Mijn vakantie begint op zondag met het North Sea Jazz festival. We zetten de camper op de Rotterdamse stadscamping die voor dit weekend het aantal plaatsen heeft verdubbeld. Niet het aantal stroompunten dus de koelkast gaat op gas en een deel van de verlichting op de accu. We zijn Julia en ik. De kaartjes zijn een verjaardagskado van Wil Rene uit 2020 dat door Corona aldoor werd uitgesteld. Toen wilde ik graag Gregory Porter zien maar die is dit jaar op vrijdag. Het festival wordt door Alicia Keys afgesloten. Het hoogtepunt vinden wij het optreden van Ledisi & Lisa Fisher met het Metropool Orkest. Wat een stemmen, wat een optreden, ze zingen stukken van Nina Simone - WAUW. Per ongeluk waren we een half uur te vroeg en hadden daardoor wel goede zitplaatsen. Alles zit vol, trappen, voor het podium, overal zijn mensen. We kijken naar verschillende optredens en de reden waarom we kamperen in Rotterdam is dat Alicia Keys het festival afsluit en de laatste trein vertrekt als Alicia aan haar laatste nummers begint. Dus zouden we maar een klein stukje van de indrukwekkende show zien. Die kunnen we gedeeltelijk bekijken via grote schermen. De gemiddelde Nederlander is immers groter dan wij. Met onze 1m70 behoren we tot de kleintjes. We staan halverwege de enorme zaal waar zo’n 10.000 mensen in kunnen en waarschijnlijk staan er zo veel. De oude hits zijn fantastisch, de nieuwste nummers vinden wij wat te spacey met een harde beat. Het volume van die beat wordt op een gegeven moment zo hard en in een ander ritme dan mijn hart, dat het onprettig voelt. En ja we hebben oordopjes in maar zo veel lawaai kan ik niet handelen. Dus het einde van de show hebben we niet gezien. Mijn hoofd zit inmiddels zo vol met muzikale indrukken dat ik het prima vindt om te gaan.
Maandag 11 juli stapt Julia uit en Wil René in. We reizen naar Noord Drenthe, omgeving Eelde. Nabij Airport Groningen maar gelukkig vliegen er voornamelijk kleine toestellen over de camping. De camping heeft een (onverwarmd) zwembad wat goed is voor de rug van Wil René. Want in tegenstelling tot andere jaren ben ik niet degene die een fysiek probleem heeft (doorgezakte voet, oorontsteking, splinter in mijn oog ed) maar hij. En om er zeker van te zijn dat ook deze vakantie er mee begint, is hij een paar weken geleden al door zijn rug gegaan. Dus zwemmen als therapie.
Dinsdag 12 juli luieren we in de zon en maken een kleine fietstocht om de rug te testen. Rondje vliegveld en boodschappen doen.
Woensdag 13 juli bezoeken we Assen. Een niet zo bijzondere stad. Groene woonwijken en een rommelig centrum. Een ratjetoe aan gebouwen, veel leegstaande winkelpanden, een verbouwing op het nieuwe plein en net als in veel steden zijn winkels vervangen door horeca en kapperszaken. Het lokale grootwarenhuis Van de Veen (bestaat 125 jaar) is een van de interessantere gebouwen. Een moderne glasgevel huisvest niet alleen een Bijenkorfachtig winkelbestand, maar er zit ook een kunstuitleen, opleiding retail en schoonheidssalon in de toren. De uitbater van de kunstuitleen en kunstcafé vertelt trots over zijn stad en de gemeente die eindelijk een visie voor het centrum heeft. Corona, stijgende energieprijzen baren hem zorgen maar de eigenaar van het pand is nog altijd in handen van de nazaten van de familie Van der Veen en die hebben geen dollartekens in de ogen zoals de aandeelhouders van de Vroom en Dreesman die aan de overzijde zat. Maar makkelijke tijden zijn het niet. We zijn te laat voor de tentoonstelling van Frida Khalo maar er zijn nog n paar muurschilderingen die er aan doen herinneren.
