Vrijdag 17 juli. We staan vroeg op omdat we weer een langer stuk willen rijden. Vanuit Cuneo rijden we via Genua langs de westkust. Niet door het Toscaanse binnenland omdat we een aantal jaren geleden hier zo’n vijf weken hebben rondgetoerd. Bologna, Florence, Siena etc. Nu willen we wat zuidelijker. Stiekem hopen we Pompeï te zien maar de hoge zomerse temperaturen schrikken nog af. Al zijn ze daar nu nog beschaafd - zo rond de 30. We kiezen voor tolwegen want de andere wegen verdubbelen meteen de rijtijd. Alle snelwegen zijn in Italië namelijk tolwegen. Ik rij het eerste stuk dat rustig begint zowel in verkeer als in bochten. Maar als we het berggebied ten noorden van Genua bereiken, is er geen recht stuk meer en door de ingezakte brug van Genua is deze snelweg eigenlijk een grote lange bouwplaats. Vaak maar een rijbaan beschikbaar. Rond Genua volgt na iedere brug een tunnel en na iedere tunnel een brug. De weg kronkelt letterlijk rond de rotsen die uit zee oprijzen. Het moet een prachtig gezicht zijn geweest maar ik heb alleen maar asfalt en pionnen gezien. De eerste beste parkeerplaats rij ik op. Waarbij er geen afrit is, maar alleen een bocht met bord 40 km. En dan rij je op een drukke snelweg waar 110 is toegestaan…. Eindelijk mag ik van het uitzicht genieten… We rijden Livorno in om boodschappen te doen en te lunchen. Eigenlijk zijn we het wel zat. Laten we nog max 2 uurtjes rijden, dat is zo’n 80 km buiten de tolweg. We zoeken op internet naar een camping ergens tussen San Vincenzo en Piombino. Een aantal liggen vlak bij de kust met reviews dat de plekken zo klein zijn dat je luifel niet kunt uitdraaien, of het zijn grote vakantieparken. Dan vind ik een kleine camping BNatural die wat verder landinwaarts ligt. Van de regen die voor vandaag voorspeld is, is niets gevallen, het is bij dreigende wolken en gerommel in de verte gebleven.
Zaterdag. Het is grijs en het spettert. De temperatuur is zo’n 22 graden. We zitten tot mijn groot geluk vlak bij een Etruskisch archeologisch park. Vanaf de 8e eeuw voor Christus was hier een nederzetting die uitgroeide tot de stad Populonia. Die groei kwam omdat hier het ijzererts van het eiland Elba (ligt 10 km in zee) tot ijzer werd bewerkt en verhandelt. En ijzer was in die tijd nieuw en kostbaar. De Etrusken waren een van de hoogst ontwikkelde volken van de oudheid, nog voordat de Romeinen op het wereldtoneel verschijnen. Ze kenden irrigatie, hadden al een schrift, maakten sierraden van goud, ontwikkelden steden. Op veel van die kennis bouwden de Romeinen later voort. We bezoeken de site die bestaat uit twee Etruskische necropolissen (dodensteden) en een steengroeve (en een deel romeinse restanten wat we nu letterlijk links laten liggen). En dat bezoek is ook een fysieke uitdaging. Een van de dodensteden ligt op 45 minuten lopen. Over een bospad dat omhooggaat. Ik besluit het toch te doen. Er is geen zon, 24 graden en als ik regelmatig te pauzeer, moet het lukken. En het lukt. En de verwondering over de graven is een goede afleiding. Als in Nederland de hunebedden worden gemaakt, hakken ze hier familiegraven in de rots, sommige met trap, stenen deur en stenenbedden. In die graven zijn vele siervoorwerpen gevonden. Tussen de graven zijn steengroeven te zien. De sleuven om rechthoekige blokken er uit te hakken, zijn nog te zien.
https://youtu.be/STaU3aMlWvU PS er staat een tikfout in het filmpje 8000 voor Chr moet zijn 800 (nulletje teveel)
Trots op mijn prestatie besluiten we wel de fietstocht naar Piombino over de heuvels te skippen en fietsen naar San Vincenzo, inderdaad een toeristenstadje. De middellandse zee trekt niet. Het is fris, waait hard, hoge golven, heel slecht bereikbaar met fiets. We kijken wel naar de kite-surfers die genieten van de ruwe omstandigheden.
