Op 2 oktober heb ik de laatste etappe gewandeld; op 12 oktober kwam ik, na klooster en Trier, thuis in Zwolle. En sinds 25 oktober geef ik weer les. Veel mensen vragen hoe het nu is, sommigen geven zelfs aan de blog te hebben gemist. Hoe werkt zo’n pelgrimage verder in het dagelijks leven?
Het wandelen zelf heb ik (nog) niet gemist. Het was geweldig en heeft me enorm goed gedaan, maar een traject door Frankrijk op een zonnige dag in september is anders dan een kort ommetje op een koude winterdag. Tijdens een paar mooie wandelingen met Hanna op wandelschoenen merkte ik dat rugzak hoed en loopstokken helemaal verdwenen waren uit m’n routine, een herfstbos hier is óók heel mooi maar niet te vergelijken. Alles in het landschap lijkt hier áángelegd.
Vaker denk ik aan het andere léven tijdens m’n voettocht, met verbazing: at ik echt maar om de paar dagen een warme maaltijd? Wat deed ik op de momenten dat ik me eenzaam voelde? Wat dééd ik eigenlijk iedere avond? Wat dat betreft ben ik ouderwets teruggevallen in lekker willen eten, genieten van een glaasje en zelfs veel meer Netflix dan vroeger: Flikken Rotterdam en Downton Abbey samen met Hanna op de bank in plaats van de hele avond op de laptop “voor school” (en zo). De pijn in scheenbenen is weg, de afgevallen kilo’s zijn weer terug 😉. We zwemmen af en toe in het openluchtzwembad van Hasselt (blijft deze winter open), hebben het goed samen en accepteren wat meer verschillen; soms eten we bijvoorbeeld wel samen maar maken toch ieder iets anders klaar. Het weerzien met onze kinderen en ouders was fijn, juist elkaar een tijd niet zien kan ook weer ander contact mogelijk maken.
Het vaakst denk ik terug aan de open en diepgaande ontmoetingen met mensen. Ik heb een stapel Franse pocketuitgaven van de dagboeken en brieven van Etty Hillesum gekocht en stuur die als bedankje op met een brief over wat zij voor mij betekent (zie binnenkort apart blog). Tegelijk besef ik dat lang niet elke ontvanger op zo’n boek zit te wachten en dat men misschien liever zou hebben dat ik ze in het Frans over mezelf, zoals deze blog, zou schrijven. Dat confronteert me er weer mee dat ik ook mensen in Nederland wat ‘op afstand houd’. Ik kan het er niet bij hebben nu, terwijl ik wel erg genoten heb van de vele mensen die met me meegeleefd hebben en me daar dus wat schuldig over voel. Sterker nog, tijdens m’n voettocht had ik juist behoefte aan sociaal contact met veel mensen uit m’n leven (nu of voorgaande jaren) waar ik om de een of andere reden tijdens het wandelen intensief aan moest denken. Een appje heen en weer, een link naar m’n pindat was, althans voor mijzelf, een fijne manier om nu eens tíjd te hebben voor sociaal contact, want tijdens het schooljaar kan ik dat eigenlijk nauwelijks opbrengen. Maar de wederkerigheid, horen hoe het met de ander gaat, vergt een heel andere tijdsinvestering, en daar ligt nu wel een probleem. Ik denk nu vaak: wat was het toch luxe in Frankrijk, om een hele dag te wandelen, te mijmeren – en soms even te appen – vervolgens ’s avonds één hartelijke en openhartige ontmoeting te hebben, en daar de hele volgende dag weer wandelend over na te kunnen denken voor er, al dan niet, een volgende ontmoeting kwam. Ik schreef eerder dat ik geen mensen-mens ben, maar een kluizenaar ben ik ook niet, wel iemand die worstelt met de verhouding tussen rust voor zichzelf, werken met 1300 anderen om zich heen en behoefte aan échte ontmoetingen.
