Bij het binnenkomen in de hoofdstad van Mongolië valt ons de enorme rommelige omgeving op. Industrie, afval, een yurt of Ger-tent, alles door elkaar. Betonnen constructies à la communistisch Rusland. En enorm groot. De stad herbergt eenderde van alle inwoners van het land. Dit is nu net niet wat je je van Mongolië voorstelt.
Vermoeiend komen we aan, met veel vragen. Hoe ziet dit land eruit, hoe zijn de bewoners, hoe leven ze. We gaan het nu echt zien. Meer dan we zagen van het Russische volk toen we een aantal dagen in Listvyanka waren. Daar waren het immers de beter gesettelde toeristen en de rijen Chinezen.
Hier maken we de echte leefwereld deels mee, zoals we dat op onze eerste dag op de eh…tja, hoe noem je dat, een plek met een tiental Ger-tenten? Sommigen zeggen resort, maar daar is het te primitief voor.
We zijn er nog niet. Op het station hoort iemand te staan met een bordje met onze namen. Veel namen zie ik, maar niet de onze. Ophalers lopen ook heen-en-weer, weten niet wie in welke wagon zit. Op een gegeven moment lijken alle medereizigers al opgehaald, alleen wij nog niet. Langzaam begin ik al te wanhopen. Vertraging misschien? Het bureau bellen ? Tja, om 06.50 lijkt dat niet haalbaar. Maar eindelijk zie ik nog iemand wanhopig lopen met een papier en inderdaad: Marius en Adriana. Kennelijk was onze transfer-man verlaat, later horen we dat hij een invaller was. Enfin, we stappen in en rijden dwars door de stad weer naar het buitengebied. Als eerst valt me op dat de Mongoliërs (of zeg je Mongolen?) rustiger rijden dan in NL. En rood hooguit zien als een waarschuwing dat er ander verkeer kan komen.
We verlaten de stad, rijden steeds meer het binnenland in, rijden uiteindelijk het Terelj (spreek uit Terels) Nationale park in.
Waren in het begin van Mongolië de bergen kaal, stonden er nergens bomen, nu neemt het aantal bomen weer toe. We komen resorts tegen met Ger-tenten, hotels en ander vakantiegedoe. Hum, zal het hier zijn? Niet typisch Mongools dan. Maar de nietszeggende chauffeur (we verstaan en begrijpen hem toch niet) rijdt maar door. Af en toe een klank en een aanwijzing en uiteindelijk stoppen we voor een rivier. Ik krijg de telefoon in mijn handen gedrukt en krijg te horen dat de andere auto er over vijf of tien minuten zal zijn. Aan de andere kant.
Twintig minuten later verschijnt onze tweede auto met een zoon van de eigenaar. We stappen over en gaan op een doorwaadbare plaats dwars door de rivier. We hobbelen het landschap door, kruisen een tweede rivier (onze douche blijkt later) en komen vijf minuten later aan op de plaats van bestemming. Een grote vlakke steppe ligt voor ons. Vee graast er rond, de kale bergen om ons heen lijken ons te beschermen. Tegelijk houden ze de regen vast die op het station was begonnen te vallen. Dat valt dus even tegen die eerste dag. Hoewel de zon zich in de middag laat zien.
De Ger-tent is prachtig, uiteraard op toeristen gericht, maar primitief zoals het hoort. Geen voorzieningen, wel een haard waar je hout in kan stoken. Een accu om in de avond een lampje aan te doen en wat kaarsen. Bedden, een tafeltje, twee krukken, dat is alles. Een toiletruimte die de naam niet mag dragen. waar je met een gieter door moet spoelen, een klein fonteintje waarvan bak met dezelfde gieter gevuld wordt, als enige gelegenheid om handen te wassen, geen douche. Even afzien.
In een speciale ruimte om te eten ontmoeten we later nog anderen, een Amerikaanse van een eiland in de Pacific (Saipan) en een echtpaar uit NL. Met hen bouwen we een leuk contact op, doen de volgende dag in de stralende zon alles samen. Dat levert ook hele interessante gesprekken op.
Ook met het gezin van de eigenaar - die er zelf nog niet is - maken we kennis, ze helpen met alles wat mogelijk is, met de weinige mogelijkheden die ze hebben, een keuken die geen naam mag hebben, ze spelen basketbal mee aan het eind van de dag als de duisternis intreedt. De stilte valt, de duizenden sterren vertellen hun verhaal van de weer heldere hemel. We zijn alleen in de Gertent waar het kleine kacheltje raast om de invallende kou te verdrijven.
Geschreven door Mari.ada.op.reis