrijpt me niet en kent wellicht het dorp Lumbier niet omdat het daar helemaal niet in de omgeving ligt, dat besef ik wat later. Ze wijst me wel de richting naar Frankrijk aan. Ik zie een man met een pas gekochte bloem in een doos uit een winkel komen. Ik val hem lastig met dezelfde vraag. Lumbier ligt hier ongeveer 40 km af, antwoord hij. Ik kan het niet geloven. Hij legt het nog eens terug uit en gaat naar zijn bestelwagen. Hij ziet me daar vertwijfeld staan en zegt spontaan dat hij mij met de fiets wil meenemen in de richting van Lumbier. Hij woont in de omgeving van Aoiz waar ik had overnacht. Ik moet niet lang nadenken. Wat een buitengewoon geluk maak ik mee. Dat ik juist die man op het goede moment tegenkom.
De fiets en de bagage wordt in de auto geladen, onderweg verneem ik dat zijn naam Pablo is. Tijdens het rijden zegt hij dat hij me ook tot in Lumbier wil brengen. Dank u Pablo, nogmaals.
Dicht tegen Lumbier is er een spectaculaire kloof. In de gids van Clement Sweerman en ook op mijn wegenkaart staat ze vermeld als Hoz de Lumbier, in het dorp en op de wegwijzers staat Foz de Lumbier geschreven. In 1996 had ik hier reeds doorgefietst, samen met José Maes, we waren toen ook op weg naar Compostela. Nu doe ik het zelfde maar in tegengestelde richting. Het is boeiend om hier opnieuw door te rijden, ik geniet er volop van.
De kloof die bijna 1,5 km lang is, met de loodrechte rotswanden en een rivier die er doorstroomd, is een spectaculaire plaats. In het begin van de 20-ste eeuw liep er een spoorweg door dit ravijn, hiervan zijn nog enkele betonnen elektriciteitspalen overgebleven. Van in de kloof kan men restanten zien, van een meer dan tweehonderd jaar oude de brug over de rivier. Die liggen aan de buitenkant, daar was een weg waar ook de pelgrims naar Compostela overgingen, ze werd de duivelsbrug genoemd. Er leven hier gieren, in 1996 zagen we er vele, nu was er maar één die er rond vloog.
Wat later fiets ik langs een geweldig grote fabriek waar hout wordt versnipperd en waar wellicht nog veel meer gebeurd.
In Sangüese ga ik overnachten, wanneer ik verder zou willen zou het heel moeilijk kunnen worden om slaapgelegenheid te vinden. In het stadje ben ik op de Camino de Santiago die van Arles komt, de weg die via de Somport door de Pyreneeën gaat. Het portaal van de kerk Santa Maria la Real is een religieus stripverhaal. Het uitzicht van dit romaans beeldhouwwerk is nu totaal anders dan toen ik het zag in 1996. Toen was het oppervlak van het gesteente donker zoals het er geleidelijk na vele eeuwen was gaan uitzien. Sindsdien is het gereinigd en er is een speciale laag ter bescherming aangebracht.
Geschreven door SantiagodeCompostela2023