Op school hebben de eerste weken me veel gebracht. Het deed me goed te ervaren dat leerlingen lieten merken dat ze het fijn vonden dat ik terug ben, ook al waren ze zeer te spreken over de vervangers. Ook nieuwe klassen werken goed mee met mijn rare gewoontes (“kweenie” is het enige verboden antwoord, staan aan het begin van de les, random plaatsen op de plattegrond enz) en ik vind het juist wel leuk om voor religious education tweede klassen te hebben van vmbo, havo en atheneum waar ik zelf nog geen ervaring mee had. Ik vind het namelijk super om weer les te geven, ik kan dat goed (mag ook wel na 33 jaar investeren), doe het graag en geniet ervan deze voor mij belangrijke talenten weer te mogen inzetten. Zelfs besef ik nu dat pindatten toch ook een soort ‘bloed-kruipt-waar-het-niet-gaan-kan’ was. In de klassen die ik heb voor religious education heb ik ook wel wat verteld en laten zien over m’n reis; bij de bovenbouwklassen Grieks en Latijn heb ik dat expres nog bewaard voor ervaringen die naar aanleiding van iets in een les ter sprake zullen komen. En voor brieven van Seneca met gym5 Latijn heb ik mede gekozen om juist dat iets te laten gebeuren. Met diverse collega’s had ik heel mooie gesprekken, in feite zoals in Frankrijk, er onstaat al gauw een verdieping in wat het je gebracht heeft die ook anderen uitnodigt over henzelf te vertellen waardoor we a.h.w. samen een stukje ‘wandelen’. Nu wordt er bij het koffieautomaat vaak gevraagd “ben je alweer gewend?”. En gek genoeg confronteert dat me toch met een zekere dubbelheid. Weemoed, zeker, en anderzijds volop aan het nadenken over hoe ik mijn ervaringen naar werk en dagelijks leven kan vertalen.
Ondanks genieten van het lesgeven ben ik namelijk weemoedig. Het weer op zich helpt genoeg om niet ‘was ik nú nog maar onderweg’ te denken, het Italiaanse deel van m’n voettocht komt vast wel een keer als de tijd daar rijp voor is. Maar er is soms wel een “is dit àlles?” – gevoel. Niet dat ik niet veel meer zou kúnnen doen: mensen ontmoeten, achterstallige verplichtingen oppakken, boeken lezen enz. Maar eerder het besef: is dit alles wat ik voor elkaar kan krijgen binnen de tijd die ik niet nodig heb voor (1) ’mezelf’, (2) wat er zoal thuis moet gebeuren - en (3) werk? Alleen al het willen omkeren van die volgorde is een belangrijke verandering sinds mijn overspannenheid, vroeger was het 3-1-2. Maar ik ben nou eenmaal iemand die veel zíet, en heb dat tijdens de voettocht en blog nog verder ontwikkeld. Dus ook op school ‘zie’ ik veel en probeer daar iets anders mee om te gaan dan voorheen. Op de 2e dag mediteerde ik vóór school over Lucas 13,18-21, de gelijkenis van het koninkrijk der hemelen met een piepklein mosterdzaadje, dat uitgroeit tot een schaduwrijke boom waar vogelen nesten in zijn takken.
https://debijbel.nl/bijbel/NBV21/LUK.13/Lucas-13 Het was fijn daar uitgebreid in het Grieks, met al mijn kennis en boeken van de afgelopen jaren, op te kauwen. En ik voelde: als ik mijn innerlijke rust bewaar, kunnen er zaadjes geplant worden, dat heb ik ook onderweg mogen ervaren. Maar te vaak zie ik mezelf weer meekwetteren met die vogels boven in de boom, en daar ben ik juist níet in mijn element. Dus waren er allerlei voornemens……
“Niet meer e-mailen” is als voornemen tot mislukken gedoemd: door andere werkdagen, lesroosters, verschillende pauzes en werkplekken die ver uit elkaar liggen is “elkaar even opzoeken” vaak niet mogelijk. Maar ik probeer mezelf wel steeds af te vragen als ik ergens iets van vind: is dit iets praktisch en constructiefs of slechts een méning? Van mezelf ben ik niet praktisch, ben vaker (en liever) in de weer met m’n laptop dan met stofzuiger of gereedschap. Maar 50 dagen lang heb ik juist véél baat gehad bij praktische zaken voorrang geven. Iedere avond je rugzak alvast inpakken. Dingen z.v.m. op een vaste plek hebben. Op tijd denken aan zorgen voor eten en niet dóórlopen als je lichaam aangeeft dat het moe of hongerig is. Geen overbodige spullen meezeulen; kapotte dingen repareren of vervangen. Zelfs genieten van een fijn matje en tent, m’n vulpen, het zakmes dat ik als afscheidscadeau gekregen heb – en een opgeladen telefoon. Terug moeten lopen als je ergens hoed of stokken hebt vergeten – al is dat nauwelijks gebeurd, want er was weinig tijdsdruk en ik hoefde mijn aandacht veel minder te verdelen dan normaal.
