We starten de dag rustig, met een ontbijt van stokbrood met zoetigheden, langs de rivier bij een temperatuur die hoger is dan onze kamertemperatuur. Af en toe vliegen er vogels die qua vorm lijken op eksters en waarvan het zwarte verenkleed allerlei prachtige kleuren weerkaatst. Er zitten duifjes die niet saai koeren, maar een mooi melodietje zingen. Vandaag maakten we een uitstapje naar het slaveneiland Georgetown, in het Mandinka Janjanbureh. Vlak bij de haven bevindt zich een voormalig slavenhuis, waar 400 slaven verzameld werden, gekeurd en verkocht en naar Amerika verscheept. Het slavenhuis is opgericht in 1832 en heeft bestaan tot de afschaffing van de slavernij. Op het pleintje in het dorp staat een vrijheidsboom en af en toe werd er een slaaf aangewezen die uit het slavenhuis naar de boom mocht rennen en als hij de boom bereikte zonder afgeknald te worden of andere obstakels overwon, dan mocht hij vrij. Bevrijde slaven konden ervoor kiezen om terug te keren naar Janjanbureh. Vóór 1898 werden ze bestuurd door Engelse commissarissen, daarna werden de commissarissen Afrikaanse “misters”. Nadat we met de gids de slavenmonumenten hadden bezocht ging Guus schetsen en Kitty liep de hoofdstraat af. Daar zie je heel veel details van het dagelijks leven, zeker op een dagmarkt. De meest voorkomende producten zijn vis, tomaten, zoete aardappelen, knollen, cassave, aubergine, ui, eieren, alles per stuk verkocht, losse, zelfgemaakte zeep, losse waspoeder, crème van bamboe-olie, kleine kropjes sla, rijst, rauwe pinda’s. Het aanbod is zeker niet overdadig. Ze zijn hier niet scheutig met plastic zakjes. Het liefs hebben ze dat je die zelf meebrengt. Je ziet stevige, kleurrijke plastic boodschappentassen met een jaarkalender erop: de opvolger van de talrijke dunne plastic zakjes.
We staken over met een kleine boot. Daarvoor was de prijs “wat we er voor wilden geven”. De prijs voor de locals is vaak een andere dan die voor de toeristen. We kwamen de “normale” prijs voor de overtocht te weten, centenwerk, en bij de terugtocht rekende de eerlijke bootsman minder dan bij de heenreis. Ze spelen steeds met dit soort dingen, maar meestal op een luchtige manier. De Gambianen zijn heel vrolijk, vriendelijk, behulpzaam, gastvrij, natuurlijk eindigt een contact waar je op in gaat vaak in een zakelijke aangelegenheid. Veel mensen scharrelen zo de dagelijkse kost bij elkaar. Gambia is wel echt arm en onontwikkeld. Er zou zoveel meer uit kunnen komen. Redelijk wat stichtingen en organisaties zijn aanwezig voor allerlei doeleinden. Vanmiddag in het dorp op zoek naar koekjes, kwamen er natuurlijk weer dingen op je pad die niet te bedenken zijn. De meneer in het winkeltje lag te slapen, had niet de geschikte koekjes, dus nog even verder kijken, natuurlijk met veel kinderen om me heen en uit het onverstaanbare gebrabbel valt het woord “voetbal” op te maken. Hup naar de winkel die zij kennen. Even later buiten maakt een meneer duidelijk dat er ruzie van komt: één voetbal voor kinderen uit twee verschillende plaatsen. Voor het geld wat nog over was een bal erbij gekocht en iedereen was blij.
We waren opnieuw uitgenodigd om bij de familie te komen eten. Onderweg gingen we nog langs het tuinencomplex waar we gisteren ook waren. Tamara had zaden meegebracht, van groenten die zij niet kenden, zoals bloemkool, rode bieten.
Hopelijk weten ze na het oogsten hoe ze de groeten moeten klaarmaken.
Het bezoek bij de familie was zo indrukwekkend en uitgebreid dat het teveel wordt om dat vandaag nog te vertellen. Dat bewaren we tot morgen.
Geschreven door Guus.kitty