We komen aan in Ulaanbaatar, hoofdstad van Mongolië, UB zoals ze het hier noemen. Na afgezet te zijn bij het hotel en eindelijk een overheerlijke douche bezoeken we de stad. Als ik u ooit een stedentrip moet aanraken dan zal het zeker niet UB worden. Eén grote chaos. rommelig, druk toeterend verkeer, vies, stoffig en vuil, gemoderniseerd qua gebouwen, uiterst gebrekkige gelegenheden voor voetgangers, met weliswaar hier en daar tempels en die typische boeddhistische bouwwerken, maar niet echt een stad om enkele dagen te verblijven. Eén lange overvolle vierbaansweg voert al het verkeer dwars door de stad zodat je acuut begrijpt waarom die Japanners met die monddoekjes lopen.
We bezoeken een groot boeddhistisch klooster met een tempel met een enorm boedha-beeld. Gebouwen er om heen kenmerken zich door dezelfde stijl. Schitterende bouwsels, maar omgeven door een rommelig geheel. Een stad die je een beetje in verwarring brengt. Je bent in een totaal andere cultuur, totaal andere gewoonten, maar je voelt je tegelijk er niet thuis. Het binnenland, met zijn totale afwezigheid van goede hygiene, was veel indrukwekkender. Geen stedentrip dus.
In het centrum bevindt zich een groot plein, waar uiteraard Chingiss Kahn de aandacht trekt, maar waar weer nauwelijks mogelijkheden zijn om ergens lekker te zitten en wat te drinken. Net als in Rusland is een terrasjescultuur onbekend. Om wat te drinken moeten we binnen gaan zitten. Een schitterend parlementsgebouw draagt ook bij aan een zekere sfeer.
De volgende morgen moeten we opnieuw zeer vroeg opstaan, om zes uur ontbijten (het meest primitieve van allemaal, in dit hostel voor reizigers onderweg) en op weg gaan naar het station. De trein staat er al, opnieuw een Chinese trein, maar dit keer een hypermoderne. Zo te zien beleeft deze zijn eerste rit, zo schoon ziet alles (t/m de wielstellen toe) er nog uit. We laten het eindeloze UB achter ons, nog enkele dorpjes en dan rijden we het steppe- en woestijngebied in. Nu maken we kennis met dat waar het grootste deel van Mongolië uit bestaat: verlaten gebied, bewoond door nomaden en af en toe een dorpje. Soms wat vee en dan weer eindeloos niets. Oppervlakkig gezien saai, maar dan wel om diep onder de indruk te komen.
Kilometer na kilometer, uur na uur, rijden we door een gebied dat leeg en dor is. Geelgrijze vlakten, af en toe een plukje groen, soms een struik, zeldzaam een boom. Meestal vlak, dan weer glooiend. Je houdt het niet voor mogelijk hoeveel dorheid er achter elkaar kan liggen. Hoe lang het maar door kan gaan. Maar als je bedenkt dat de Gobiwoestijn waartoe dit gebied behoort 1295 miljoen vierkante kilometer groot is, dan besef je ineens dat je nu zomaar dwars door dit gebied rijdt.
Tot aan de Chinese grens is het alleen al ruim acht uur door dit gebied rijden (zonder de stoptijd). Acht uur! Saai? Uitdagend en indrukwekkend saai, je blijft kijken. Vooral ook spotten. Van dieren. Uiteraard loopt her en der wel vee, hoewel je je dan afvraagt waar de boer woont. Maar verder lopen er heel wat wilde paarden. En antilopen. En wilde kamelen. Een afwisselend landschap dus. En zo uitgestrekt dat je er geen voorstellingsvermogen bij hebt. Het is de enige rit waarin ik geen enkele keer mijn e-reader tevoorschijn haalde. En al met al was het toch weer 29 uur treinen. Nou ja, de douane... zucht, zie volgend verhaal...meegerekend dan.
(Overige verhalen volgen morgen of zo)
Geschreven door Mari.ada.op.reis