Het is weer weekend, dus tijd om een tripje te maken. Dit zal het laatste tripje zijn voor mij, want volgend weekend wil ik graag nog wat tijd doorbrengen met mijn Senegalese familie.
Net zoals vorige week moesten we weer vroeg uit de veren, want Babakar stond ons om zeven uur op te wachten. Het zou een reis met de auto van vier uur worden, dus hij had een ‘belle voiture’ gehuurd, een mooie Toyota uit België.
De eerste tussenstap die we maakten was in een klein restaurantje om te ontbijten. We kregen daar brood met omelet, koffie en mangosap voorgeschoteld. Het was echt een lekker omeletje, ook al eet ik normaal niet zo graag eitjes.
Nadien zetten we onze tocht verder, maar niet via de nationale baan, nee, vandaag zouden we via de ‘brousse’ rijden ๐.
Vandaag stond op de planning om eerst 'Le Lac Rose' of het roze meer te bezoeken. Dit is een zoutmeer dat op ongeveer 25 kilometer gelegen is van Dakar. Het meer wordt zo genoemd omdat het een roodachtige kleur heeft naargelang het moment van de dag. Deze kleur is te wijten aan de aanwezigheid van micro-organismen en door de hoge zoutconcentraties breekt het licht anders. Toen wij een kijkje gingen nemen was het eerder oranje met een roze schijn, maar dit zou te wijten zijn aan het regenseizoen.
Het meer is drie meter diep en bestaat voor anderhalve meter uit water en anderhalve meter uit zout. Hierdoor is er ook geen leven mogelijk.
De plaatselijke bevolking doet hier aan zoutwinning en iedereen mag dit doen zolang ze zich aan de regels houden. De mannen wrijven zich eerst in met een speciaal product om zich tegen het zout te beschermen en gaan dan met hun bootje het water op. Als ze een goed plaatsje hebben gevonden stappen ze uit, maken ze met een stok een soort van holtes en halen ze het zout boven met behulp van een ‘mand’ die ze tussen hun enkels binden. Nadien wordt het zout op het strand gelegd om te drogen en zetten ze er een bordje bij met hun naam. In één bootje kan één ton zout en het vullen hiervan duurt drie uur. Nadien wordt de boot leeggemaakt door de vrouwen, die betaald worden per kilo zout, en het zout aan handelaars verkocht. Er zijn drie soorten zout. Keukenzout, zout voor salades/BBQ/foie gras/... en zout dat kan worden gebruikt voor een voetbadje of dooizout.
Na deze boeiende uitleg van de gids, maakten we met een bootje een tocht naar de overkant van het meer. Hier was een super-de-luxe hotel, waar we gingen eten. We aten er een slaatje, yassa poulet en watermeloen. Na de heerlijke maaltijd hadden we nog een uurtje de tijd om een frisse duik te nemen in het zwembad. En ja, dit is de hemel op aarde als het 40 graden is ๐.
Nadien zetten we ons tocht verder naar Dakar. Onderweg waren we getuigen van een ongeval, een man met paard en kar werd aangereden door een auto. Dus hop, onze taxi aan de kant en Babakar ging een kijkje nemen om de gemoederen te bedaren. We reden een stukje op de autosnelweg met péage om naar Dakar te gaan. Alle inkomsten van de tolwegen zouden rechtstreeks naar Frankrijk gaan.
Dakar is de hoofdstad van Senegal sinds 1902. Voordien was dit nog Saint-Louis, de stad waar ik verblijf. Dakar ligt op het schiereiland Kaap Verde en is daarom uitermate geschikt voor de handel met Europa en Amerika. Het is door de groei van de haven dat de hoofdstad niet langer Saint-Louis is, maar gewijzigd is naar Dakar. Het is echt een grote stad waar je ook heel wat moderne gebouwen ziet, dit zou te wijten zijn aan de Libanese invloed. We hebben een grote wandeling door Dakar gemaakt om de gebouwen van de minister, het paleis, de kathedraal, ... te bezichtigen. Vroeger mocht je van al deze gebouwen ook foto’s maken. Nu is dit jammer genoeg niet meer mogelijk als veiligheidsoverweging tegen het terrorisme. In het stadshuis vond er een huwelijk plaats, dus we zagen alle opgetutte zwarten in hun mooie auto’s arriveren. Wel leuk om eens te zien.
