Nadat we de tent hadden opgepakt en ingeleverd bij de verhuurder in
Te Anau was het eerst even tanken (de prijs is de afgelopen weken met ruim 20 ct. gestegen!) om aan de rit naar
Glenorchy te beginnen, hier hadden we een nog betaalbaar Motel gevonden. De beoogde bestemming, Queenstown, was zo goed als volgeboekt. Wat nog wel beschikbaar was, was veel te duur voor ons.
We hadden bijna 250 km voor de boeg en het was een warme dag (26-27 graden). Het eerste deel van de route hadden we zondag al gereden in tegenovergestelde richting toen we naar Te Anau gingen. Op een gegeven moment kwamen we bij
Lake Wakatipu, een langgerekt meer dat we langs de rechterkant (oostzijde in noordelijke richting) bereden richting Queenstown. Af en toe een stop langs de waterkant om van het uitzicht te genieten of een steentje (zie foto) in het water te keilen.
Toen we
Queenstown binnenreden begrepen we waarom daar geen accomodatie verkrijgbaar was. Het was er stervensdruk van de (meest Aziatische) toeristen. Zo druk dat er zelfs geen parkeerplaats te vinden was toen we even lekker langs de waterkant wilden chillen.
We hadden het direct wel gehad met deze toeristische melkkoe waar alles bovendien ook nog eens vreselijk duur was en besloten verder te gaan richting de volgende halte.
We gingen verder langs de waterkant en kwamen aan
Glenorchy, waar we wederom even stopten. Daar ook de befaamde veel gefotografeerde 'boatshed' (zie foto) langs de rand van het meer. Het achterland van Glenorchy wordt ook wel de 'Gateway to Paradise' genoemd. Uiteraard geldt deze slogan als toeristentrekker, maar het is er zeker waanzinnig mooi.
De laatste 8 km naar de
Kinloch Lodge gingen over een onverhard pad waar het motel aan het einde van het Wakatipu meer lag. Het was echt een idyllisch plekje. De kleine kamer, het piepbed en de ook hier aanwezige
sandflies maakten de vreugde echter iets minder.
Geschreven door Itesreisavonturen