Donderdag 14 juli fietsen we naar Groningen. Zo’n 25 jaar geleden waren we hier een weekend maar daar hebben we weinig herinnering aan (een theater diner, Groninger Museum…) dus verkennen we de stad opnieuw. Fietsen langs de pakhuizen van de Hoge en Lage der A. Proberen – zonder succes - de hofjes te vinden als Wil René een Thaise massagesalon ziet. Daar heeft zijn rug baat bij dus terwijl hij hardhandig wordt aangepakt wandel ik door de Prinsentuin en struin met fiets door de stad. Op het dak van het Forum ontmoeten we elkaar weer. We zien de stad en Ommeland van boven – helaas is het grauw en grijs. Op de weg terug bezoeken we een tentoonstelling over kleur in het Groninger museum. Een beetje tegenvallend want het leek vooral een mogelijkheid om allerlei stukken uit het depot te tonen die je normaliter nooit (naast elkaar) zal zien. Een allegaartje in stijl, materiaal en kunstperiodes. En kleur heeft als thema zoveel potentie als je net iets verder wil kijken dan je eigen kunstbezit…. Op de terugweg gaat het net te hard regenen en trekken we de regenjassen aan.
Snel eten en dan ga ik creatief op de camping aan de slag. Iedere donderdagavond komen de knutselaars van de camping bij elkaar en dit keer heeft een van de vaste gasten iets voorbereid. Drie houten plakken van een berkenstam aan twee zijden beschilderen met naar keuze: mieren, vlinder of bloemen. En dan met een touwtje boven elkaar knopen. Het project is ambitieus om in twee uur te klaren maar we laten ons niet kennen. Uiteindelijk slaagt niemand het einde te bereiken, sommige geven al veel eerder op omdat hun handen te veel trillen voor het fijne schilderwerk of omdat ze zich niet creatief genoeg vinden. En ik? Ik red drie mieren en een begin van een plankje met bloemen. De rest zal ik onderweg proberen af te maken…..
Vrijdag 15 juli we verkassen richting Friesland. Zagen we al eerder regelmatig omgekeerde vlaggen, boerenzakdoeken en boze boeren uitspraken op rijm. Waarbij we vooral in dorpen steunbetuigingen vermoedde dan boze boeren. Of zelfs alleen mensen die Tegen zijn (zoals op een 3 hoog flat in Assen) Dat alles was niet zo indrukwekkend als de ruim 100 omgekeerde vlaggen die in de oever gepland stonden langs de Drentse Hoofdvaart van Bovensmilde naar Dieverbrug. In deze 15 km hing de vlag bovendien in iedere beschikbare vlaggenstok. Aan brughekken, rieken ed. Een eenzame wapperende Oekraïense vlag tussen deze stikstofboosheid doet een beetje pijn.
Voordat we bij de volgende camping komen, doen we een luister-fietstocht doen over de koloniën van Weldadigheid. Op weg naar Eelde zag ik het bordje Veenhuizen en moest ik gelijk aan het boek Pauperparadijs denken dat ik dit voorjaar las. Een sociaal experiment begin 19e eeuw toen Nederland na de Napoleontische tijd diep in de schulden zit en een derde van de bevolking leeft van liefdadigheid. De bedenker van dit experiment redeneert dat mensen arm zijn omdat ze geen werk hebben, dus creëer werk. Hij koopt gronden in Drenthe en sticht koloniën (Frederiksoord, Willemsoord ea) waar armen een ingericht huisje en een stukje land krijgen op afbetaling (ca 15 jaar). Hij wil met beloning mensen veranderen. Er komen echter minder vrijwillige armen waardoor het financiële plaatje niet meer klopt. Dus accepteert de ideële edelman tegen betaling ook landlopers, wezen en ander volk dat wel wat orde en regelmaat kan gebruiken. Daarmee ontstaat wel onderwijsplicht voor alle kinderen maar ook strafkoloniën (Veenhuizen). Op de fietstocht vertelt Philip Freriks over de achtergronden en over zijn voorouder die hier vanuit Utrecht heen ging. We volgen al fietsend nog twee andere personen die hier leefden, tot aan hun dood. Geschiedenis buiten het museum, weerspiegelt in het landschap (mits je visueel ingesteld bent). Fietsend langs koloniehuizen, koloniewinkels, kerk en scholen. Van mij mogen er meer van dit soort historische fietstochten gemaakt worden vol met verhalen.
Geschreven door Hellie