https://youtu.be/2TmMJybHqKA Zondag 18 juli. De spierpijn valt mee. 12 km landinwaarts ligt een mijnpark, leuke bestemming. Wel 250 mtr stijgen. Fietspaden zijn hier niet. Behalve in het toeristische stadje en de weg langs het strand. Op deze route komen we meer wielrenners tegen en mountainbikers met integraalhelmen en scheenbeschermers. Helder dat we hier niet spontaan een route moeten doen. Spontaan het park bezoeken blijkt ook niet te kunnen. Waarschijnlijk door Corona werken ze met tijdslots voor het bezoek aan de twee mijnen en het middeleeuwse mijnwerkersdorp. En dat bezoek mag niet op eigen gelegenheid maar met gidsen. En nee die spreken geen Engels maar we kunnen A4 -tjes krijgen met info. Zo dat is even slikken. Als we keurig met tijdslots werken zijn we pas om 4 uur vanmiddag terug (het is nu 11 uur). We bakkeleien en komen tot het compromis dat we naar het eindpunt van de mijntrein fietsen (3 kilometer verderop). Daar nemen we de trein en rijden meteen weer terug. En daarna het dorp. We slaan mijn 1 over. Dat scheelt 30 minuten lopen. En als je zoals wij in Blegny-mijn (B) bent rondgeleid door een ex-mijnwerker, weet je dat er weinige beter zijn. Het is even zoeken naar het stationnetje, aangezien niemand halverwege het traject instapt staan er geen borden. Het gele treintje rijdt door een horizontale schacht met wat zijgangen en wat tentoongesteld gereedschap. Het is nog minder dan we verwacht hadden. Maar we zitten koel. Daarna lopen we naar het mijnwerkersdorp dat op de top van een heuvel is gebouwd. Het is slechts 20 minuten maar het pad is slecht (veel losse stenen) en af en toe zeer steil. Met een strakke blauwe lucht is het tegen de 30 graden. Gelukkig staan boven bankjes in de schaduw en verkopen ze water. Van het dorp uit de 11e eeuw is de onderste laag van de muren nog te zien. Normaliter zijn die stenen allang hergebruikt in latere huizen maar het dorp lag te ver weg om de stenen te recyclen. Je ziet nu als het ware een plattegrond van verdedigingswal, huizen, kerk, centrale keuken, waterreservoir en toren waar de heer woonde. De aanleiding voor de bouw van het dorp zijn de ijzer-, koper-, lood- en zilverertsaders die de Etrusken hier al wonnen. Schatting is dat er 250 mijnerkers, smeden met gezinnen woonden in zo’n 40 huizen. Uiteraard werkten vrouwen en kinderen mee. En ook dit bezoek moet met een gids, het dorp is met hekken afgegrendeld en als we op eigen tempo wat vooruitlopen komt de gids ons vertellen dat we bij de groep moeten blijven. Wil ziet toch kans zijn drone rond te laten vliegen. En aan het einde ontsnappen we toch door het ontgrendelen het hek. 20 minuten naar de fietsen lopen en ik voel dat ik gisteren ook al heb gelopen. De terugweg valt zwaar. Gelukkig mag ik daarna nog zo’n 20 km fietsen met een pauze bij de gelateria waar ze ijskoffie hebben. Vanavond vroeg naar bed. Ik ben op.
Maandag rustdag. De twee dagen zijn toch zwaarder gevallen dan gedacht. Kunnen we rustig de filmpjes maken van gisteren. Er is gelukkig schaduw want het is windstil en een hele blauwe lucht. De camping heeft een buitenkeuken met tafels en stoelen waar Italianen vaak samen eten, ieder maakt wel zijn eigen potje. Er staat een enorm gietijzeren 6-pits gasfornuis dat uit een gaarkeuken of zo komt. Fijn om daar te koken en niet in de camper die als warm is. Vandaag eten we pasta.
Dinsdag 20 juli. We maken vandaag de fietstocht naar Piombini die we zaterdag al wilde maken. Via de golf van Baratti over de heuvels langs de zee. Daarvoor moeten we 300 meter stijgen. Gelukkig de eerste 100 op asfalt, daarna begint de uitdaging. Het is een breed wandelpad van zand en grind als het vlak is maar dat is het zelden. Bij stijging of daling is het zand weggewaaid of -gespoeld dus is het meer zigzaggen op zoek naar de minste hobbels. Het pad loopt door het bos dus veel schaduw. Het is wederom een warme dag. Piombini is bekend als haven voor de veerboot naar Elba. Als we het stadje naderen zien we meerdere veerboten onderweg. Wanneer je ook kijkt je ziet er tenminste twee. Elba moet wel erg toeristisch zijn. Piombini heeft klein oud centrum het dito straatjes. De terugreis gaat via de Coop en de grote weg. Lekker gladde weg, wel veel verkeer. En voordat we morgen weer verder gaan, maken we onze fietstassen leeg, pakken een handdoek en fietsen nog 5 km naar het strand om tenminste een keer in de middellandse zee te hebben gezwommen. Het strand zijn hele fijne steentjes. Het lijkt op sesamzaad (rauwe en gebakken/wit en zwart). Het water is heerlijk.
Geschreven door Hellie