In de late namiddag begaven we ons naar de haven om de boot te nemen naar 'l'Île de Gorée', het slaveneiland. Dit eiland ligt op vier kilometer van Dakar en kan je enkel met een boot, ‘la chaloupe’, bereiken. Deze vaart dagelijks heen- en terug tussen zes uur en middernacht.
‘s Avonds gingen we er eten in een plaatselijk restaurantje. We aten er vis, die de vorige nacht gevangen was. De naam ontgaat me, maar het is een oranje-roze vis die ik ook al op de markt in Saint-Louis heb gezien en die echt wel super lekker is ๐. Na het eten hebben we nog een avondwandeling gemaakt. Onderweg stopten we op een pleintje waar een trouwfeest aan de gang was. Ik kan dit in één woord beschrijven: WAUW! Dit kan je je niet voorstellen als je er niet bij bent, ongelofelijk. De Senegalese vrouwen waren precies gek, zo dansen. Met de benen op en neer, schudden met hun poep, voeten in de lucht, ... precies of ze stonden op een hete plaat. Moesten wij zo dansen op een trouwfeest hebben we een week nodig om te bekomen van de spierpijn of hebben we het risico om onze voeten te breken. Écht te gek! ๐ En hun jurken waren eveneens betoverend, zoveel glitters en kleuren. Heel fijn om dit eens mee te maken.
Zondag kregen we na het ontbijt een rondleiding op het eiland van een plaatselijke gids. We maakten een wandeling langs alle plaatsjes op het eiland en zagen het slavenmonument, de tuin, het fort, het kasteel, de gendarmerie, de huizen van de huidige bevolking, de school voor de elite, de medische hulppost, ... We namen ook een kijkje in het ‘maison des enclaves’, het enige overgebleven slavenhuis. In dit huis werden de slaven gehouden, verhandeld en verscheept. Mannen, vrouwen en kinderen zaten allen in afzonderlijke, kleine kamers. De mannen moesten minstens 60 kilogram wegen. Indien ze minder wogen, werden ze eerst vetgemest. Er was een speciale uitgang rechtstreeks aan de oceaan om de slaven direct in- en uit de boot te laden.
We namen eveneens een kijkje bij twee mannen die schilderijen met zand maken. Eerst gaven ze een beetje uitleg over de verschillende soorten zand en waar ze je kan vinden. De meeste soorten had ik al gezien en kwamen me dan ook bekend voor ๐. Nadien kregen we een demonstratie. Eerst moet je dus een plankje nemen en er een tekening op maken met speciale lijm. Deze lijm is gemaakt van het sap van de stam van de baobab. Nadien strooide de man de verschillende soorten zand op het plankje naargelang van de gewenste kleur in de tekening. Vervolgens nog vijf minuutjes laten drogen in de zon en klaar is kees. Het was heel leuk om te zien en ik heb ook een klein schilderijtje van deze man gekocht.
In de geschiedenis waren er verschillende overheersers, namelijk Portugezen, Nederlanders, Engelsen en Fransen. Zo hebben de huizen er een mediterrane tint maar zijn er ook Arabische elementen aanwezig in de architectuur. Er leven christenen en moslims dus er is zowel een kerk als een moskee.
Tenslotte is het eiland in 1978 erkend door UNESCO omdat het zo’n invloed had op de trans-Atlantische slavenhandel.
Ohja, bijna vergeten. Ik heb dit weekend ook een beetje kennis gemaakt met de traditionele geneeskunde, namelijk ‘djassab’. We stopten onderweg om een pakketje van een tiental takjes van 15 cm te kopen. Dit zouden takjes van een speciale boom zijn die enkel in de brousse groeit en die je kan kopen voor 200 frank (€0,30). Je weet wel immers op voorhand nooit of het de juistste takjes zijn, want je kan dit niet zien, enkel proeven. Je moet de takjes dan in een fles met een beetje water doen en dan heen en weer schudden om de takjes te wassen. Nadien steek je deze takjes in een volle fles water en moet je van dit brouwsel voor elke maaltijd drinken zodat tegen het einde van de dag de fles leeg is. Dit ‘geneesmiddel’ zou goed zijn voor alles: rugpijn, diarree, hoofdpijn, verzwikte enkel, de vele suikers in de voeding, ... Onze gids, Babakar, drinkt het om de vele suikers in de voeding te ‘doden’, want dat is niet gezond. Ben wel benieuwd hoe goed dit kan helpen als je koffie drinkt met vijf klontjes suiker of melk met twee klontjes ๐.
Geschreven door Katrien.tripjeSenegal