We moesten er toch een keertje heen; Kartong. Deze mythische plek stond al sinds de tweede week van ons verblijf op onze to-do list, maar het was er tot nu nog niet van gekomen om ook daadwerkelijk naar de zuidelijke grens met Senegal af te reizen. De reizigersboekjes beloofden rust, stilte, zee, strand en natuur en daar hadden we wel behoefte aan. Samen met twee nieuwe meiden in ons gebouw (we hebben ondertussen officieel afscheid genomen van het appartement van onze begeleider en zitten weer in het oude vertrouwde visitors gebouw op de campus) vertrokken we rond half 11 richting traffic light, waar het grote taxispektakel ging beginnen.
Ik heb het al vaker over de taxi’s gehad, maar het blijven fascinerende gevaartes. Elk interieur is uniek en compleet gepersonaliseerd door de chauffeurs, waardoor je bilzweet het ene moment in een panterprint nep-bont stoel trekt en het andere moment langzaam een plasje vormt op nepleren bekleding. Elke achteruitkijkspiegel is versierd met de meest absurde decoraties en allemaal hebben ze een groot zwak voor luchtverfrisser, die ze het liefst nog in de verpakking en in zo groot mogelijke getalen ophangen. Ik ben inmiddels begonnen met het stiekem fotograferen van deze spiegels, dus verwacht binnenkort een blogpost die een kijkje zal geven in deze niche.
Het begin van de heenreis verliep uitermate soepel, waardoor we binnen no time in Sanyang aankwamen. Hier stuitten we echter op onze eerste horde: er waren geen busjes die richting Kartong vertrokken. Er werden genoeg taxi’s aangeboden maar deze prijzen zijn toch een stuk hoger dan de busjes. We besloten te wachten in de schaduw van een winkeltje. Sanyang is de plek waar we de plaatselijke ijsjes hebben ontdekt en het wachten was het ultieme moment om deze ijsjes nog een keer op te zoeken. Terwijl het zoete ijs en de watermeloen opgehaald werd door Cynthia en Georgie, raakten Eilish en ik aan de praat met een local, die ons 10 minuten eerder had uit een busje had gered die totaal de andere kant op ging. Mijn zwijgkunsten hebben ondertussen het level expert bereikt, maar Eilish kon de dringende vragen van onze dude niet weerstaan en liet weten dat ze uit Schotland kwam. “Geweldig, Schotland! Schotten hebben gigantisch veel gedaan voor dit land, jullie zijn de beste! Voor Schotten hebben we alleen maar goede prijzen, want jullie hebben hier scholen gebouwd!” Ook liet hij weten dat het nog heel lang ging duren voor er een busje naar Kartong kwam, maar dat hij ons wel kon brengen. “Friendly price, all you pay for is gas!” Na kort overleg en korte onderhandeling besloten we maar met hem mee te gaan, bang om anders nooit in Kartong te belanden.
Toen bleek dat het minder dan 15 minuten rijden was naar Kartong drong het langzaam door dat onze taxichauffeur een erg goede deal had gesloten, want hij reed in allesbehalve een hummer en had dus nooit zoveel benzine nodig als wij betaald hadden. Het was echter de meest uitgestorven weg die ik gezien had sinds de weg naar Basse, dus het was maar goed dat we niet hadden besloten te gaan wandelen. Onderweg zagen we nog een koppel roodverbrande Toubabs lopen en die zagen er niet heel gelukkig uit.
Het strand van Kartong was precies wat we verwacht hadden in Sanyang: zand, zee en wat verdwaalde vogels en locals. Geen mooie tentjes en ligbedden hier, maar wel heerlijke stilte en geen toerist in zicht. Het relaxen kon beginnen.