Op school daarentegen is er voortdurend groot risico je lader, muis, headset, aanwijsstok enz. ergens te laten liggen als je van lokaal moet wisselen. Er is veel minder tijd, er staat altijd wel een klas of collega te wachten tot je eindelijk weg bent, en juist aan het eind of begin van de les komt die ene schuchtere leerling even iets zeggen. Ik probeer nu aan het eind van een lesdag alles voor de volgende dag op de juiste plek(ken) klaar te leggen, dan is er wel tijd en rust voor - als je geen vergadering hebt. Maar liefst had ik vóór elke les even wat tijd alleen in een lokaal om alle tafels, stoelen, naamkaartjes enz op zijn plek te hebben, en computer, beamer, smartboard, speakers aangesloten en opgestart vóór er een klas binnenkomt. Vaak is dit niet mogelijk, vrijdag heb ik niet alleen 6 lessen zonder tussenuur, maar zelfs 4 uur achtereen zonder pauze, donderdagmiddag ook trouwens. 200 minuten lesgeven, het kán wel, maar het wordt ‘productie’ – en 120 namen leren is zo ook onmogelijk: dit zijn toevallig 4 grote klassen die ik niet ken en maar één uur per week heb. Ik ben deze eerste weken dus eigenlijk volop aan het overleven, tevéél indrukken, tevéél interactie, werkomstandigheden die alles vragen van mijn praktisch organisatievermogen. Maar ik ben wel ietsje meer bereid een hele klas te laten wachten tot die ene ten onrechte absent gemelde leerling goed in magister staat. Niet dat de klas dat nou erg vindt, de ‘meetbare lesopbrengst’ wel, maar daarná moet je weer extra je best doen om de aandacht terug te krijgen, het haalt tempo en dynamiek en concentratie uit je les. Voor mijzelf is de uitdaging om de ontevredenheid daarover in mijn onderbuik uit te houden, als een steentje in je schoen dat met zekerheid blaren zal gaan veroorzaken als je er níet voor kiest het meteen te verwijderen.
Die vorm van ‘luisteren’ heb ik wel geleerd, en ik ben er elke dag talloze malen mee bezig. Ik neem m’n lichaam en zintuigen serieuzer dan vroeger en ben me vooral meer bewust van mijn emoties bij wat er gebeurt. Dat moet helpen om minder irritaties af te reageren op de eerste de beste “misstand” die me voor ogen komt. En dus alleen constructieve ideeën met anderen te delen (soms inderdaad desnoods maar per mail) maar zo terughoudend-als-mij-maar-lukt te zijn met schoolmeesterachtige negatieve kritiek, en vaker de splinter in het eigen oog te zien dan de balk elders.
Dat laatste is wel “een ding” wat betreft de actualiteit. Ik heb 50 dagen “het” nieuws helemáál niet gemist, integendeel er van genoten om niet met corona-ontwikkelingen te worden lastiggevallen. Alleen wat er toe dééd bij de ontmoetingen met de paar mensen die ik per dag had, inclusief de digitale contacten, daar verdiepte ik me in. En de route. Het weer. De openingstijden van de boulanger. Enz. Het macro-perspectief van de wereld kon me gestolen worden. Maar nu is er weer de krant. En linkedin. En vind ik weer van alles en nog wat, vooral van de financiering en “aansturing” van het onderwijs. Ik heb me wel voorgenomen niet meer in commissies te gaan enkel en alleen “om erger te voorkomen”. Het weer is soms mooi, soms dreigt er een onweersbui, maar heel váák heb ik die niet op m’n kop gekregen en ook dan was er niet veel aan te doen en droog je wel weer op. Het weer kun je het beste laten over-drijven, het heeft wel invloed op je stemming maar je hebt zelf een keuze in wat je binnenlaat en wat niet. Zie Etty Hillesum.
https://youtu.be/Ad7MjP7grCo Milder ben ik alleen in die zin geworden, dat wat ik als het onderliggende probleem beschouw veel dieper in de WestEuropese samenleving zit dan alleen het NL onderwijsbestel of de ene of andere scholenkoepel. Ik noem het “managerismo”: individuele managers die op een deelterrein efficiënt en goedbedoeld ‘hun’ doelen halen en dus schrappen in kosten op wat zij bijzaken vinden. (zie pindat 7 oktober) Ingenieursbureaus, advocatenkantoren en loodgietersbedrijven moeten dat vooral zo doen, die houden hun eigen professionals niet van het werk. Maar als de overheid haar verantwoordelijkheid op managers afschuift voor háár publieke taken, dan wordt belastinggeld niet goed besteed/aanbesteed/uitbesteed. Uiteindelijk is echte kwaliteit (lees niet: meetbare) en menselijkheid hiervan de dupe. Om nog maar te zwijgen over de aarde en de onderkant van de samenleving. En daarom kan ik het maar niet laten er over te piekeren en te schrijven. Bijvoorbeeld: het uitbesteden aan externe call centers van “bereikbaarheid”, waardoor allerlei signalen het management niet eens meer kúnnen bereiken; veel belastingggeld naar communicatie op topniveau (missie, visie, procesbegeleiding, coaches, consultants enz) maar uitvoerend personeel aan de basis (op stations, concierges, zorg, schoonmaak enz) krijgt niet genoeg tijd om te doen wat ze moeten doen – en met hen communiceren doen ‘hogeropgeleiden’ aanzienlijk minder graag dan met elkaar. (Wijselijk laat ik ‘de leraar’ buiten dit lijstje – ik ben immers geen uitvoerder maar oefen een hoogwaardig ambacht uit 😉).
