In het hotel in Beijing spraken we mensen die we in het camp met de Ger-tenten al ontmoet hadden. Ze kwamen gelijk met ons aan, vlogen zaterdagnacht terug, kwamen zondagavond thuis en hij moest maandagmorgen weer werken. Het ging om de treinreis, zeiden ze. Ja, inderdaad, maar dat lijkt me een afgang, thuiskomen en weer direct je dagelijkse ritme oppakken alsof er niets gebeurd is.
Nee, dat ritme van de wielen op de rails kun je niet zomaar kwijt raken. En ik ben blij dat ik de reis van sec zeven dagen en zes nachten in de trein regelmatig heb onderbroken door de bezoeken aan steden, hoewel we normaliter niet van die stedenmensen zijn. En toch, elke keer is het weer spannend als we aankomen, de provodnik of provodnitsa onze kaarten en passen controleert (blij toe dat ik die thuis op tijd gevonden heb!) en we in mogen stappen. Een belevenis op zich.
Heel dat spoorgebeuren (ga naar het volgende verhaal als u dit niet interessant vindt). Zoals ik al vaker vermeldde is het opvallend hoeveel er ooit geïnvesteerd is in het spoorwegnet. Niet alleen het enorm lange traject met alle beveiligingen, er zijn - soms midden in de woestijn - stations met goederencomplexen waarvan je je afvraagt hoezo dat dáár ligt. En er rijden zoveel goederentreinen. De verbinding van Beijing met Moskou is begin deze eeuw pas ontstaan, daar is enorm veel in geïnvesteerd. Voordeel is wel dat we op de snelwegen (waar we nog een heel stuk op gereden hebben) nauwelijks vrachtverkeer ziet.
Dan is er de cultuur aan boord. Die ontstaat per wagon. In Rusland waren er veel Russen aan boord (dat verbaast u toch niks?), maar het was vaak niet mogelijk contact te maken. In het oosten werd het wat beter, dat schreef ik al. Dan waren er de gebruiken, de momenten van stilstaan en er even uit kunnen, de verkoopsters op het perron, de provodniks (-nitsas, u weet het onderhand al) die in de houding naast de deur stonden. En in de trein de samowars, op kolen gestookte heetwaterboilers. Daar stond ieder dan voor zijn of haar kopje thee of koffie. Terwijl we reden was het gangpad soms goed bevolkt en dan weer zat ieder in eigen coupe. En in de nacht hobbelde je door je bed heen. Op de cadans van de rails sliep je wel degelijk in, zij dat het vaak een korte nacht was.
Zo langzaam aan probeer je ook te begrijpen hoe het allemaal werkt, de stations, de overwegen, de seinen en het soms ook lange wachten. Er was één detail dat we in het begin totaal niet begrepen. Het begon in Rusland. We passeerden een overweg. Die was niet alleen met bomen gesloten, ook in het wegdek waren twee flappen omhoog gekomen zodat je niet door zou rijden. Maar bovendien stond daar de overwegwachter op zijn bordes en hield keurig een stokje met een geel maar wel opgerold vlaggetje omhoog. Later zagen we het ook op de perrons. En nog weer later in Mongolië was het nog absurder. Dan reden we door die eindeloze woestijnachtige omgeving en stond er langs het hek (het spoor was al die ruim 1100 km lang aan beide zijden afgezet met een hek. Om de trein te beschermen. Niet de dieren hoor) zomaar ineens een soort controleur. Motor even neergezet en stokje met opgerolde vlag in de hand. Hoezo? Waarom? Een teken dat de rest van het spoor veilig was of zo? Maar wat een raar systeem, terwijl het treinstelsel gewone moderne seinen kenden, die gewoon rood of groen of oranje lieten zien.
We vroegen ons af of dit in China ook zo zou zijn. Maar eerst 'even' de grens over. Ik schreef al over de grens van Rusland naar Mongolië. Ik vergat nog te zeggen hoe we daar gesommeerd werden om ons gordijntje van de cabine te sluiten. We mochten niet naar buiten kijken! Daar moest toen de trein behoorlijk gerangeerd worden. Met het gordijn dicht. Vreemde situatie, denk je dan. En ja, dan wil je stiekem kijken. En wat zie je: soldaten die staan te salueren! Eerbied voor de trein!! Voor deze trein. Gekker moet het niet worden.
In Mongolië/China duurde het bij elkaar ‘slechts’ zeven uur. Eerst natuurlijk de Mongolische kant. Daar verliep het soepel. Toen de Chinese. Gelijk werden we geconfronteerd met de Chinese discipline. Op het perron stonden de douaniers. In gelid. Ze werden geïnstrueerd en vervolgens marcheerden ze in een nog volmaakter gelid naar de trein toe, naar binnen, door het gangpad. Niet lachen. Per wagon bleef één douanier toezicht houden. Dat deed hij dan ook. Take your seat. Opstaan was niet toegestaan. Maar verder gebeurde er niets. Niet om de hoek kijken.
Vervolgens moesten we met alle bagage naar buiten. Toen we klaar stonden weer de cabine in. Half uur wachten. Daarna eruit en door de controle heen die eindeloos duurde en waarbij we weer (derde keer?) formulieren moesten invullen. Ondertussen werd de trein weggesleept. Er moesten namelijk andere wielen onder, vanwege een andere spoorbreedte in China. Dat was bekend. Dus hadden we tijd. De één zei tot 1u in de nacht, de ander tot 2u. Tijd voor een restaurant. Onze vrienden - zo mag je ze dan noemen - van het camp waren ook weer in deze trein, dus we brachten onze tijd gezellig door. En dan eindelijk mogen we er weer in en gaan slapen. En rijden. Om twee uur. Opnieuw een korte nacht dus.
Als we dan in de ochtend door China rijden zien we hoe het leven en landschap totaal veranderd is. Ieder stukje land wordt gebruikt en bewerkt, afval ligt overal neergesmeten en in de dorpen en steden wonen de mensen bovenop elkaar in armoedige behuizingen, waar alles rommelig lijkt.
De stations en stationscomplexen zijn weer imposant. En jawel hoor, hij staat er weer, de man met het stokje. Ook op de stations waar de trein gewoon voorbij rijdt. Keurig in het gelid. Maar nu wel in een degelijk glazen hokje. Om niet nat te worden. Hoe lang stond hij er al, voor de trein langs kwam? Maar in gedachten zien we hem ineens in het gelid springen als de trein nadert. Het stokje keurig omhoog. In zijn hokje. Tevreden, dat alles weer goed ging in dit digitale tijdperk.
(Ik dacht een goeie foto ervan te hebben maar dat is helaas niet zo)
Geschreven door Mari.ada.op.reis