Na wat lezen, zwemmen, rondslenteren en foto’s maken, waren we allemaal wel toe aan iets te drinken en te eten. Op de heenweg kwamen we langs het dorp Sanyang, wat volgens de taxichauffeur de laatste kans was op producten. Het bord voor een Eco-lodge met eten, drinken en gratis WiFi dat we even later langs de kant van de weg zagen staan vertelde ons iets anders en dit is de plek waar we naar op zoek gingen. Het bord wees naar een pad richting een compleet uitgedroogde lagoon. Er waren bandsporen zichtbaar in de gebroken kleiplateaus en na zo’n 5 minuten lopen kwam er een jeep vol toeristen lang geroetsjt, wat ons genoeg moed gaf door te lopen. Er was echter geen spoor van een Eco-lodge te bekennen. Het enige dat we gezien hadden was een huis met zonnepanelen aan het begin van onze lagoonwandeling. Vol overtuiging liepen we de route wee terug en zetten we koers naar dit huis. Zelfs het stuk echte lagoon hield ons niet tegen: slippers uit en door de modder met die voetjes. Schistosomiasis was nog nooit zo dichtbij geweest. Al deze risico’s eindigden in een mooie shortcut naar de hoofdweg, maar niet naar eten. Het mysterieuze huis bleek wel degelijk een guest house te zijn, maar ze waren nog niet open voor het seizoen en hadden geen drankjes of eten in de aanbieding.
Op verzoek van de gastheer vertrokken we richting één van de weinige natuurlijke delen van de grens met Senegal: de Allahein rivier. Het wordt in elk boek zwaar afgeraden hier ook daadwerkelijk Senegal in te gaan, aangezien het eerste dorp op 15km afstand ligt en je daar naartoe moet voor je paspoortstempel van Senegal. Gelukkig waren wij alleen maar op zoek naar eten en hoefden we niet op zoek naar de stempelman om dit eten te krijgen. Er was namelijk een klein tentje open die ons hartelijk welkom heetten en gelijk een plekje op hun riverside terrasje aanboden. Toen we eenmaal plaats hadden genomen op de wiebelige en splinterige houten bankjes werd ons trots verteld dat wij de eerste mensen waren die plaats namen op de banken en dat ze handgemaakt waren. Dat we allen benieuwd waren wanneer de eerste toerist in het water zou vallen door de compleet uit balans gemaakte banken lieten we maar niet blijken.
“Wat willen jullie drinken? We hebben alles!”
“Mag ik een Yuki?”
“Dat hebben we niet. We hebben cola, fanta en sprite.”
“Is er ook iets van eten?”
“We hebben alleen vis”
“Oké dan wil ik wel vis.”
“Wil je daar dan geen rijst bij?!”
“Er was toch alleen vis?”
“Nee, we hebben alles!”
Gesprekken als deze verbazen ons al bijna niet meer, maar het blijft een uitdaging een fatsoenlijke maaltijd te bestellen. Toen er even later een fantastische vis met zoete aardappel en rijst op tafel werd gezet is alle moeite gelijk vergeten en kunnen we ons alleen maar gelukkig prijzen dat we deze tent hebben weten te vinden. Met uitzicht op Senegal, billen op gloednieuwe bankjes en een huid die warm en voldaan is van de zon ben je niet in de positie om te klagen.
Uitstapjes als deze zijn wel nodig om te beseffen dat je echt in Afrika zit. In het lab en rond het MRC vergeet je soms dat je in een geheel ander continent zit, met andere gebruiken, andere cultuur en vooral een geheel andere economische toestand. De openheid en gastvrijheid die Gambianen ons hebben gegeven blijven me continu verbazen, omdat er in Nederland heel anders om zou zijn gegaan met onaangekondigde toeristen die om eten en drinken vragen terwijl je nog bezig bent de muur van je restaurant te metselen (letterlijk). Het feit dat toeristen (waar wij als westerse bewoners toch ook wel onder vallen) het hoofdinkomen is van bijna elke Gambiaan maakt dat ze veel voor je overhebben, maar ik weet zeker dat ze hetzelfde hadden gedaan als een Gambiaan het restaurant in was gestapt. Geen individualisme te vinden in dit land en ik kan er geen genoeg van krijgen. Ik ben bang dat ik één van die vrouwen ga worden die een gesprek met je probeert te beginnen in de trein en ik ben bang dat ik dit helemaal geen verkeerde ontwikkeling vind.
Liefs,
Janeri
Ps. Ik weet dat dit avontuur al van een hele tijd geleden is, maar het was simpelweg een erg drukke maand vol feestjes, werk, samen zijn en genieten. Nog maar twee maanden te gaan en ik ben nog lang niet klaar om naar huis te gaan
Geschreven door Janeris.reisblog