Hélpt het nou om hierover te schrijven, in dit blog of op linkedin? Ik probeer mezelf ervan bewust te zijn dat dit net als alle ‘bubbels’ preken voor eigen parochie kan zijn – of, erger, het áfreageren van eigen emoties. Tegelijk is het een fenomeen waar burgers, belastingbetalers en kiezers invloed op zouden kunnen hebben als ze daar een goede vorm voor vinden. Ik ben nog op zoek naar die vorm, bijv. de vakbond (?)
https://www.trouw.nl/opinie/gezocht-een-minister-die-echt-voor-het-onderwijs-opkomt ~b34684db/
Maar vooral probeer ik tegelijkertijd in mijn eigen omgeving positief te letten op dingen die het verschil kunnen maken, zoals het oprapen van rommel in de gang. Het nádenken hierover, wat doe ik wel en wat doe ik niet met wat ik waarneem, voel/vind en wil, dat is nu de belangrijkste vrucht van de voettocht. Trouwens, de medepelgrims met wie ik de moeilijkste dag heb doorgemaakt (#38, 19 september) leiden een groep van de kerk “zien-oordelen-handelen” volgens de methodiek van Mgr. Cardijn, die ik ook in de diakenopleiding ter harte heb leren nemen. Zoiets staat voor me voor ogen.
https://www.josephcardijn.com/en/home Daarbij helpt het mij me in te beelden dat ik op een nieuwe school ben gaan werken: daar willen ze ook niet bij alles en nog wat horen hoe het x jaar geleden was, dat je het al eerder hebt meegemaakt of voorspeld of vergeefs uitgeprobeerd enz. Want in de tussentijd heb ik – veelbelovend – én een nieuwe teamleider gekregen, én een nieuwe directeur én een ander team. Het voelt (wat voorbarig?) alsof er aan 7 magere jaren een einde is gekomen. Zelfs de corona-maatregelen die in feite al dwingen tot hybride werken (sommige leerlingen in quarantaine moeten de les online vanuit huis meemaken, daar gáán we weer…) probeer ik constructief het hoofd te bieden. Daarbij helpt het dat er (nog) geen mondkapjes verplicht zijn, dus geen beslagen bril, en (nog) geen looprichtingen, dus verplaatsingen tussen lokalen zonder tijd zijn niet onmogelijker dan gewoonlijk. Maar het heeft ook veel te maken met het leven ‘nemen zoals het komt’.
En dát is iets wat je tijdens een voettocht wel kunt/moet leren, maar wat toch heel anders ‘werkt’ op je werk. Als ik nauwelijks tijd in een pauze overhoud, toch even een kopje koffie wil halen in de personeelskamer ver weg vóór ik weer 200 minuten non-stop moet lesgeven en langs leerlingen op de gang loop die iets doen wat niet de bedoeling is, dan zeggen ze later “van hem mócht het wél”. Met andere woorden, op je werk ben je medeverantwoordelijk voor wat er allemaal gebeurt, en dat is véél met >1000 pubers in een gebouw die door lockdown gedrag en tegenslag gevormd zijn.
Wat was het in Frankrijk heerlijk om onderweg alléén maar voorbijganger te zijn. Ik was dan wel volledig afhankelijk van anderen voor de meest basale dingen als eten, water, slapen, aanspraak, het koelen van een icepack of opladen van m’n telefoon. Maar al die mensen hebben me daarbij graag en van harte geholpen, soms ook echt laten merken dat zij genoten van míjn gezelschap en verhalen. Zelfs de paar ervaringen - slechts een handvol - dat ik niet welkom was had ik niet willen missen.
De voettocht is voorbij – het pelgrimeren gaat verder. Met vallen en opstaan, met mijn kwaliteiten en hebbelijkheden. Maar bovenal met grote dankbaarheid en intensiteit.
Geschreven door Michaelsvoettocht