Donderdagochtend vertrokken we van een modderig terreintje in Peshkopi. Nog maar een paar honderd meter bij de camping vandaan komen we in de chaos van de stad, met niet alleen auto’s en busjes maar ook paard en wagen. Logisch als je weet dat de verharde weg 2 km verder ophoudt.
We rijden weer door de bergen, dus veel bochten.
Bij de Albanese grenscontrole een douanier, die een praatje wilde maken. Hij sprak echter alleen Italiaans (en wij niet). Een aantal meters verder de Macedonische grenspolitie, die weer paspoorten en autopapieren wil zien.
Toen we een aantal uur later Macedonië uitreden, werd er alleen gevraagd waar we vandaan kwamen en daarna werden we door gewuifd zonder controle. Dat deden de Albanezen wel weer.
We staan nu aan het Albanese deel van het meer van Ohrid.
Vrijdag gingen we op de fiets naar Pogradec, een stadje 20 km verderop. Er is zowaar langs de hele weg een redelijk nieuw fietspad.
In Albanië moeten we bijna alles cash betalen, dus de lekë (spreek uit lekka) vliegen de portemonnee uit. In Pogradec zijn banken. We vinden er ook een kaasboer met een groot assortiment en een supermarktje met een wat breder aanbod dan de doorsnee winkels hier. Met volle boodschappentassen rijden we dus terug.
Vandaag huurden we ligstoelen op het strandje aan het meer. Op zaterdag en zondag moeten ook campinggasten daarvoor betalen. Lekker liggen lezen, af en toe naar de camper om iets te eten of te drinken (of wat te klussen). Vanmiddag ook nog even gezwommen.
Morgen gaan we verder naar het zuiden. We zien wel waar we uitkomen.